Archief | februari, 2013

John Irving, De redding van Piggy Sneed (Verhalen)

17 feb

John Irving_De redding van Piggy Sneed-190x305Over een goed verhaal kun je bijna evenveel vertellen als over een roman. Dat dit niet helemaal waar is, weet ik wel, maar over de personages, thema’s en achtergronden valt per verhaal veel meer te zeggen dan de tien procent die een verhaal uitmaakt van een roman. Ik telde snel: de bundel is 258 pagina’s groot en bevat tien verhalen.
Wat opvalt is de verscheidenheid in de bundel. Het titelverhaal begint met de mededeling dat het om een persoonlijke herinnering gaat. ‘Maar wilt u wel bedenken dat alle herinneringen (bij elke schrijver met een rijke verbeelding) onbetrouwbaar zijn.’
Daarna volgt een verhaal over hoe hij en de andere kinderen van zijn straat, de geestelijk gehandicapte vuilnisman in de maling namen. De man haalde bio-afval op voor zijn varkens, hij was nauwelijks in staat om te praten en maakte meest knorrende geluiden. De kinderen noemden hem Piggy Sneed. Later, de ik-figuur uit het verhaal is inmiddels opgegroeid in diezelfde buurt en is lid van de vrijwillige brandweer, verzint deze verschillende scenario’s die Piggy zouden kunnen redden uit een grote brand die zijn huis en varkensstal verwoest. Fantasieën van de schrijver in spe. Het is zijn grootmoeder, wijs en met de goede omgangsvormen die alleen van binnenuit komen, die hem uiteindelijk een spiegel voorhoudt.

In het tweede verhaal een andere sfeer, een totaal andere vertelling. Ik ga niet de korte inhoud geven van tien verhalen, zelfs niet van drie of vier. De korte inhoud doet nooit recht aan een verhaal; het gaat immers ook om de toon, de woorden en de indrukken die je als lezer opdoet. Om te laten zien hoe anders dit verhaal is: na het ik-verhaal waarin de verteller zijn schrijverstalent ontdekt, nu een verhaal over de uroloog George en zijn vrouw, de architecte Kit. Het verhaal is langer, een goede veertig pagina’s en er gebeurt dan ook meer. Het echtpaar heeft een huis gekocht van de oude, van oorsprong Oostenrijkse Kessler. Deze waarschuwt dat George met zijn buurman nog wel de nodige last zal krijgen. De buurman wil dolgraag de grote notenboom uit de tuin weg hebben. Kessler bezweert George en Kit niet toe te geven om de notenboom neder te halen. (Sporen Duits-Oostenrijks is Kessler nooit kwijtgeraakt.) Dit is één verhaallijn. In een andere zien we hoe Kit, ruimte in huis schept door de ene na de andere muur weg te breken. En we zien de uroloog aan het werk. Hij krijgt een student die aan een druiper lijdt. Als hij de jongen zegt de namen van zijn seksuele contacten te noemen, haalt de onwillige student een rotstreek uit naar een meisje dat hij niet heeft kunnen krijgen. Een timide meisje, dat echter op een hilarische en doeltreffende manier wraak neemt. Met de buurman en de notenboom is George bepaald nog niet klaar en leven in de door Kit geschapen ruimte vereist de nodige aanpassingen door George. Al met al heel wat ontwikkelingen die zo beschreven zijn dat je als lezer regelmatig zachtjes zit te lachen. De verschillende personages komen allemaal tot leven, de een zal je meer mogen dan de ander, maar allemaal zijn ze met mededogen neergezet.
In het volgende verhaal toont Irving zich van weer een andere kant. De hoofdpersoon heet hier De bestuurder. Hij blijkt een nauwgezette man uit Vermont die als hij reisde notities bijhield: het benzineverbruik, tolheffingen en de reistijd. Hij houdt de olie op peil en de voorruit schoon en heeft een eigen bandenspanningsmeter op zak. Rond middernacht is hij vanuit Vermont vertrokken in de Volvo.
‘De Volvo waardeerde de zorg van de bestuurder; de U.S.9 dwars door Vermont, van Brattleboro naar Bennington, was een zorgeloze rit. Toen de grens met de staat New York zich aankondigde, zei de bestuurder: “Het gaat goed.” De Volvo geloofde hem.’
De vorm is hier vanaf de eerste pagina anders. Geen met name genoemd personage, een Volvo met een ziel, en een tocht die volgens de titel naar Iowa moet voeren. Gaandeweg wordt duidelijker waarom de man onderweg is en al lezende begin je te vermoeden dat deze tocht niet zal brengen wat de bestuurder ervan gehoopt had. Hoewel we maar weinig te weten komen van het naamloze personage, leef je toch mee met de tragische held van dit verhaal. Wat ik het leuke vind van deze verhalen, en van korte verhalen in het algemeen, is -ik verplaats me in de positie van de schrijver- dat je niet een paar jaar bezig bent met een roman, om dan jezelf opnieuw te moeten uitvinden voor de volgende roman. Na een verhaal van tien tot vijftig pagina’s kan je iets totaal anders gaan schrijven. Het houdt je eigen geest en die van de lezer heerlijk levendig. Natuurlijk kan je al je verhalen in een zelfde stijl schrijven, sommige schrijvers doen dat ook, maar John Irving is een van die rasvertellers die moeiteloos van toon en aanpak wisselen. Hij vindt daarbij precies de stijl die naadloos aansluit bij het verhaal. Eerst was er het verhaal en die geschiedenis vroeg om een bepaalde verteltrant. Zo voelt het aan.

Advertentie

Peter Verhelst, Zwellend fruit

6 feb

Peter Verhelst_Zwellend fruit-190x302In romans zijn we gewend een doorlopend verhaal te krijgen. Goed, er mogen allerlei vormen zijn, het verhaal kan in een chaotische volgorde worden verteld, maar toch, we stellen ons er op in om uit dat alles een logica te halen.

In de roman Zwellend fruit kun je als lezer die gedachte het best maar laten varen. Er gebeurt wel iets, je kunt een verhaallijn ontdekken, maar veel blijft open, onbegrijpelijk zo je wilt. Als je daarover gaat piekeren doe je jezelf tekort. Vanaf de eerste regels krijg je te maken met een poëtisch, bijna mythisch proza. Geef je daaraan over, laat je meedrijven en deinen op de woorden en je geniet. Wat je wel meekrijgt van het verhaal, en dat is ook heel wat, is meegenomen. De roman begint met een paar korte hoofdstukken onder de noemer L.S., lectori salutem. Daarna volgt het middendeel, de kern van het verhaal, 23 hoofdstukken onder de kop De sprookjes. Dit geeft al weer dat we geen realistische geschiedenis moeten verwachten. De namen van de personages nemen wat dat aangaat iedere twijfel weg. Het eerste hoofdstuk gaat over Klytaemnestra. Wie de weg kent in de Griekse mythen weet dat dit de vrouw was van Agamemnon. En inderdaad, de jonge Klytaemnestra ontmoet al gauw haar Agamemnon. Maar, voor het geval je de geschiedenissen kent, of nog even nazoekt, deze twee lijken niet op de personages die ten tijde van de Trojaanse oorlog geleefd zouden hebben. De tijd is vaag, Verhelsts verhaal kan zich in vele tijden hebben afgespeeld. Over Troje geen woord en personages die in de mythe een belangrijke rol spelen, komen we hier niet tegen. Misschien geven de namen wel aan dat het verhaal van alle tijden kan zijn. Uit de sprookjesachtige verhouding en het huwelijk komen kinderen. Eerst een dochter, Iphigenia, en later een zoon, Orestes. Wat namen aangaat zijn we weer terug bij de Griekse overlevering; ook daar kinderen met dezelfde namen. Alleen zou Orestes de oudste zijn, en waar later nog de dochters Elektra en Chrysothemis worden geboren, houdt Verhelst het op Elektra als laatste. Ik noem de verschillen om aan te geven dat het geen zin heeft om in deze roman een rechtstreekse relatie met de Griekse mythe te zoeken. In een enkele korte zin zie je tijdsaanduidingen van veel later: “Alleen het rechteroog van Agamemnon lichtte op als de gloeiende kegel van een sigaret.” Ik laat om het sprookjesachtige nog een paar zinnen volgen uit een hoofdstuk over Klytaemnestra: “Ze stak haar hand in zichzelf en woelde rond, op zoek naar de wortel van het onbehagen. Het enige wat ze voelde, was een droom. Ze greep de droom en rukte die uit, hield die in de lucht en kneep die als een spons leeg. Tientallen kleine dromen stroomden over haar arm. Sommige vielen in het water en zonken als munten naar de diepte.”
En een uitbundige zin: “Soms is de zon zo rijk en de regen zo gul dat een ochtend in april lijkt op een sneeuwstorm in december, zo hevig staan de bomen in bloei.”

Ook al is er niet een verhaallijn die je in een korte samenvatting kan weergeven, toch is er een onderwerp. De magie van liefde, van een gezin, kinderen, noodlot. Verhelst heeft een heel eigen aanpak, zijn weg loopt niet langs verstandelijke lijnen – die lijkt hij juist te willen mijden.

Deze roman is een roman voor de liefhebber van taal, voor degene die zichzelf kan loslaten om te genieten van zinnen die soms zinnelijk worden. En voor wie zich waagt aan het zelf schrijven van verhalen is het een uitdaging om je los te maken van het alledaagse, om te durven overdrijven. En wie toch al soms de neiging heeft om huisgenoten of vrienden voor te lezen, die zal moeite hebben die neiging te bedwingen. Maar waarom zou je? Is elkaar voorlezen ook niet erg leuk?

Oscar van den Boogaard, Het verticale strand

3 feb

Oscar van den Boogaard_Het verticale strand-191x300De flaptekst over deze roman uit 2005, maakte mij behoorlijk enthousiast. Ook de beroemde foto van Van der Elsken op de stofomslag is uitnodigend.

In een cursief stukje vóór het eerste hoofdstuk, vraagt de verteller zich af of hij hier of daar zal beginnen. Hij somt een stuk of vijf situaties op waarmee hij zou kunnen beginnen en geeft daarmee al evenveel gebeurtenissen weg. Hij licht een tipjes van de sluiers, zegt de verteller. Je kunt je afvragen of je als lezer al vijf belangrijke elementen wil kennen uit een verhaal dat nog moet beginnen.
In het eerste hoofdstuk kiest de verteller voor een kennismaking met Lucy die op de drempel van haar 85e verjaardag staat. Ze bewoont een groot, door blauwe regen overwoekerd huis dat langzaam aan het vervallen is. Vanuit dat huis heeft ze uitzicht op het Wilhelminapark waar ze door een verrekijker kan zien hoe een jong meisje zich onder haar korte rokje laat verkennen. Ze is intussen wel wat gewend, de oude dame, ze ziet van tijd tot tijd soft porno op de commerciële zenders.
Lucy is de eerste van een stoet personages. Haar echtgenoot is jaren geleden overleden, al gauw valt een hint dat ook haar dochter gestorven is. Voordat we echter horen hoe dat zit, maken we kennis met die dochter, Gloria en twee vriendinnen, stiefzussen, die aan de overkant van het park wonen met moeder Inga en Ernst. Het is de dochter Brenda en een joods meisje dat in het gezin is opgenomen, Zoe. Lucy heeft ook een zoon, Olaf, die in de tijd van de eerste maanlanding studeert, vaak thuis is en die een klein autootje heeft. Op de dag na de landing neemt Gloria Olafs autootje, haalt haar vriendinnen op, waarna het drietal kortgerokt naar Parijs gaat. Gloria initiatiefneemster, Brenda meeloopster en Zoe contre coeur.
Eenmaal in Parijs lopen ze als een stoer zesbenig wezen over de boulevards, zoals op de foto van Ed van der Elsken. Ze worden meer dan zat en belanden op de kamer van een of meer Franse mannen, het aantal ontgaat ze op dat moment. De enige die nuchter blijft is Zoe. Zij is ook de enige die bij terugkomst in Nederland niet zwanger zal blijken. Het 24-uurs uitstapje naar Parijs is een van de stukken waar vaart in zit, iets wat je van de roman in zijn geheel niet kan zeggen.
Na een flinke tijdsprong maken we kennis met het nageslacht: Gloria heeft Ricky gebaard, Brenda een tweeling: Samantha en Solange. Ook hier een drietal met een wilde meid, Samantha, een bedachtzame, Solange en een er tussenin, Ricky die zich als kunstenares specialiseert in het schilderen van discobollen met al hun spiegeltjes. Bij deze drie duiken verschillende mannen op. We volgen ze op een gegeven moment naar Los Angelos. Samantha heeft een kind, Sam.
De gebeurtenissen worden min of meer door elkaar verteld en vanuit een voortdurend wisselend perspectief. Als je bij wilt houden hoe het verhaal in elkaar steekt en wie wie is, moet je wel aantekeningen maken. Het zou misschien de moeite waard zijn, als je door de gebeurtenissen en de karakters bijzonder getroffen zou zijn. Dat is niet zo. Allengs bekruipt je de gedachte, mij verging het althans zo, waarom moet ik dit lezen?
Er gebeurt nog wel wat: Tijdens een dansfeestje op het dak van een Amerikaanse flat, valt Samantha naar beneden, wat haar dood betekent. Bij alle voorzorgen die Amerikanen nemen om van claims gevrijwaard te blijven, is het niet erg geloofwaardig dat je na een lichte aanraking van een flat valt. Gloria krijgt tegen het eind van het verhaal kanker en overlijdt ook. Over de rol van de mannen heb ik het maar niet; het verhaal gaat toch al ten onder aan de vele personages.
Wat overblijft voor de lezer die zelf ook schrijft is dit: hou het in godsnaam simpel. Bedenk wat je wil zeggen en bedenk dan hoeveel personages je daar voor nodig hebt. Als het met één perspectief kan, doe dat dan. Als je twee, drie of voor mijn part vier perspectieven wilt gebruiken, goed, als dat nodig is, doe het dan. Hou wel in de gaten dat de lezer je kan blijven volgen en dat de personages interessant genoeg zijn om in ze geïnteresseerd te blijven. Blijf als je van perspectief wisselt, toch lang genoeg in het hoofd zitten van dat personage, om er een binding mee aan te kunnen gaan. Ik zeg niet dat de aanpak van Van den Boogaard niet kan, in de literatuur is alles geoorloofd. In dit geval zijn risico’s genomen en tot mijn spijt heeft het niet goed uitgepakt.