Ik las de uitgave die de bibliotheken cadeau deden aan hun leden in het kader van de jaarlijkse actie Nederland leest. De titel was me zo bekend dat ik ervan overtuigd was dat ik de roman voor de tweede keer ging lezen. Het bewees weer eens dat je ook je eigen geheugen niet voor honderd procent kan vertrouwen. Vertrouwen, geloven, dat was een kernpunt dat me na lezing bijbleef. Ook in de roman is de verteller niet altijd betrouwbaar. Dat hoeft niets te zeggen van zijn intenties.
Hoofdpersoon in de roman is Henri Osewoudt, door zijn ogen beleven we het verhaal. We zien als lezer wat Osewoudt ziet, horen wat Osewoudt hoort. Ik herhaal de naam expres, want zo wordt hij door de hele roman genoemd. Het personale perspectief leerden we op school, het hij/zij-perspectief. De schrijver had ervoor kunnen kiezen om standaard ‘hij’ te gebruiken, of om zijn personage bij de voornaam te noemen, zo oud is hij niet. Hermans blijft bij Osewoudt. Wil hij zijn personage op afstand houden? Het merkwaardige is, dat ik mij als lezer toch nauw betrokken voelde bij de hoofdpersoon. Dit lijkt voor zover ik óver De donkere kamer las, de algemene ervaring te zijn.
De hoofdpersoon met wie we diens avonturen beleven, heet ook wel de held van het verhaal. Hier is het vooral de anti-held, het heeft hem in zijn leven nooit meegezeten. Het kan je al meezitten met je postuur, flink, mannelijk, natuurlijk overwicht – niets daarvan heeft onze Osewoudt gekregen, hij is klein, wordt om die reden voor militaire dienst afgekeurd, hij is baardloos, hoeft zich nooit te scheren en heeft een hoge stem. Niet de bagage waarmee het leven makkelijk wordt. De belangrijkste periode van de roman speelt zich af tussen het moment waarop Nederland betrokken raakt in de Tweede Wereldoorlog en enige tijd na de bevrijding. Daarvoor is Osewoudt na een aantal dramatische gebeurtenissen bij een oom en tante ondergebracht en slaapt vanaf ik denk ongeveer zijn twaalfde in het bed van zijn zeven jaar oudere nicht. Alles waarover zijn klasgenoten achter de hand praten, heeft hij al beleefd. Later trouwt hij met haar, en samen zetten ze de sigarenwinkel voort van zijn zieke moeder, die ze in huis nemen. In deze verstikkende situatie stapt enkele dagen na de Duitse inval, Dorbeck zijn winkel binnen en vraagt hem een paar films te laten ontwikkelen. In de etalage staat een bordje waarop deze dienst wordt aangeboden. Deze Dorbeck lijkt het positieve evenbeeld van Osewoudt. Hij is donker in plaats van blond, heeft baardgroei, een mannelijke stem, maar afgezien daarvan zou je de een met de ander kunnen verwisselen.
De eerste opdracht van Dorbeck is het ontwikkelen van een film, wat niet zo eenvoudig blijkt. De centrale die dit zou kunnen doen, blijkt gesloten. Osewoudt neemt zich voor het zelf te doen, schaft zich de materialen aan, gaat aan de slag, maar zonder resultaat. Er staat niets op de film. Hij besluit Dorbeck te tonen dat hij het er niet bij laat zitten en koopt een Leica kleinbeeldcamera. Daarmee maakt hij foto’s van alles wat hem militair interessant voorkomt. Het zijn zijn eerste stappen, niet veel later krijgt hij andere opdrachten, een pistool en verzetsopdrachten die je, als het even tegenzit, met de dood bekoopt. Zelf blijft hij in leven, maar vrijwel iedereen met wie hij in aanraking komt, wordt gearresteerd, op transport gesteld of direct geëxecuteerd.
Direct na de oorlog wordt zijn optreden in twijfel getrokken. Diegenen die foute Nederlanders in kampen sloten, zien in alles wat we door de ogen van Osewoudt meemaakten, iets heel anders, wat wit leek is volgens hen zwart. Dorbeck die alles zou kunnen ophelderen blijkt nergens te vinden. En zo blijf je als lezer in een gebied dat grijs is. Grijs dat naar wit neigt, grijs dat bijna zwart is? Is Osewoudt het slachtoffer van een heksenjacht, het slachtoffer van zijn eigen verbeelding, zijn onvermogen te zien wat zich werkelijk afspeelde?
Ik heb mij beperkt tot Osewoudt, maar tegelijkertijd laat de roman zien hoe je in een situatie, de verzetssituatie, kan belanden zonder er duidelijk voor te hebben gekozen. Het laat een aantal knullige acties zien waarmee het beeld van die dappere, doortastende verzetsmensen onderuit wordt gehaald, en het toont Nederlanders die verraad plegen. Soms uit blinde trouwheid aan het gezag, ook al is dat het gezag van de Duitse overheerser geworden. NSB’ers zijn er ook.
De eerste druk verscheen in 1958 en het beeld dat Hermans schetste schokte velen. Het was ook nog maar dertien jaar na de afloop van de oorlog. Intussen zijn we meer dan vijftig jaar verder, het zou kunnen dat de roman verouderd was; pfff… niet doorheen te komen! Niets is minder waar. Het kan je nog steeds nachtrust kosten omdat je door blijft lezen terwijl je allang had moeten slapen.