In de eerste regels van Memento mori wordt Dame Lettie voor de achtste maal gebeld door iemand die anoniem blijft en steeds die ene zin uitspreekt: Denk erom dat u moet sterven. Ze belt een gepensioneerde politieman en haar broer Godfrey. De laatste haalt haar op zodat ze bij hem en zijn vrouw Charmian tot rust kan komen. In een paar zinnen hebben we al vier personages, allemaal een beetje tot ver boven de zeventig. Er komen er nog veel meer.
Een roman van een, zij het onterecht, niet zo bekende schrijfster die toen zij dit in 1959 schreef, 41 jaar was en aan het begin van haar carrière stond, zou meer dan vijftig jaar later behoorlijk kunnen tegenvallen. Temeer waar het een roman is over oude mensen en de dood. Niets is echter minder waar. Dat komt omdat de tekst nog steeds fris en helder is, en dat komt weer omdat de verteller in weinig woorden haar verhaal weet te doen en omdat we heel wat scènes meemaken aan de hand van dialogen. Charmian is een oudere schrijfster, wier werk na een periode van verminderde belangstelling weer stijgt in populariteit. Hoe ze functioneert blijkt uit de begroeting van Dame Lettie.
‘Heb je je geamuseerd in de bioscoop gisteravond, Taylor?’ zei Charmian.
‘Ik ben Taylor niet,’ zei Dame Lettie, ‘en in elk geval noemde je Taylor altijd “Jean” de laatste twintig jaar dat ze bij je in dienst was.’
Mrs. Anthony, hun huishoudster, bracht de slappe koffie binnen en zette hem op de ontbijttafel.
‘Heb je je geamuseerd in de bioscoop gisteravond, Taylor?’ vroeg Charmian haar.
‘Ja, dank u, mrs. Colston’, zei de huishoudster.
‘Mrs. Anthony is Taylor niet’, zei Lettie. ‘Er is hier niemand die Taylor heet. En bovendien noemde je haar op het laatste altijd Jean. Je noemde Taylor alleen maar Taylor toen je nog een meisje was. En in elk geval is mrs. Anthony Taylor niet.’
Godfrey kwam binnen. Hij gaf Charmian een kus.
‘Goeie morgen, Eric’, zei ze.
‘Het is Eric niet’, zei Dame Lettie.
Je zou als schrijver domweg iets kunnen zeggen over de staat van Charmians geest, maar wat Muriel Spark hier doet is volgens de gouden regel ‘Show, don’t tell’ en is de veel interessantere en hier ook leukere manier.
Dame Lettie (jonger dan Godfrey; pas negenenzeventig) blijkt algauw niet de enige die deze telefoontjes krijgt. De opgebelde mensen reageren er heel verschillend op. De meesten raken van slag, maar de vroegere huishoudster Jean Taylor neemt het laconiek op. Taylor ligt met zware reumatische klachten op een geriatrische ziekenzaal met een stuk of tien andere oude dames die door de verpleegster oma zus en oma zo worden genoemd. Die zaal is een heel andere wereld, een uitstapje van de andere scènes. Taylor die ooit uit solidariteit met haar werkgeefster katholiek is geworden en er meer in gelooft dan Charmian, stelt dat je ook zou kunnen doen wat de opbeller zegt, eraan denken dat je ooit moet sterven. Dat zegt ze ook tegen Dame Lettie als die op bezoek komt, maar die luistert niet en denkt dat Taylor dement begint te worden. Een aantal bejaarden vult de dag door het eigen testament bij te werken, dagelijks worden er mensen geschrapt of juist opgenomen als erfgenaam.
Ik zei al dat er nog heel wat personages komen. Je zou de weg kwijt kunnen raken, maar dat valt hard mee. Ze staan met elkaar in verbinding en je leert ze kennen aan de hand van de personages die je al kent. Allengs begint duidelijk te worden dat deze mensen heel wat te overdenken hebben. Tussen de personages spelen oude intriges, geheimen, en geheimen achter geheimen. Daardoor wordt Godfrey op een grappige manier chantabel in de handen van de valse gezelschapsdame mrs. Pettigrew. Ze weet hem af te persen. De zaak van de ‘Gedenk te sterven’-telefoontjes is in handen van de politie en haalt de pers. Het onderzoek schiet niet erg op. Dat de slachtoffers heel verschillende beschrijvingen geven van de stem van de opbeller is bepaald geen steun voor de politie. De roman is echter niet een misdaadroman waarbij aan het eind de schuldige gevonden moet worden. Het is een roman over oude mensen die om moeten zien te gaan met hun leven, het krakkemikkige lijf en het feit dat de dood niet meer zo heel ver weg zal zijn. Om daarin ernst en humor te vermengen tot een luchtig verhaal dat na dik vijftig jaar nog altijd met plezier te lezen is, vind ik knap. Ik weet niet meer van wie ik ooit las dat je de naam Muriel Spark moest onthouden; ik moet daarom in een paar onbestemde richtingen knikken en dankjewel zeggen.
Muriel Spark, Memento mori
29 mrtAlain de Botton, Proeven van liefde (Essays in love)
16 mrtEen paar zinnen uit de flaptekst: ‘De verteller ontmoet in het vliegtuig van Parijs naar Londen Chloé, op wie hij verliefd wordt. Dat leidt tot een essay over kansberekening. Wie verliefd is gelooft algauw in een lotsbestemming. Maar hoe groot was de kans werkelijk dat de verteller uitgerekend op deze vlucht, op deze dag in de stoel naast Chloé kwam te zitten?’
Ik had me kort daarvoor beziggehouden met het toeval en ik had een gedicht gemaakt waarin dat een grote rol speelt. Zelfs mijn eigen bestaan berust op gebeurtenissen die heel makkelijk anders verlopen hadden kunnen zijn. Al naar gelang je religieuze instelling of niet, kun je dit herleiden tot puur toeval, het lot, of een god die af en toe met een kleine beweging van een caleidoscoop de gekleurde stukjes van vele levens herschikt. Mijn aandacht was gewekt. En ik heb er geen spijt van gehad dat ik dit boek heb gelezen.
Roman staat er op de kaft. Enerzijds is het een roman, het verhaal van de ik-verteller die na een korte ontmoeting verliefd wordt, een liefde die beantwoord wordt, en zich ontwikkelt zoals wel meer liefdes. Dat deel is een klassiek verhaal met een hoofdpersoon met een literair conflict. Hij is zonder Chloé, maar wil een leven met haar en tot de dood hem scheidt. Er kunnen tegenspelers zijn die dit streven in de weg staan, er zijn ups en downs en ten slotte slaagt de held uit het verhaal, of niet. Roman dus. Alleen is de verteller ook filosoof en heel regelmatig doet deze een stap terug om na te denken en de gebeurtenissen in een breder perspectief te plaatsen. Dat zijn essayistische mini-opstellen over de liefde, over hoe verliefde mensen handelen.
Het begint met een betoog over de kans dat de ik en Chloé naast elkaar in dat vliegtuig komen te zitten. De aanloop neemt de verteller niet eens mee in zijn sommen; dat de ik een paar dagen eerder klaar was met een opdracht in Bordeaux en besluit zijn in Parijs wonende zus op te zoeken, en dat zij op het laatste moment een reis moet overnemen van een zieke collega. Haar oorspronkelijke vlucht mist ze doordat ze bij vertrek uit het hotel merkt dat een fles shampoo in haar tas heeft gelekt. Ze maakt schoon, pakt haar tas opnieuw in en start zo wat later om vervolgens met de taxi in een file terecht te komen. Anders had ze haar eerdere Air France vlucht wel gehaald, nu boekt ze over op de British Airways vlucht waarmee de ik vliegt. Alleen al de kans dat twee mensen in een toestel met 191 stoelen naast elkaar komen te zitten, vermenigvuldigd met zes vluchten, leidt tot een kans van één op bijna zes miljoen.
Het gesprek klikt, ze ontdekken overeenkomsten, zij heeft snel door waarover hij het heeft, maakt zelfs zijn zinnen af. Het verliefde gevoel overvalt hem dat je iemand onbewust altijd al kende. Voor elkaar voorbestemd waren en dat dit op een dag móest gebeuren.
Terwijl het verhaal verdergaat, ze bellen, gaan uit eten, gaan ook de beschouwingen door. Bijvoorbeeld over het feit dat de verliefde zijn of haar eigen identiteit opgeeft voor een persoonlijkheid die hopelijk bij de ander in de smaak zal vallen. In het verhaal geïllustreerd door een dialoog over het al dan niet bestellen van wijn. Hij vraagt of ze wijn wil, zij retourneert de vraag: wat wil jij? Via een paar pogingen de ander te laten zeggen wat die wil, besluit zij dat zij water neemt. Waarop hij daarin meegaat, terwijl hij achter haar een groot schoolbord kan zien waarop de smakelijkste wijnen staan.
Er is veel te herkennen. De ruzies die over dingen gaan die je van elkaar zou moeten kunnen verdragen en waarvan de verteller-filosoof zegt dat de verliefde, als het eerste doel is bereikt, ontdekt dat er verschillen zijn tussen het ideaalbeeld en de werkelijkheid. Verschillen die hij of zij in de ander probeert de veranderen. Evenzoveel pogingen om de werkelijkheid te duwen en persen in de ideale mal. Er komt veel ter sprake, meer dan ik hier kan of wil vertellen; er moet ook wat te lezen en te ontdekken overblijven. Interessant vond ik de stelling dat mensen die wat afstandelijker bevriend zijn, vaak beschaafder met elkaar omgaan. Dat het feit dat de geliefden elkaar ook naakt kennen, een vlies wegtrekt dat de mens weerhoudt van fout gedrag.
Ik zou niet iedereen die schrijft aanraden om zulke dubbele romans te schrijven. Lang niet iedereen heeft een filosofische achtergrond. Wel is het interessant om je af te vragen: wat gebeurt hier eigenlijk? Hoeveel er dan uiteindelijk in het verhaal doorsijpelt, is een volgend chapiter; de vraag stellen is al van groot belang.
De roman is nog te koop in een Atlas-uitgave van tien euro.