Er zit een dreiging in de titel, enigszins versterkt door de tekening van een weinig genaakbare vrouw die uit urn en spade opstijgt.
Ik kom terug bevat het relaas van de schrijver, die voor een goed deel met de ik lijkt samen te vallen, over de laatste periode van en met zijn moeder. Het is meer dan dat en het is fictie, aangeduid met het woord roman. Van Dis probeert, nu het nog net kan, te weten te komen wie zijn moeder is. Zoals van een schrijver te verwachten is, bedoelt hij van haar leven een verhaal te maken. Met die gedachte verzamelt hij feiten en informatie. Dat verhaal is echter niet de inhoud van deze roman. We volgen de schrijver bij het voorwerk, bij zijn pogingen de sluier die zijn moeder altijd over haar leven heeft geworpen stukje bij beetje te lichten. Dat valt helemaal niet mee. Als zij een mededeelzame moeder geweest zou zijn, hoefde hij niet nu te proberen om iets van haar geheimen te weten te komen. Ze is 98 en wel klaar met het leven, meer en meer laat haar lichaam het afweten. Wat ze wil als tegenprestatie voor haar verhalen is een pil die haar de mogelijkheid geeft gerieflijk uit te stappen.
Ik vermoed dat elke lezer een onbekende moeder heeft, al is het alleen maar omdat je de ander nooit volledig kent. Er is dus veel te herkennen hoewel lang niet elke moeder zoveel geheimen met zich meedraagt als moeder Van Dis. Sommige feiten kent de ik wel. Zijn moeder was getrouwd met een legerofficier uit wat nu Indonesië is. Hij heeft een paar gekleurde halfzussen, maar híj is van een andere vader, is wit en draagt een Zeeuwse naam. Ook weet hij dat moeder tijdens de oorlog in een jappenkamp moest zien te overleven. Dit zijn harde feiten, maar wat weet je dan nog. Elke kampbewoonster maakte de werkelijkheid en de vernederingen op een andere manier mee. Weinigen hadden de neiging om die verhalen en de emoties van toen weer op te halen. Veel belangstelling om ernaar te luisteren was er sowieso niet. Deze moeder had zich door een gemengd huwelijk buiten de vooroorlogse bekrompen samenleving geplaatst, ook in het ‘Indië’ van die tijd waren zulke verbintenissen not done. Een gewoon Hollands en voorspelbaar leven is dan ook niet te verwachten. De moeder blijkt ook niet een gewoon Hollands karakter te hebben, even in het midden gelaten wat dat precies is. Zij zoekt haar heil in oosterse godsdiensten en bij goeroes die in directe verbinding met het hogere staan. Zelf helpt zij haar medemensen als medium en is ze in staat om contacten met overledenen te leggen. Zij gelooft ook sterk in reïncarnatie, op deze wijze zal ze zeker terugkomen.
In de loop van de roman komt de ik wel meer te weten van zijn moeder. Samen gaan ze een keer terug naar Zeeland waar ze nog grond bezit, of bezat. Van boerse oorsprong, daar wilde ze een leven lang niet van weten, maar als zij de klei weer onder haar nagels voelt blijkt die afkomst niet te verloochenen. In de loop van de roman maakt de lezer kennis met een Duitser die in Indonesië woonde, daar was iets mee, maar de onderzoekende ik komt er niet achter welke rol hij speelde. Tegen het eind komt een zus over om te helpen bij de verzorging van de moeder die niets meer wil. Dit en meer wil ik niet beschrijven met in het achterhoofd dat je het boek zelf moet lezen en dat ik het lezen niet door een teveel aan details moet bederven.
Mij zette de roman eens te meer aan het denken over mijn eigen moeder, wat vermoedelijk weinig uniek is. Afgezien daarvan komen de verhoudingen in de overgangsperiode tussen Nederlandsch-Indië en Indonesië op de achtergrond aan bod. Situaties die complexer zijn dan in korte of zelfs langere artikelen zijn te beschrijven. Door dat alles heen hoorde ik de stem van Van Dis met de herkenbare, eigen melodie. Onwillekeurig vertelt de speurtocht naar wie je moeder was ook heel veel over de speurder op. Zo is Ik kom terug in hoge mate een ego-document.