Archief | december, 2012

Corry Brokken, Wat mij betreft, memoires

21 dec

Corrie Brokken - Wat mij betreft 172x275Nu moet ik eerlijk zeggen dat ik niet speciaal op zoek was naar de autobiografieën van bekende Nederlanders. Het was weer eens het -misschien- juiste boek op de juiste plaats. Ik ben bezig met een serie Levensverhalen te begeleiden en het leek me interessant om een verhaal dat het tot boek had gebracht te bekijken. En om het geld hoef je het in het boekenmarktcircuit niet te laten.

In de cursus maken de deelnemers losse verhalen. Aan de hand daarvan is goed te zien uit welke valkuilen de auteurs weer moeten klauteren, of waar het juist heel goed gaat. Een bundel van die verhalen kan een mooi monument vormen, maar na deze vingeroefeningen kan een cursist ook besluiten een complete autobiografie te schrijven. Tegelijkertijd ken ik iemand die bezig is verhalen uit haar leven te schrijven in de vorm van een roman. De autobiografische ik is een zij geworden en de namen van de personages zijn verzonnen. Ook uit de club levensverhalenschrijvers kwam de vraag op of dat kon, over jezelf schrijven in de hij/zij-vorm. Antwoord: ja, natuurlijk.

Ik was de trotse bezitter geworden van de memoires van Corry Brokken. Zou ik na een tijdje moedig lezen het boek met een zucht terzijde leggen? Ik was wel benieuwd en juist het feit dat het niet geschreven was door een auteur die de sporen dik en breed had verdiend, maakte me nieuwsgierig. Het viel me erg mee, ik was gecharmeerd van de stijl.

Qua vorm heb je het voor een compleet levensverhaal makkelijk. Je begint bij wat je je uit je kindertijd kan herinneren, aangevuld met wat informatie die je van je ouders of een oudere broer of zus hebt, en vanuit dat punt ga je chronologisch door de tijd. Als je een roman schrijft, kan je je afvragen waar je wil beginnen, en of je de dingen van vóór je beginpunt in flashbacks zal gieten. Ook het perspectief spreekt voor zich. De dingen zijn jou overkomen, de wereld is misschien niet helemaal zoals jij het ziet, maar jouw wereld is wat jij ervan ziet. Corry Brokken volgt precies dit systeem. Daarbinnen kan je nog veel kanten op. Je kan besluiten om vooral de leuke dingen te beschrijven, de dingen die jou in een goed en misschien wel veel te roze daglicht plaatsen. Haar manier van kijken maakte het verhaal boeiend, ze is namelijk bijzonder openhartig. Soms dacht ik, dat had je beter anders kunnen aanpakken, soms beschrijft ze hoe ze dat zelf ook, achteraf gezien, dacht. De openhartigheid begint al met het verhaal van haar vader die in de Tweede Wereldoorlog lid was van de Nationaal Socialistische Beweging, en met vele anderen na de oorlog in een van de kampen terecht kwam. Lange tijd vond ‘Nederland’ het heel gewoon om familie en kinderen van ‘foute’ landgenoten te discrimineren en te pesten. Dat maakten de kinderen Brokken ook mee. Het werd beter nadat Corry op een keer zo getergd werd dat ze een kleine overmacht pesters een flink pak slaag uitdeelde. Door ervoor te kiezen ook het NSB-verhaal op te nemen, maakt de schrijfster duidelijk dat ze moeilijke kwesties niet uit de weg gaat. Die openheid houdt ze vol, en juist daardoor wordt het een bijzonder lezenswaardig boek dat een beeld geeft van een mens met alle sterke en zwakke kanten.

Tijdens een cursusavond vertelde ik dat ik de memoires van Corry Brokken aan het lezen was. Sommige cursisten vroegen zich af, waarom? Is dat niet een zangeres van heel vroeger, een beetje tuttig, en zo? Ja, vast wel, in de vijftiger jaren (Brokken won het Songfestival van 1957) was iedereen dat, en inderdaad, ze is nooit met de hippy-stroom meegegaan. Des te aardiger, voor mij althans omdat ik me veel bezighoud met gewone Nederlanders die schrijven, om te zien hoe deze Brabantse met twee voeten op de grond, haar levensverhaal zou schrijven. Omdat ik de roddelmedia niet volg, was mij ook het wel en wee van Corry Brokken onbekend. Zou ik dan nu plotseling nieuwsgierig worden? Niet naar de feiten als zodanig. Of BN’er X een verhouding heeft met A of met B zal mij niet uit de slaap houden. Net als in een roman kan je met de hoofdpersoon meeleven als je wordt meegesleept in het emotionele leven van het personage. Met andere woorden, het wat iemand doet is minder interessant dan waarom hij of zij dat doet en hoe die persoon de dingen ervaart. Op dat punt, het belangrijkste punt dus, slaagt de auteur. Zo zelfs dat ik me begon af te vragen of zij alles zelf had geschreven. De uitgever kan er best een redacteur aan zetten om van een broddelwerkje een voor publicatie geschikt verhaal te maken. Misschien had ze als rechter met het schrijven van vonnissen schrijfervaring opgedaan? In een nawoord geeft ze het antwoord zelf. Perfectioniste als ze altijd was, wilde ze ook met dit boek geen half werk afleveren. Ze ging daarom naar de Schrijversschool in Amsterdam, nam tips en aanwijzingen ter harte, en schreef haar eigen verhaal.

In scenisch geschreven gedeelten is de ik, de Corry van dat moment, maar op andere momenten is de ik de schrijfster van nu, dat wil zeggen van toen ze het boek schreef, anno 1999-2000. Met die latere kennis weet ze meer, kan ze dingen schrijven als ‘dat het niet zou duren, wist ik toen nog niet.’ Daarmee geef je een kleine vooruitwijzing die de lezer nieuwsgierig maakt. Brokken maakt van die mogelijkheden een goed gebruik.

Het boek bevat 262 pagina’s. Wie weet hadden het er 524 kunnen worden. Dat is een kwestie van voortdurend kiezen tussen hoofdzaken en bijzaken. Een persoonlijke keuze, waarvan ik alleen kan constateren dat ik me nergens door onbelangrijke prietpraat hoefde te worstelen.

Over de feiten heb ik niet veel gezegd. Hoeft ook niet; je kunt ze op internet vinden. Wat je daar niet kan vinden is hoe de hoofdpersoon van al die gebeurtenissen haar leven heeft ervaren. Juist dat maakt de autobiografie interessant.

Advertentie

Gertrud Leutenegger, Pomona

17 dec

Gertrud Leutenegger_Pomona-172x277Het was een te mooi boek om te laten liggen, zeker voor de prijs van een of twee euro’s. Gebonden in een rood linnen band met een stofomslag vol dieprode appels. Het boek kon zo uit de winkel komen. Ik heb het over Gertrud Leutenegger, Pomona, een roman die in 2004 verscheen bij Suhrkamp te Frankfurt/M.
Zoals vaker bij Duitse boeken die hier op de boekenmarkt terecht komen, gold het ook hier een auteur die ik weliswaar niet kende, maar die wel de moeite waard bleek. Zelf lezen bewees het en het onvolprezen internet zoeksysteem.

Door zijn vorm was het niet direct een gemakkelijk te lezen boek. Dat ik het over een wat langere periode in kleine gedeelten las, hielp ook niet. Het verhaal wordt verteld door een ik, die in de eerste regels in een leeg huis binnen komt. Een huis waarin ze vroeger heeft gewoond, met haar moeder, later ook met dochter en echtgenoot. Van die dochter vindt ze een kleine notitie die te maken had met een winkeltje dat de dochter in een van de kamers speelde. Via de ik-verteller toont Leutenegger herinneringen. Voor zover de dochter betrokken is, deelt de ik die herinneringen met de afwezige dochter. Zo ontstaat een eenzijdig gesprek: de ik die een jij aanspreekt. Het is een interessant perspectief. De lezer is een meelezer, die voelt dat het boek niet voor hem of voor haar is geschreven, maar voor de dochter, de jij.
Toch is dit maar een deel van het verhaal. De herinneringen gaan ook terug naar de moeder van de hoofdpersoon. Voor die moeder, en ook voor de hoofdpersoon zijn appels heel belangrijk. Klara uit het dorp levert een paar keer per jaar een partij in veilingkisten, die de moeder op rekken in de kelder bewaart. Op die rekken komen eerst kranten. Voor de ik is het belangrijk hoe die pagina’s zijn: een pagina met veel zwart, draait ze om, en het idee dat de appels op een rouwadvertentie liggen vindt ze onverdraaglijk. Er komen veel soorten appels voor, maar de Berner Rose is wel de belangrijkste, en dat zal ongetwijfeld de dieprode appel zijn van de stofomslag.

Het huis staat in een dorp in Tessin, het zuidelijkste deel van Zwitserland. Bij heldere dagen is de Italiaanse provincie Lombardije te zien. Door verschillende beelden van het dorp, de nauwe straten, de spelende kinderen, het balkon van de buurvrouw, krijg je een idee, een gevoel van het dorp, zeker geen fotografisch beeld. De ik is getrouwd met een architect die weinig succes heeft in zijn vak. De hardheid die nodig is om opdrachten binnen te slepen mist hij. Zijn drankgebruik is, zacht uitgedrukt, een handicap, en het feit dat hij zich meer en meer terugtrekt en ten slotte vooral bezig is met een studie van het heelal. Hij heeft een telescoop, en is intensief en vergeefs bezig daarvoor de ideale opstelling te vinden.
Afwisselend krijgt de lezer herinneringen waarvoor de dochter nog te jong is, en herinneringen waarin de ik haar herinneringen deelt met de dochter, …weet je nog, je verstopte je… De dood speelt meerdere malen een rol. De moeder sterft, en later, of eerder, dat werd mij niet helemaal duidelijk, ook Klara, die altijd met de tractor appels kwam brengen. Omdat herinneringen niet in strikt chronologische volgorde tevoorschijn komen, vond ik het niet storend dat ik twijfels hield over wat eerst kwam en wat daarna. Uiteindelijk zou het nog aan mijn manier van lezen kunnen liggen.
Leidend motief in het verhaal zijn de appels. De moeder heeft met Klara regelmatig gesprekken over de kwaliteiten van de ene soort ten opzichte van de andere. Welke kan je beter bewaren, welke hebben een risico van buikrot, maar ook geuren, smaak en knapperigheid zijn gespreksthema. De ik herinnert zich die gesprekken uit de tijd dat zij zelf kind was. Zo ontstaan delen waarin de ik kind is ten opzichte van háár moeder, en gedeelten waarin zij moeder is en de jij haar kind is. Sterk is dat appels voor meerdere metaforen kunnen staan.

De verhouding met de echtgenoot wordt minder en minder. Het is geen hond en kat geschiedenis, daarvoor zou de man actief moeten worden, maar wat er aan liefde was, wordt uitgehold door zijn psychische en allengs meer fysieke afwezigheid. Uiteindelijk houdt de vrouw het niet meer uit en op een zomerse dag laadt ze alles in en vertrekt naar Italië.

Erskine Caldwell, Gretta

2 dec

Erskine Caldwell_Gretta 1e 3 pags

Erskine Caldwell_Gretta-72dpi-172x289De eerste pagina’s uit dit boek heb ik gekopieerd en in een pdf (KLIK OP DE LINK HIERBOVEN) opgenomen omdat ze zo mooi in tegenspraak zijn met wat Henry Miller zegt over het schrijven. Die tekst geef ik hieronder weer. Als je daarna leest hoe Caldwell begint, kom je tot interessante ontdekkingen. Over Caldwell nog dit: hij was een bestseller schrijver die intussen niet vaak meer wordt genoemd. Er zijn in de loop van de tijd wel zeker zo’n veertig miljoen boeken van hem verkocht. Ik kocht het pocketbook eerlijk gezegd vooral omdat de layout zo’n typisch stukje Amerikaanse vormgeving is uit de vijftiger/zestiger jaren. Daarna bladerde ik er even in. Zo gaan die dingen.

Henry Millers schrijftips en de onbetrouwbare verteller

1) Begin nooit een boek met het weer.
2) Vermijd de proloog (korte beschrijving van de gebeurtenissen die aan het verhaal vooraf gingen [KS]).
3) Gebruik nooit een ander ww. dan zeggen – “zei” om dialoog aan te geven.
4) Gebruik geen bijvoeglijke naamwoorden om het ‘zei” te kleuren.
5) Rustig aan met uitroeptekens!
6) Gebruik nooit de woorden “plotseling” of “De hel brak los”.
7) Wees spaarzaam met dialect.
8) Vermijd gedetailleerde persoonsbeschrijvingen.
9) Dit geldt ook voor plaatsen en dingen.
10) Laat de tekst weg die de lezer geneigd is om over te slaan.

Het prettige of irritante, dat ligt misschien wel aan je eigen aard, is de absoluutheid van zo’n lijstje uitspraken. Je zou er een elfde punt aan toe kunnen voegen: Geloof nooit in de absoluutheid van aanwijzingen. De reden daarvan is dat in de kunst, en het schrijven van verhalen is een vorm van kunst, niets absoluut is. Dat neemt niet weg dat ook het lijstje van Henry Miller nuttige waarheden bevat. Voor alles is het zaak achter elk punt de vraag te stellen: “Is dat zo?”
In andere lijstjes die juist aangeven wat je wél moet doen, kan je vinden dat je de lezer met je eerste zinnen in het verhaal moet trekken (om hem of haar vervolgens niet meer los te laten). Dat komt wel overeen met Millers verbod om met het weer te beginnen. Over het weer ben ik het dus wel eens. Interessant is het om stil te staan bij het gebod om bij dialogen alleen het werkwoord zeggen te gebruiken. Vragen zal ook wel mogen, denk ik. Welke andere mogelijkheden zijn er, en waarom zou dat minder geschikt zijn? Goed om bij stil te staan.In De donkere kamer van Damokles hebben we te maken met een personaal perspectief, we zien alle gebeurtenissen vanuit Osewoudt. Of hij de dingen wel goed ziet is de vraag die lezers al heel lang bezighoudt. Deze week hebben scholieren een rechtszaak gespeeld om vast te stellen of Osewoudt “goed” of ‘fout” was. Zoals het hoort in een rechtszaak, met aanklagers, verdedigers en rechters. De laatsten waren professionals. Heel veel in deze roman stemt tot nadenken, over één ding bestaat overeenstemming: er is sprake van een onbetrouwbare verteller. Dat onbetrouwbare hoeft niet het gevolg te zijn van een kwalijk karakter, daarbij sluit onbetrouwbaar niet uit dat de verteller het toch allemaal juist gezien had.

Ik moest er nog even aan denken toen ik een stukje las door de psychologe Yvette van de Pas. Een cliënte maakte op een feestje mee dat een vriendin haar op dat feestje vanaf een afstand kritisch bekeek, zich omdraaide en verder ging met een geanimeerd gesprek met een andere feestganger. In de loop van de week erna windt ze zich enorm op over die vriendin. Zou het anders kunnen zijn, vraagt haar therapeute. De boze cliënte kan het zich niet indenken. Ze kan zich er ook niet toe zetten om die vriendin te bellen om te vragen wat er op dat feestje aan de hand was. Hoe meer ze het uitstelt, hoe bozer ze wordt. Tot die vriendin zelf belt: tijdje niks van je gehoord, zullen we wat afspreken? In dat gesprek blijkt dat die vriendin haar niet had gezien en dat ze überhaupt weinig van de omgeving had gezien, omdat ze nerveus was over de toespraak die ze kort daarop voor de jubilaris moest houden.
Afgezien van de psychologische kant van dit verhaal, zie je maar weer hoe de interpretaties van het personage waar vanuit wordt verteld, bepaald niet De Gouden Waarheid hoeven te zijn.