In 1972 verscheen dit boek als een postume uitgave; Jan Hanlo overleed in 1969 als gevolg van een ongeluk met zijn motor. Het is een autobiografische roman die hij ruim twintig jaar eerder schreef. Dat hier het woord roman gebruikt wordt, bewijst wel hoe rekbaar dit begrip is. Je zou het evengoed een intiem verslag kunnen noemen.
Hanlo is het meest bekend van zijn gedichten, zoals De mus, Oote en Zo meen ik ook dat jij bent. De titel van dit boek was voor mij nieuw. Om het in de tijd te plaatsen ga ik even rekenen: Hanlo werd in 1912 geboren, als hij (zoals Adriaan Morriën zegt) het boek twintig jaar voor 1972 schreef, oftewel 1952, dan was hij toen ongeveer 40. Uit Zonder geluk… blijkt dat hij in die tijd als leraar werkte en zich vooral ongelukkig voelde met zijn eigen houding ten opzichte van zichzelf, van zijn leerlingen, en überhaupt met zijn medemensen. Hij had homofiele en ook wel pedofiele gevoelens en hij wist zich weinig houding te geven. Ik krijg de indruk dat hij het liefste onzichtbaar had willen zijn. Om dat te doorbreken gaat hij zich bekwamen in het voortdurend kijken, voortdurend iemand in de ogen kijken. Hij merkt dat hij daarmee een reactie uitlokt en hij begint te merken, of bang te worden dat hij langzaam gek wordt. Inderdaad wordt hij op een bepaald moment opgenomen in de Valeriuskliniek vanwege een psychose.
Het grootste deel van dit boek is een verslag van wat de schrijver meemaakt in deze en in een andere psychiatrische instelling. Het ging om een gedwongen opname en gedurende enige tijd was hij ook vastgebonden omdat hij een gevaar voor zichzelf vormde. Hij beschrijft een moment waarop hij op een stoel zit in een marmeren gang en eens wil proberen wat er gebeurt als je je ongeremd vanuit je stoel op de grond laat vallen. De eerste keer loopt dat nog vrij goed af, te goed naar zijn idee – zo maak je de echte effecten niet mee – waarop hij het nog een keer probeert en dan inderdaad zijn neus en kin tot bloedens toe beschadigt.
Ik ken geen andere voorbeelden van schrijvers die een gedetailleerd verslag geven van een verblijf in een psychiatrische inrichting. Ik vermoed ook dat bijna iedereen een periode binnen de muren zo gauw mogelijk wil vergeten of er in ieder geval weinig publiciteit aan wil geven, behalve misschien onder een paar heel goede vrienden of vriendinnen. Wat dat aangaat is dit boek heel bijzonder, niet alleen geeft het een beeld van wat de schrijver opgesloten in een gesticht meemaakt, maar het geeft ook een indringend beeld van de gedachtewereld van Jan Hanlo.
Het is bekend dat iedereen die schrijft zichzelf blootgeeft, of hij of zij dat nu wil of niet. Vaak is dat iets wat onder de oppervlakte gebeurt, tussen de regels door, onbewust. Zelfs de schrijvers die bereid zijn zichzelf op de ontleedtafel te leggen, houden als regel toch een gedeelte van hun eigen persoon buiten beeld. Een openhartigheid zoals hier bij Jan-Hanlo kom je maar heel zelden tegen. Of je het boek een roman wil noemen of niet is een kwestie van indeling, overtuiging, maar is niet van het grootste belang. Ik zou me wel kunnen voorstellen dat dit boek gepubliceerd zou zijn binnen een serie als Privé-domein, waarin typisch egodocumenten verschijnen. Dit is een uitgave van Van Oorschot, ik las de vierde en volgens mij laatste druk uit 1989. Wie het ook wil lezen zal op zoek moeten in antiquariaten, op (www) boekwinkeltje, marktplaats of dergelijke vindplaatsen.
nice man