Archief | juni, 2013

Hella Haasse, Huurders en onderhuurders

4 jun

Hella Haasse-Huurders en onderhuurders-291x181Het blijft een manier waarop je een interessant verhaal kan opbouwen: een huis, zijn bewoners en de onderlinge verhoudingen en eventuele intriges. Ik denk aan Willem Elschot, Villa des Roses en aan het recente Wolfstonen van Herman Franke. Bij Hella Haasse gaat het om een huis zoals ‘omstreeks de (vorige [KS]) eeuwwisseling wel bij het Amsterdamse Vondelpark is gebouwd’. De huurders zijn een man en een vrouw, het echtpaar Dupels; de onderhuurders drie mensen die elk een deel hebben gehuurd. Alle vijf leven ze wat meer of wat minder in een gedroomde wereld. Dupels heeft in zijn jeugd een paar weinig succesrijke boeken geschreven en is via een handvol baantjes op het Ministerie van Culturele Zaken terechtgekomen en heeft het, een jaar of tien later, gebracht tot de staf van Doodvorst, een afdelingshoofd. Hij schrijft diens speeches en langzaam bekruipt hem het gevoel dat hij, Dupels de leiding zou moeten hebben. Hij krijgt ook de indruk, een indruk waaraan hij meer en meer begint te geloven, dat hij door Hogere Krachten wordt gevolgd omdat hem een grootse taak wacht. Als controlist zal hij de wereld hervormen, hij zal naar veel geheime bijeenkomsten moeten, zelf nieuw kader opleiden dat op een gegeven moment om te beginnen het land zal kunnen omvormen. Zijn werk ziet hij als een dekmantel en niet iets dat grote aandacht verdient. Via zijn chef Doodvorst wordt hij van die besognes ontheven en eveneens via hem (een relatie van hem heeft een huis dat hij niet wil verkopen en evenmin wil laten leegstaan) krijgt hij het aanbod de parterre van dat huis tegen een aantrekkelijk lage huur te betrekken. Hij moet zien de leegstaande ruimten onder te verhuren.

De eerste huurster is Lillian Hornkes die vertrouwelijk werk doet voor een vrouwenleeskring. Een chique stichting waarin heel wat geld omgaat, geld dat zij regelmatig een beetje afroomt om in stijl te kunnen leven. De tweede huurder is Joost Walter, leraar, bevlogen van een nieuwe en betere wereld, thuis zeer afwezig, wat tenslotte tot een scheiding leidt. Hij huurt de tuinkamer aanvankelijk om er een huiswerkklas in te kunnen houden, waarin hij zijn revolutionaire ideeën aan de jonge generatie kan doorgeven. Na zijn scheiding trekt hij er voorgoed in. In twee leerlingen ziet hij het meest, Fee Spale en Ab Buthius. Zijn geloof in die twee neemt erg grote proporties aan; voor Fee vat hij een bijzonder zwak op. Ten slotte arriveert na enige tijd Antonia Graving die bezig is aan een roman gebaseerd op de bachanaliën en de Bacchuscultus van circa 200 vC. Zij brengt de meeste tijd door in de bibliotheek om daar onderzoek te doen naar de feiten van toen. Van haar krijgt de lezer vooral en bijna uitsluitend haar aantekeningen te lezen. Het valt op dat er parallellen zijn tussen de situaties van toen en nu. Net als de anderen leeft ook zij nauwelijks in het heden, ze is geconcentreerd op de voorchristelijke Romeinse tijd. Ook Hornkes concentreert zich op een andere tijd: de toekomst waarin zij kans gezien zal hebben de schimmige Dupels te vervangen als hoofdbewoner van het huis.
Hiermee zijn de stukken op het schaakbord gezet. Nog niet allemaal, we hebben mevrouw Dupels nog, Dora, de oerhuisvrouw (ik aarzel of ik het woord sloof zal gebruiken) die een groot contrast vormt tot de elegante Lillian Hornkes. Ze heeft reservesleutels en gaat op een dag de kamer van Lillian binnen, waar ze bijna omvalt van de haar onbekende luxe. Ze maakt het tot een gewoonte om er af en toe even te zijn, aan de kaptafel te zitten met de parfums, crèmes en kleurtjes van beroemde huizen. Op de achtergrond beweegt zich Doodvorst en een mijnheer Kooms, soms ook Smook genoemd, die zich met duistere zaken bezighoudt en die de Italiaanse gevangenis een tijdlang van binnen heeft mogen beleven. Deze twee hebben hun eigen plan getrokken. Met deze gegevens zou je heel wat verschillende verhalen kunnen bedenken, maar het gaat erom wat Hella Haase bedacht. Dat ga ik hier niet vertellen, wel dat het tot confrontaties, botsingen en teleurstellingen leidt; ook de dood krijgt zijn deel.

Ik voel wel wat voor de gedachte dat niet alleen de schrijver het perspectief bepaalt, maar dat ook het verhaal zélf vraagt om een bepaald perspectief. In dit geval vind ik verhaal en vertelstandpunt uitstekend bij elkaar passen. Haasse koos voor een verteller die het hele huis waarneemt en die wisselend het ene en het andere personage volgt. Er zijn geen voorschriften. Haasse had kunnen kiezen voor elk van de personages als de hoofdpersoon om van daaruit de lezer het verhaal te presenteren. De lezer beleeft dan het verhaal via de zintuigen van dat personage, maar weet niet wat er omgaat in de hoofden van de andere personages of wat die uitspoken zodra ze niet meer in zicht zijn. Waarmee een totaal ander verhaal ontstaat. Het is een theoretische kwestie, Haasse schreef deze roman en niet de roman die ze eventueel had kunnen schrijven. Ik sta er alleen bij stil omdat ik me eens te meer realiseer hoe de keuze van een perspectief het hele verhaal verandert. Met de keuze van Hella Haasse ben ik dik tevreden.

Advertentie

Anne Tyler, Thuiskomen

2 jun

Anne Tyler - Thuiskomen -191x286Volgens De Volkskrant is deze roman een van de beste die Anne Tyler tot nu toe (2006) schreef. Het scheelt natuurlijk over wie je dit zegt, maar in het geval van een Pulitzer Prize-winnares betekent het inderdaad wel wat.
Terwijl ik las vroeg ik me af hoe het komt dat sommige schrijvers een geschiedenis tot leven kunnen wekken met verschillende families, heel wat personages, verwikkelingen, onderlinge verhoudingen, een inkijkje in twee culturen en dat alles zonder dat je als lezer de weg kwijtraakt. De vraag kwam bij me op omdat ik regelmatig verhalen in wording zie waarbij ik me afvraag wat de lijn in het verhaal is, waar het heen wil, wie wie nu ook alweer was… Vaak ontbreekt het de schrijver in die gevallen aan focus; er is niet scherpgesteld op het onderwerp dat daardoor – om nog even bij beelden uit de fotografie te blijven – niet in het brandpunt staat.
Waarom gaat het in deze roman wel goed? Een belangrijk antwoord is dat er een duidelijke lijn in het verhaal zit. Het betekent niet dat Anne Tyler kale verhalen aflevert, verre van dat: haar romans en ook deze zijn rijk aan beelden en personages. Als lezer beweeg je mee met de ontwikkelingen die, gegeven deze personages, een logische stroom vormen van oorzaak en gevolg. Niet dat het een compleet chronologisch verteld verhaal is. Er komen verschillende flashbacks voor die inzicht geven in het verleden van de personages en waardoor ze aan diepte winnen.

De oorspronkelijke titel luidt: Digging to America, wat waarschijnlijk heel lastig te vertalen viel, maar wel aangeeft waar het over gaat: immigranten, buitenstaanders die trachten een plaats in de Amerikaanse samenleving te vinden. In de eerste scène staan twee families te wachten op twee piepjonge nieuwe immigranten, twee Koreaanse baby’s. De ene familie is een uitgebreide, enthousiaste en lawaaierige Amerikaanse familie. Ze hebben buttons gemaakt met hun status: Oma, papa, nichtje etc., er zijn zilverkleurige ballonnen met “Het is een meisje!” en er is een overvloed aan flitsers, fototoestellen en videocamera’s. Een keurige Aziatische mevrouw komt met een baby uit het vliegtuig. Jin-Ho voor de familie Donaldson. Even later arriveert een tweede mevrouw met een baby voor de familie Yazdan. Vader Sami, zijn vrouw Ziba en grootmoeder (zijn moeder) Maryam. Ze zijn door het grote gezelschap op de achtergrond geraakt. Ook zij krijgen een meisje, Sooki, een naam die ze al snel omdopen tot Susan. Vlak voor iedereen vertrekt stelt de Amerikaanse vader Brad zich voor en omdat het hem en zijn vrouw Bitsy leuk lijkt contact te blijven houden, zoekt hij de Yazdans in het telefoonboek terug. Er is er maar één. Van dit moment af krijgt de lezer wisselend inkijkjes in de ene en in de andere familie. Het perspectief wisselt. De initiatieven om bij elkaar te komen, komen meest van de Amerikanen: een bladerveegdag in de herfst (een begrip dat ik niet kende maar overkomt als iets wat Amerikanen doen: met familie en vrienden alle gevallen bladeren wegruimen en vervolgens snacks en drank), en jaarlijks als een hoogtepunt: Aankomstdag. Het beeld dat Tyler weet op te roepen van die gebeurtenissen, maakt dat je hele scènes mee beleeft, en het zijn hele scènes, met veel personages en kleurrijke details. Allengs begin je sommige familieleden beter te kennen, andere zijn alleen maar geschetst, vluchtige figuren zoals je ze op een feestje tegenkomt en weer vergeet. Hoofdrolspelers zijn Brad en Bitsy, Sami en Ziba en de twee meisjes die door de vriendschap van hun ouders veel dingen samen doen. De groep breidt zich langzaam uit: Conny en Dave, de ouders van Bitsy en Sami’s moeder Maryam, om een paar belangrijke personages te noemen. Vooral Maryam leren we steeds beter kennen en na de dood van Conny zijn er familieleden die fantasieën hebben over een samengaan van moeder Maryam en Dave. Zonder op de details in te gaan: er volgen ontwikkelingen die de vriendschap tussen de twee families sterk op de proef stellen. En uiteindelijk zit er in het laatste hoofdstuk een wending die je niet helemaal verwacht en nog weer even anders uitpakt dan je al lezend begint te geloven.
Er is het verhaal, daarnaast gaat het erom hoe de goed aangepaste en vloeiend Engels sprekende Iraniërs hun positie ervaren. Als contrast zijn er familieleden die vooral Farsi spreken en angstvallig vasthouden aan de tradities. Bijna allemaal zijn ze gevlucht uit het Iran van de Sjah maar niemand zou terug willen naar het land van de ayatollahs. De Amerikanen, de witte, gesettelde, hebben geen twijfels; zoals zij de wereld zien en ervaren, zo zit de wereld in elkaar. Zij voelen zich de norm.
Dit alles te vertellen in zinnen die je met plezier leest, een inhoud die blijft boeien, je af en toe doet lachen, je soms ontroert – dat getuigt van een groot schrijverschap.

Frans Pointl, De Heer slaapt met watjes in zijn oren

1 jun

Frans Pointl -De Heer slaapt met watjes in zijn oren-291In de vormgeving zijn de eerste overeenkomsten te vinden met de verhalenbundel waarmee Frans Pointl bekend werd, De kip die over de soep vloog. Ik las het kort voor ik een interview met de schrijver zou houden in de foyer van het Rotterdamse Bibliotheektheater. Dat leidde toen nog een bloeiend bestaan met een interessant gamma aan literaire programma’s. Het was begin jaren negentig maar aan de spreekwoordelijke stoelpoten van het theater werd al gezaagd.

Wat ik me vooral herinner zijn de waarschuwingen die ik vooraf kreeg: ‘Ga jij Frans Pointl interviewen? Nou ik ben benieuwd of je er een woord uitkrijgt.’ In de gesprekken die ik had voordat we een definitieve afspraak maakten, was hij inderdaad voorzichtig, maar ik verzekerde hem dat ik het over het schrijven wilde hebben en geen Van der Meijdenachtige vragen in gedachten had. Het was een gesprek in een serie interviews op podium, dus op schrift is er niets van achtergebleven.

De kip bestaat uit een zestiental korte autobiografische verhalen. Zij gaan voor een belangrijk deel over zijn jeugd die sterk werd overschaduwd door de kampervaringen van zijn joodse moeder. Na de oorlog heeft zij alleen nog haar zoon Frans en een oude Steinbach piano. Samen met haar zoon (1933) gaat zij bij oude buren op bezoek die zolang spullen zouden bewaren, maar nu ineens hun geheugen zijn kwijtgeraakt. In het huis van deze zwaar getraumatiseerde overlevende groeit Frans op tot een sociaal onhandige man. Hij ziet geen kans om baantjes te behouden en na de dood van zijn moeder komt hij terecht bij hospita’s. Een deel van zijn verhalen gaat over die ervaringen. Wie eens wil zien hoe ingetogen en kaal je kunt schrijven, doet er goed aan de verhalen van Pointl te lezen. Hij brengt ook in de praktijk wat je van een autobiografie kan zeggen, namelijk dat je niet direct hoeft te beginnen aan een groot alomvattend verhaal, maar dat je ook losse verhalen kan schrijven die je op een goed moment kan bundelen.

In De Heer slaapt met watjes in zijn oren (acht wat langere verhalen) komen we een aantal situaties uit de eerdere bundel tegen. Zo is een kort verhaal over een relatie met een jonge vrouw met een hazenlip hier uitgebreid. Een paar omstandigheden zijn ook gewijzigd, zodat je je kan afvragen of dit verhaal, en daarmee álle verhalen, ook in de details op autobiografische waarheden berusten. Dit is trouwens, zoals steeds, typisch een verhaal rond een anti-held. Hij gaat mee met de koffiejuffrouw die door de chef ‘de lip’ wordt genoemd. Iets wat de ik hem erg kwalijk neemt: We noemen u toch ook niet Hamster vanwege die overdreven wangzakken? In het begin van het verhaal gaat hij met haar naar de bioscoop “en van het een kwam het ander. Op een avond had ze me meegenomen naar haar zolderkamertje aan de Jacob van Lennepkade en had ze me verleid.” De relatie blijft bijna uitsluitend lichamelijk. Zij houdt niet van zijn klassieke muziek, leest geen boeken en vindt het saai als hij wel leest. Op den duur raakt zij alleen nog maar enthousiast als hij dingen voor haar bekostigt. Zoals de occasion die ze kopen. Zij wil een auto en neemt rijlessen. Samen ontdekken ze dat de voordeligste aanschaf een auto van Oost-Duitse makelij was, een Trabant. Die kopen en financieren ze. Even lijkt het hem vreemd dat alleen zijn naam genoemd staat bij de afbetalingsregeling. Als zij vertrekt met een jongere nieuwe vriend, is hij nog aan het afbetalen. Tja, hij lijkt in de verhalen een abonnement te hebben op het kortste eind.
De titel interpreteerde ik in overdrachtelijke zin: er deugt heel veel niet in de wereld, maar God slaapt met watjes in zijn oren. Later blijkt het verband te houden met het verblijf van de ik in een ziekenhuis. Hij komt er terecht nadat hij hartklachten had. In een telefonisch consult stelde de cardioloog vast dat hij een hartaanval had gehad en zei hem stante pede naar het ziekenhuis te komen. Dat kan niet, zei de ik. Ik kan mijn katten niet in de steek laten.

“‘Wat is nu belangrijker, uw leven of uw katten?’ vroeg de cardioloog.
‘Mijn katten gaan altijd voor.’
De cardioloog stelde dat deze beslissing voor mijn verantwoording was en verbrak de verbinding.”