Jan Wolkers, Een roos van vlees

24 dec

Jan Wolkers - Een roos van vlees_183x292Ik kan niet zeggen dat het ‘heet van de naald’ gelezen is. De eerste druk kwam in november 1963 uit; ruim vijftig jaar geleden. Zo vertraagd lezen is wel een soort test: was het een roman die het alleen in de zestiger jaren goed deed omdat het verhaal aansloot bij de tijdgeest of doorstond het al die jaren?

Gelukkig voor mijn leesplezier is dat laatste het geval. Dat ligt vooral aan de onontkoombaar-heid van het verhaal. Toch kan ik me goed voorstellen dat sommige mensen het boek met een zucht wegleggen. De hoofdpersoon is een raspessimist, hij torst een zwaar verdriet mee, de omgeving is nat, koud, mistig, hij is erg astmatisch: het is een en al ellende. In zijn dromen wordt alles nog eens versterkt. De roman beschrijft ongeveer een dag uit het leven van de hoofdpersoon.
‘Daniël heeft vanmorgen weer de zenuwen. Rillend van de kou zit hij op de rand van zijn bed.’ Hij overweegt dat hij zijn oefeningen zou kunnen doen en daarna een flinke dag over kan hebben. Hij aait de kat, bedenkt dat het enige wezen is dat van hem houdt. Wat later stapt hij de deur uit, er ligt sneeuw, het heeft flink gevroren, hij neemt het pad langs het kerkhof. Daar ligt zijn twee jaar oude dochtertje, gestorven door een ongeluk met heet water. Hij was in die tijd nog met Sonja. Die twee hadden veel ruzie, in de loop van het verhaal begon ik wel te vermoeden dat dat waarschijnlijk aan hem lag.
Het is goed mogelijk dat een gezamenlijk groot verdriet de partners dichter bij elkaar brengt, maar het hoeft niet. Ook buiten de wereld van de roman heb ik stellen gekend die na het verlies van een kind uit elkaar groeiden, partners die zo’n verschil hadden in de manier waarop ze rouwden dat ze bij elkaar geen enkele steun konden vinden. Dat is hier in extreme mate aan de hand. Daniël kan heel slecht met mensen omgaan, het lukt hem gewoon niet. Met dieren gaat het beter, zo snijdt hij onderweg met een zakmes een vastgevroren waterhoen voorzichtig los. Hij voelt wel dat het dier te zwak is om een werkelijke kans te hebben. Hij stopt het onder zijn trui, maar na een tijdje blijkt de vogel toch gestorven. Hij delft dan ergens een grafje en begraaft het dier. Het is herkenbaar Wolkers, begaan met het lot der dieren, maar ook nuchter over de hardheid van de natuur. Thuis in zijn rommelige woning vindt hij een nestje jonge, nog kale muizen tussen de zakdoeken. Hij legt de zakdoeken weer terug en zorgt ervoor dat de kat niet in de kast kan komen. Daar volgt Daniël zijn gevoelens, maar contact en zeker het aanraken van mensen ondervindt hij als onmogelijk.
Hij heeft een vriendin waarover niet veel wordt verteld. Met haar had hij afgesproken om naar De ingebeelde zieke van Molière te gaan. Ze belt dat ze niet kan maar stelt voor dat een vriendin haar plaats inneemt. En zo komt Emmy naar zijn huis. Door de sneeuw is het openbaar vervoer door de war, de onbekende jonge vrouw komt binnen met natte schoenen en kousen die ze uittrekt om bij de kachel te drogen. Ze is verpleegster in een geriatrisch ziekenhuis en staat zodoende dicht bij de dood. Ze wordt er vrijwel dagelijks mee geconfronteerd, net als met het menselijk verval. De dood is trouwens bijna steeds aanwezig in dit verhaal. Daniël krijgt van tijd tot tijd vrijwel geen lucht meer. Hij heeft daar medicijnen voor, een drankje waarvan hij driemaal daags een eetlepel moet innemen. Hij neemt het gedurende de dag soms met slokken tegelijk. In die situatie neemt Emmy de zorgende rol op zich. Het lijkt haar niets om in zijn toestand over straat te gaan om naar een toneelstuk te kijken. Dan gaan we toch niet, suggereert ze.
Ze is niet een mooi meisje, vindt Daniël, maar ze is op een simpele manier goed, ook een beetje naïef. Om de kou te verdrijven drinken ze stevig en onder invloed van de alcohol vertelt Emmy over haar leven. Zij en haar zus zijn door haar tirannieke vader misbruikt. Dat hield pas op toen hij na een ongeluk invalide raakte en in een tehuis terecht kwam, waar zussen hem nooit meer opzochten. Daniël constateert, met enige verbazing, dat dit onbekende meisje hem veel vertelt en dat hij daar niets tegenover stelt. Later in de avond is het vanwege het weer en de tijd het beste als zij blijft slapen. Dat stelt Emmy voor, niet hij. Hij garandeert dat hij haar met rust zal laten. Als ze ziet dat hij geen pyjama heeft, zegt ze hem zijn onderbroek aan te houden. Maar hij raakt haar überhaupt niet aan. Wel hangt zijn arm een keer buiten bed. Hij voelt dan de bovenkant van haar schoen waar een stukje vacht op verwerkt is. Hij aait dat vachtje. Hij realiseert zich dat hij dichterbij niet kan komen. Het menselijk onvermogen tot werkelijk contact is hier heel sterk uitvergroot. Dat je blijft lezen komt door de stijl waarin Wolkers schrijft. Zeker bij een roman in de tinten zwart en donkergrijs is de stijl van groot belang om het verhaal te dragen.

Advertentie

Muriel Spark, The Public Image

3 dec

Muriel Spark - The Public Image 179x292Ten onrechte is de Schotse schrijfster Muriel Spark in Nederland niet bij iedereen bekend. Zo gaat dat soms. In Engeland wordt zij tot de beste naoorlogse auteurs gerekend; zij kreeg veel prijzen en werd in de negentiger jaren in de adelstand verheven. Een aantal romans is vertaald, maar op een gegeven moment hield haar uitgever ermee op. Ik ben bang dat ook The Public Image alleen in het Engels te vinden is.

Het laatste boek dat ik hiervoor las, was Vossenblond van Rascha Peper. Wat opvalt is hoe je als schrijver kan besluiten in te zoomen. Ik bedoel ermee dat je een kortere geschiedenis dicht op de huid kan vertellen, of een verhaal dat meer omvat in veel grotere lijnen kan vertellen. Dat laatste doet Spark die in 120 bladzijden laat zien hoe het de actrice Annabel Christopher vergaat en hoe deze een bedreigend probleem aanpakt. Om te vertellen hoe zij en haar echtgenoot Frederick van de Engelse toneelschool in Rome zijn beland, hoe zij carrière maakte in Italiaanse films en hij daarbij achterbleef, gebruikt ze een epische stijl. Op momenten dat het er werkelijk om spant, en zeker het laatste deel van de geschiedenis, neemt Spark de lezer mee naar de gedachten en gevoelens van Annabel. Zij vertraagt op die momenten en zoomt sterk in op de situatie.
In het begin is Annabel geen opvallende verschijning, tenger, wat verlegen, ze heeft haar dat ergens ‘muizig’ wordt genoemd. Toch ziet ze kans een paar kleine, daarbij passende rollen te krijgen in Engelse films. Tot een Italiaanse regisseur meer in haar ziet. Hij weet met de juiste belichting haar ogen veel beter te laten uitkomen, en geeft haar het imago van de English Lady-Tiger. Met het groeiende succes ziet ze het belang van haar imago in, en waar ze vroeger voor zo goed als alles op allerlei andere mensen steunde, neemt ze nu meer en meer haar eigen beslissingen. Steeds welbewust van haar imago dat ze coûte que coûte in stand wil houden.
Met haar echtgenoot gaat het een stuk minder. Hij is ervan overtuigd dat zij een zeldzaam oppervlakkig en dommig wezen is. Haar succes heeft ze te danken aan het toeval, ze weet een aantal poses aan te nemen, van binnenuit komt haar spel niet, kortom, zo iemand kan je nauwelijks een actrice noemen. Hij krijgt weinig rollen aangeboden en wijst alles af als het niet past bij zijn eigen superieure niveau. Strindberg en Ibsen, die zou hij nog wel willen spelen. Intussen is hij gewoon werkloos. Hij overweegt regelmatig bij Annabel weg te gaan, iets wat bij overwegingen blijft. Waar je je als lezer wel iets bij kan voorstellen. Annabel besluit echter dat het voor haar image beter is om als gelukkig getrouwd paar bekend te blijven staan. De public relations-dame van de filmmaatschappij stuurt dat beeld geraffineerd de wereld in. Om diezelfde reden tolereert ze een vriend van haar echtgenoot, een vreselijke klaploper die van Frederick regelmatig geld krijgt dat dan weer van Annabel afkomstig is. Spark zet met goed gedoseerde humor een beeld neer van schijn en klatergoud. Als je je door de hele voorgeschiedenis zou moeten werken voordat je toekomt aan de gebeurtenis die de kern vormt, zou je als lezer wel eens af kunnen haken. Zo is de roman echter niet geconstrueerd. De roman start in Rome, waar het paar lange tijd in een hotel heeft gewoond. Op de eerste bladzijde is Annabel in de nieuwe flat die ze heeft gekocht. De vloeren en wanden zijn gedaan, de keuken en badkamers zijn ingericht; het wachten is op de meubelen. Dit speelt een paar dagen voor de bijna onvoorstelbare streek die Frederick levert. Het doel is Annabel op een vreselijke manier onderuit te halen – er spreekt dan ook een kolossale haat uit. Na de aanvankelijke verbijstering bedenkt Annabel een strategie om haar imago te redden. Dit is zo knap en fantasievol in elkaar gezet, dat je het boek niet meer kan neerleggen. De straten en de sfeer van Rome vond ik een plezierig extra, en uiteraard wordt de roman bevolkt door heel wat meer personages. Ze komen in het korte bestek van de genoemde 120 bladzijden tot leven. Er zijn geen twee schrijvers die hetzelfde verhaal vertellen en waarbij je dus kan vergelijken hoeveel ruimte op papier de een en de ander nodig heeft. Het zet je wel aan het denken als je een verhaal schrijft. Heb ik al die woorden nodig? Kan het ook met tienduizend woorden minder? Ik geef geen antwoord op de vraag, dat kan ook niet in zijn algemeenheid. De vraag stellen is al interessant. Muriel Spark (1918-2006) kon in ieder geval een complex verhaal schrijven zonder er ‘een dikke pil’ van te maken.

Rascha Peper, Vossenblond

3 dec

Rascha Peper - Vossenblond 185x290Met een variant op bekende spreuken zou je kunnen zeggen: zeg mij wat je leeservaring is en ik zal je zeggen wie je bent. De terechte conclusie is dat je deze roman op verschillende manieren kan ervaren. Te wijdlopig, minder beschrijving graag; te onzeker, de hoofdpersoon twijfelt maar. Dat kun je hier en daar horen, terwijl je aan de andere kant ook juist lof kan horen over – onder andere – deze aspecten. Het ligt er sterk aan wat je onder roman verstaat, waar je denkt dat de grenzen liggen of horen te liggen.

Ik reken mijzelf tot de rekkelijken. Er kan en mag heel veel in de roman. Wil je een hond laten spreken en zijn indrukken over de gebeurtenissen weergeven? Prima. Uiteraard verwacht ik dat dit iets toevoegt aan het geheel, maar om te beginnen ben ik blij verrast. De hoofdpersoon is een gescheiden archeozoöloog. Dat houdt in dat hij bij opgravingen botten determineert en dat hij eenzaam is. Op dit laatste komt ik terug. Het eerste houdt voor de schrijfster in dat zij zich verdiept in dit beroep en hierin herken je de schrijfster: in de roman Rico’s vleugels spelen schelpenkenners een grote rol, in Een Spaans hondje zijn de personages architecten op bijzondere gebieden. Eentje bouwt zandkastelen, een andere folly’s in de Engelse traditie. Telkens verdiept Peper zich grondig en met oprecht plezier in deze beroepen. Natuurlijk is dit buitenkant. Het gaat om het verhaal en het gaat erom of de auteur daar iets mee wil zeggen. Aan deze aspecten komt de lezer zeker aan zijn of haar trekken.
De hoofdpersoon, Walter Tervoort, is eenzaam en lost dit voor een belangrijk deel op door zich fanatiek op zijn werk te richten. En van tijd tot tijd door een mevrouw te bestellen bij een escortbureau. Als het verhaal begint is de vaste mevrouw gestopt en hij krijgt nu een ander. Hij is daar in het begin helemaal niet blij mee, maar dat verandert al gauw. Hij wordt hopeloos en enigszins puberaal verliefd op haar. Tegelijkertijd ziet hij zijn eigen gedrag als pathetisch, krijgt daar de pest over in, en vindt hij het leven dat Vera, zo heet de vossenblonde veel jongere escort, helemaal niks: je lijf voor geld verkopen! En wie weet met wie ze aan de rol is als hij haar niet ziet. Als je graag orde wilt en duidelijke scheidslijnen tussen wit en zwart, heb je een probleem met deze vertelling. Maar ja, het leven is nu eenmaal eerder diffuus dan helder en dat de hoofdpersoon zich onzeker voelt in een mistig gebied, vind ik binnen het verhaal heel aannemelijk. Op een indirecte manier krijg je dat als lezer mee. Wat moet je met het gegeven dat Walter in de etalage van een reisbureau een poster ziet met zichzelf te paard in een Portugees landschap? Paardrijden heeft hij nog nooit gedaan, zou hij via een trucage in beeld zijn gebracht? Hij gaat er achteraan en doet de nodige moeite om de fotograaf te achterhalen, wat hem nog niet is gelukt op het moment dat Peper de laatste punt heeft gezet. De kans dat de schrijfster vergeten was dat ze dit losse eindje moest afsluiten, stel ik op nul. De auteur maakt duidelijk dat de hoofdpersoon in overdrachtelijke zin zijn houvast is kwijtgeraakt. Later zal dat in de meest letterlijke zin het geval zijn.
Intussen hebben zijn naspeuringen in zoverre succes dat hij achter haar werkelijke identiteit komt, Vera is slechts haar werknaam. Hij ontdekt dat het verband tussen hem en haar hechter en misschien wel veel hechter is dan hij kon vermoeden. Dat brengt nieuwe dilemma’s met zich mee. Zijn relatie met Vera wordt intussen wel zo hecht dat zij haar hond meeneemt op haar bezoeken en als alles nog inniger wordt en zij op reis moet, stelt hij voor om de hond niet naar zo’n ongezellig pension te doen; hij zal met alle plezier op het beest passen.
Het verhaal is verteld vanuit Walter. Wat er precies omgaat in Vera’s hoofd weet hij niet en komt de lezer ook niet te weten. Aan het eind is het nog maar zeer de vraag hoe het met Walter zal aflopen, en met Vera. Er komt ten slotte wel zekerheid, maar… Of is de moraal misschien dat onzekerheid de enige zekerheid is?

Adriaan van Dis, Ik kom terug

30 nov

Adriaan van Dis - Ik kom terug_195x290Er zit een dreiging in de titel, enigszins versterkt door de tekening van een weinig genaakbare vrouw die uit urn en spade opstijgt.
Ik kom terug bevat het relaas van de schrijver, die voor een goed deel met de ik lijkt samen te vallen, over de laatste periode van en met zijn moeder. Het is meer dan dat en het is fictie, aangeduid met het woord roman. Van Dis probeert, nu het nog net kan, te weten te komen wie zijn moeder is. Zoals van een schrijver te verwachten is, bedoelt hij van haar leven een verhaal te maken. Met die gedachte verzamelt hij feiten en informatie. Dat verhaal is echter niet de inhoud van deze roman. We volgen de schrijver bij het voorwerk, bij zijn pogingen de sluier die zijn moeder altijd over haar leven heeft geworpen stukje bij beetje te lichten. Dat valt helemaal niet mee. Als zij een mededeelzame moeder geweest zou zijn, hoefde hij niet nu te proberen om iets van haar geheimen te weten te komen. Ze is 98 en wel klaar met het leven, meer en meer laat haar lichaam het afweten. Wat ze wil als tegenprestatie voor haar verhalen is een pil die haar de mogelijkheid geeft gerieflijk uit te stappen.

Ik vermoed dat elke lezer een onbekende moeder heeft, al is het alleen maar omdat je de ander nooit volledig kent. Er is dus veel te herkennen hoewel lang niet elke moeder zoveel geheimen met zich meedraagt als moeder Van Dis. Sommige feiten kent de ik wel. Zijn moeder was getrouwd met een legerofficier uit wat nu Indonesië is. Hij heeft een paar gekleurde halfzussen, maar híj is van een andere vader, is wit en draagt een Zeeuwse naam. Ook weet hij dat moeder tijdens de oorlog in een jappenkamp moest zien te overleven. Dit zijn harde feiten, maar wat weet je dan nog. Elke kampbewoonster maakte de werkelijkheid en de vernederingen op een andere manier mee. Weinigen hadden de neiging om die verhalen en de emoties van toen weer op te halen. Veel belangstelling om ernaar te luisteren was er sowieso niet. Deze moeder had zich door een gemengd huwelijk buiten de vooroorlogse bekrompen samenleving geplaatst, ook in het ‘Indië’ van die tijd waren zulke verbintenissen not done. Een gewoon Hollands en voorspelbaar leven is dan ook niet te verwachten. De moeder blijkt ook niet een gewoon Hollands karakter te hebben, even in het midden gelaten wat dat precies is. Zij zoekt haar heil in oosterse godsdiensten en bij goeroes die in directe verbinding met het hogere staan. Zelf helpt zij haar medemensen als medium en is ze in staat om contacten met overledenen te leggen. Zij gelooft ook sterk in reïncarnatie, op deze wijze zal ze zeker terugkomen.

In de loop van de roman komt de ik wel meer te weten van zijn moeder. Samen gaan ze een keer terug naar Zeeland waar ze nog grond bezit, of bezat. Van boerse oorsprong, daar wilde ze een leven lang niet van weten, maar als zij de klei weer onder haar nagels voelt blijkt die afkomst niet te verloochenen. In de loop van de roman maakt de lezer kennis met een Duitser die in Indonesië woonde, daar was iets mee, maar de onderzoekende ik komt er niet achter welke rol hij speelde. Tegen het eind komt een zus over om te helpen bij de verzorging van de moeder die niets meer wil. Dit en meer wil ik niet beschrijven met in het achterhoofd dat je het boek zelf moet lezen en dat ik het lezen niet door een teveel aan details moet bederven.
Mij zette de roman eens te meer aan het denken over mijn eigen moeder, wat vermoedelijk weinig uniek is. Afgezien daarvan komen de verhoudingen in de overgangsperiode tussen Nederlandsch-Indië en Indonesië op de achtergrond aan bod. Situaties die complexer zijn dan in korte of zelfs langere artikelen zijn te beschrijven. Door dat alles heen hoorde ik de stem van Van Dis met de herkenbare, eigen melodie. Onwillekeurig vertelt de speurtocht naar wie je moeder was ook heel veel over de speurder op. Zo is Ik kom terug in hoge mate een ego-document.

A. den Doolaard, Ogen op de rug. Terugkijkend naar boeken en tijdgenoten

21 nov

A den Doolaard - Ogen op de rug_181x292Een jaar, misschien al weer twee, geleden zag ik in de bibliotheek van Apeldoorn een tentoonstelling over het leven van de schrijver A. Den Doolaard, pseudoniem van C.J.G. (Bob) Spoelstra. Eerlijk gezegd had ik hem tot dan toe in gedachten als een oudere en intussen op de achtergrond geraakte schrijver. De expositie maakte duidelijk dat Den Doolaard een stuk interessanter was dan ik dacht.

Zojuist heb ik met veel plezier Ogen op de rug gelezen. Vooral omdat het de nadruk legt op het ontstaan van zijn romans en andere boeken. Daarbij komt de autobiografie zijdelings aan bod. Zo schrijft hij hoe hij zijn baan bij een Nederlandse Petroleum Maatschappij en daarmee zijn zekerheden opgeeft om samen met een vriend naar Frankrijk te trekken. Ze verdienen hun geld met het werk dat ze onderweg kunnen vinden. Dat loopt van betonwerker tot druivenplukker. Er zijn in die tijd meer mensen en van verschillende nationaliteiten die op deze manier overleven. Uit de verhalen die hij op deze manier beleeft en oppikt ontstaat in 1931 De druivenplukkers. Dit weetje kun je ook op internet kan vinden, het interessante van Ogen op de rug is dat je hier niet alleen de geschiedenis leest maar ook hoe Den Doolaard deze roman vorm gaf. Hij was ervan overtuigd dat hij een verháál moest vertellen en dat hij daarom niet genoeg had aan de verhalen die hij met bij de nodige wijn had gehoord. Hij scherpte verschillende figuren aan, maakte ze nog wat kleurrijker en verzon er situaties bij. Tegenover zijn arbeider-hoofdpersoon had hij een tegengewicht nodig en dat werd de heer van het kleine kasteel dat op de wijngaard stond. De beschrijving van die overwegingen maakt het boek interessant voor de lezer die ook schrijft, of die erin is geïnteresseerd hoe de schrijver ‘het doet’.

Den Doolaard was van 1901. Tegen de tijd dat hij begint te schrijven, aanvankelijk poëzie die nog alle kanten uitvliegt, is de Eerste Wereldoorlog voorbij. Er bestaan nog flarden van stromingen van rond de eeuwwisseling, het impressionisme, het naturalisme, neoromantiek, sommige schrijvers gebruiken gezwollen taal. Bij Is. Querido leidt dat tot uitwassen die volstrekt onleesbaar worden. Als reactie ontstaan het expressionisme en het vitalisme. Teksten worden soberder en vooral in het vitalisme speelt de lust om te leven een grote rol. Voor Den Doolaard gold zeker: lééf en durf te leven. Tussen de namen uit deze stroming vinden we ook Hemingway, door Den Doolaard soms als voorbeeld genomen. Een ander voorbeeld vond hij in oude Ierse sagen. Aan de hand van Diarmuid en Grania ziet hij – en laat hij in Ogen op de rug zien – hoe je een gebeurtenis kan beschrijven zonder expliciet en wijdlopig te worden. Korter dan kort: Diarmuid schaakt met haar volle instemming de koningsdochter Grania. Op de vlucht overnachten ze in grotten en als teken van zijn correcte gedrag laat hij elke ochtend een ongebroken brood achter. Tot zij hem zijn afstandelijkheid verwijt, een ruzie ontstaat en een verzoening. ‘En toen zij de volgende morgen opbraken was het geen ongebroken brood dat Diarmuid bij de ingang achterliet maar het was verkruimeld brood dat hij achterliet.’ Den Doolaard ziet dat zijn tijdgenoten er een hoofdstuk aan hadden kunnen besteden met als titel ‘Grania’s eerste liefdesnacht’.
Zijn regel was dat er geen vaste regels zijn. Hij las veel en noteerde wat hem in teksten wel of niet beviel. Zijn slotsom is: ‘Ik besefte (…) dat een roman een kleine eigen wereld moest zijn, door de schrijver opgebouwd uit bestanddelen van de bestaande, de grote, de overdonderend rijke en tegelijk chaotische. Om de lezer die wereld binnen te voeren bestaan er X plus 1 methoden.’

Deze week sprak ik een Rotterdamse antiquarin (ik leen het woord uit het Duits omdat er in ons taalgebied kennelijk geen vrouwelijke antiquaren zijn) die me vertelde na lange tijd de boeken van Den Doolaard maar weggedaan te hebben. ‘Net waren ze weg of iemand vroeg ernaar; dat zal je altijd zien.’ Reden te meer om je slag te slaan als je een Doolaard tegenkomt.

Havank – De N.V. Mateor

5 nov

HAVANK - NV Mateor - 188x292Onlangs vond ik een fraai uitgegeven herdruk in paperback uitvoering (1996, Walvaboek) van Hans van der Kallens zesde boek. De eerste druk stamt uit 1938 , de tekening van ‘De Schaduw’ van Dick Bruna verwijst naar de talloze Zwarte Beertjes waarin de Havank misdaadromans werden uitgegeven. Ik was benieuwd hoe dit verhaal ruim driekwart eeuw had overleefd. Het sobere taalgebruik van bijvoorbeeld Nescio en Elsschot hield de boeken van die schrijvers goed leesbaar. Havank gebruikte een duidelijk blommiger taal met rijke beschrijvingen. Hij begint met een proloog en eindigt met een epiloog. Chique, zeer chique, je komt dat niet vaak meer tegen. Van de bloemrijke beschrijvingen neem ik de allereerste zin over. Door de beschrijving te beschrijven bereik ik nooit hetzelfde resultaat.

‘De antieke Bretonse klok, naast de haard waarin een zorgvuldig gestapeld vuur van beukenblokken te gloeien lag dat de klamme kilte van de late novembermiddag verdreef, vervulde de rust en de stilte van de ruime bibliotheek, die door de groenoverkapte lamp op het gebeeldhouwde schrijfbureau in het midden van het vertrek slechts schemerig verlicht werd, met het gerucht van haar vijf bronzen slagen.’

Daarna volgen volzinnen over Lord Crainford zodat de lezer, met een beetje begaafdheid op dat vlak, de man en de kamer kan uittekenen. Dit is duidelijk níet de methode die ik tijdens schrijfcursussen propageer, namelijk: met een zo pakkend mogelijke zin met de deur in huis vallen, vanaf de eerste zin de lezer het verhaal in trekken. Qua stijl blijft het verhaal in lijn met de eerste zin, zij het dat er een wat spottende toon bij komt. Ik sla het boek op een willekeurige plek open en zie een scène waarin de politievrouw Manon in een nachttent is. ‘De dikke buitenlandse provinciaal naast haar spande zich zonder dralen ernstig in zich daverend belachelijk te maken. Manon vond het best, zolang hij het maar niet in zijn hoofd haalde aan haar tafel te komen zitten.’
De Schaduw gaat het een paar bladzijden verder minder goed: ‘Bewaakt door zes schietgrage pistolen bereikte hij de grond en stak veiligheidshalve zijn armen in de lucht – gelijk hem overigens bevolen werd.’
Al lezend vroeg ik me af of dit de stijl was die in 1938 leuk werd gevonden. Het moet wel, want de politieromans van Havank verkochten goed en nog lang daarna. Toch zou ik deze stijl vandaag de dag niemand aanraden. Ik heb het boek wel uitgelezen, deels omdat ik niet gauw opgeef waaraan ik begon, maar toch ook omdat het plot je voldoende nieuwsgierig houdt naar de uiteindelijke afloop. Havank bouwt een wereld op rond een klein misdaadsyndicaat dat zich bezighoudt met afpersing door met ontvoeringen en liquidaties te dreigen. Het speelt allemaal in Parijs, waar de schrijver uitstekend de weg lijkt te kennen. Er zijn verschillende personages die ‘fout’ zouden kunnen zijn, sommigen zijn het inderdaad, andere spelen een onverwachte rol. Zoals het, ik zou bijna zeggen ‘standaard’, recept voorschrijft is er een conflict tussen de situatie zoals die zou moeten zijn – zonder boeven – en de werkelijkheid. De held boekt aanvankelijk successen, dan valt de grafieklijn van het succes, de held en zijn kompanen winnen weer, nieuwe tegenslag, maar uiteindelijk winnen de goeden. Zo zitten James Bond films in elkaar, zelfs de verderfelijke Dick Bos-boekjes volgden dit principe.
Wat niet of nauwelijks aan de orde komt is de psychologische factor. Waarom doen de personages wat ze doen? Daardoor blijven ze flat characters. Naast de hoofdpersoon, De Schaduw, zijn er belangrijke rollen voor Silvère en voor de aantrekkelijke typiste Manon die, voornamelijk vanwege haar uiterlijk en haar vlot gebekt zijn, tot assistente van het opsporingsteam wordt bevorderd. Ze wordt getekend zoals middelbare scholieren mooie meiden in hun agenda tekenden, als een soort etalagepoppen. Is daarmee het lezen van zo’n oude detective verloren tijd? Ik denk het niet. Ook een uitstapje naar wat niet als Literatuur geldt kan interessant zijn, zeker een zo populaire titel als dit. Daarbij kun je zien wat je als schrijver anno 2014 niet meer zou doen. Wat brengt het bloemrijke taalgebruik teweeg en de goedmoedige ironie? Zorgt het voor glimlachend lezen, leidt het af van het verhaal of geeft het er een nieuwe dimensie aan?

Renate Dorrestein, Een nacht om te vliegeren

21 okt

Renate Dorrestein - Een nacht om te vliegeren-283x292Door haar eerste roman, Buitenstaanders, was ik direct gewonnen voor Renate Dorrestein. De twee woorden die me te binnen schieten zijn fantasie en duister. Het eerste voor een rijke fantasie die graag de niet alledaagse kant op gaat, en het tweede voor de duistere kanten die bij sommige personages, gewild of ongewild de overhand krijgen.

Een nacht om te vliegeren moet je met aandacht lezen om niet de draad kwijt te raken. Toch lijkt de opzet heel overzichtelijk, het is een midzomernacht, het verhaal begint om 18:00 uur, het volgende hoofdstuk speelt tussen 19:00 en 20:00 en het laatste hoofdstuk draagt als titel 03:00. Hoeveel meer chronologie kun je wensen? Maar zoals niemand een dag leeft zonder dat het verleden daarop invloed heeft, zo hebben ook de verschillende personages een verleden dat hun daden tijdens de langste nacht mede bepaalt. In flashbacks krijgt de lezer iets mee van dat verleden. Het zijn vaak korte herinneringen, gedachteflitsen, waardoor het lang duurt voor je daaruit een samenhangend verhaal kan maken, en zelfs dan blijf je als lezer zitten met blinde vlekken.
Zonder de roman kort na te vertellen en daarmee het leesplezier weg te nemen voor wie eraan wil beginnen, toch iets over het verhaal. Op de eerste bladzijde komt negentienjarige Linde surfend over een flink meer aan bij een danig uit de kluiten gewassen huis. ‘Wie het huis voor het eerst zag, moest onwillekeurig denken aan een prehistorisch wezen dat zich tegen de flank van de heuvel te slapen had gelegd. Als men het naderde schubden er op onvoorspelbare plaatsen draconische torens tevoorschijn en werden lage uitbouwen zichtbaar, die als ontspannen ledematen langs de helling hingen.’ Dit zijn de eerste twee zinnen. Het huis is pas twintig jaar oud, gebouwd met het geld van een ondernemer die rijk geworden was met een soort superklutser voor in de keuken. Het ontwerp was van zijn echtgenote en net als zij, wild, hartstochtelijk en onstuimig.
Linde is te logeren gestuurd naar deze oom en tante., Ze heeft een schandelijk akkefietje achter de rug, haar ouders denken dat ze er eens uit moet en dat ze leuk zou kunnen opschieten met haar nichtje Asa, hoewel die vier jaar jonger is, wat op die leeftijd een flink verschil is. Al gauw verschuift het perspectief naar Asa die verschillende drama’s achter de rug heeft, het verlies van haar broer Alex en een stel verminkingen die het einde betekenden van haar rol als lief, bevallig meisje. Ze heeft zich in het hoofd gezet dat de vader de schuld van alles is. Alex is niet dood denkt ze, maar door de eisen van haar vader was hij gedwongen het huis te verlaten. Dat is nu vijf jaar geleden, maar hij zal zeker terugkomen. Wat er precies is gebeurd is niet helemaal duidelijk, omdat de herinneringen van Asa verre van betrouwbaar zijn. Ze waren aan het vliegeren en het huis had en heeft een balkon waarvandaan je heel goed vliegers kan oplaten. Het vliegeren kun je heel goed als een metafoor opvatten. Asa laat verschillende keren vallen dat deze midzomernacht heel geschikt is om te vliegeren.
De moeder is na het verlies van Alex nooit meer de oude geworden, al kan je bij wat dan wel ‘de oude’ was ook kanttekeningen zetten. De vader probeert alles, zijn gezin en zijn talloze relaties, bij elkaar te houden. Wat bepaald niet meevalt met de wraakzuchtige Asa die vast besloten is het jaarlijkse midzomernachtfeest drastisch te verstoren. Onder andere door de verzameling reptielen en slangen los te laten. En om Linde onschadelijk te maken. Terwijl Linde probeert op vriendschappelijke manier met Asa om te gaan, zich ook zorgen maakt over de moeder, haar tante, ziet Asa haar alleen als iemand die tussen haar vader en moeder tracht te komen. En haar vader die zich gedraagt als de beesten valt daar als een blok voor. Hier moet Asa optreden. Hoe dat ten slotte afloopt voor Linde is niet echt duidelijk. Goed, zou ik hopen, want zij leek mij een goede ziel te hebben. Inzicht in de vader kreeg ik niet en de twee andere hoofdpersonages hebben een verstoord beeld van de werkelijkheid. Bij de moeder leidt dit tot inertie en bij Asa tot een dadendrang die je op zijn allerzachtst ‘fout’ zou kunnen noemen.
Dan is er het personeel, een paar dozijn mensen, waarvan het hoofd van de keuken diezelfde avond bevalt van een zoontje, en waarvan de rest zeer ontevreden is over de werkomstandigheden. Wat ze ook laten merken.

Slangen en kaaimannen die dankzij Asa in de tuin terechtgekomen zijn, zorgen voor een chaos die behoorlijk uit de hand loopt. Voor de zekerheid keek ik nog op de achterflap, maar nee, ik heb niet meer prijsgegeven dan wat er in de flaptekst staat. Om te weten wat er gebeurt en vooral om je een beeld te vormen van de verschillende personages moet je het boek lezen en eigenlijk gelijk ook maar herlezen. Dan vallen allerlei kleine hints op hun plaats omdat je ze in verband kan brengen met wat je al weet van de eerste keer lezen. De tweede lezing is daarom niet een herhaling, maar een mooie aanvulling.

Max Frisch, De mens treedt op in het Holoceen

9 okt

Max Frisch - De mens treedt op in het Holoceen-181x292Dit verhaal, Max Frisch noemt het een vertelling, niet een roman, is geschreven in 1979 en een jaar later vertaald. Het zou makkelijk gedateerd kunnen aandoen, maar dan heb ik het puur over de leeftijd van het drukwerk, want Frisch is wars is van modieuze tierlantijnen, waardoor zijn werk niet snel veroudert.
Wie zelf schrijft (ook wie dat niet doet) treft hier een voorbeeld van hoeveel meer mogelijkheden je hebt met teksten als je je niet houdt aan de gebruikelijke aanpak. Als docent schrijven geef ik ook tips waarmee je de grootste valkuilen kan vermijden. Ik realiseer me dat als je een verhaal netjes volgens de regels opzet, je tot een goed en degelijk resultaat kan komen, maar dat de verrassende korte verhalen, of een roman, pas ontstaan als je buiten de lijntjes gaat.
Wat deed Frisch in deze vertelling? Hij toont de lezer mijnheer Geiser, die oorspronkelijk uit Basel komt, maar lang geleden is verhuisd naar een dal in Ticino, het Zwitserse kanton dat aan Italië grenst. Het regent. Het regent al lange tijd en het mist. Kennelijk zijn er aardverschuivingen geweest, de bus rijdt niet meer. De weduwnaar Geiser maakt toch al weinig contacten, maar nu is hij helemaal van de wereld afgesloten. Een van de weinigen die hem wel eens aanspreekt en die hem in deze periode soms een pannetje soep komt brengen, probeert mijnheer Geiser te vermijden.
Hij heeft zorgen: werken zijn hersens nog wel naar behoren, vergeet hij niet van alles, dingen die hij vroeger moeiteloos wist. Om het vergeten tegen te gaan, begint hij encyclopedische kennis over te schrijven uit naslagwerken. Hij kiest de geschiedenis van de aarde, de verschillende tijdperken -wie kent die lijstjes nog?- Paleoceen, Eoceen, Oligoceen, Mioceen, Plioceen, Pleistoceen en het Holoceen . Hij ontdekt gaandeweg dat het niet nodig is om alles over te schrijven, hij knipt uit wat hij wil onthouden en zet die briefjes met punaises vast aan de wanden. Later, als de punaises op zijn gaat hij over op wondertape. De briefjes zijn in het boek gekopieerd, zodat je als lezer een precies beeld krijgt van wat Geiser het opzoeken en uitknippen waard vindt. Dit is niet de enige manier waarop hij zijn veroudering wil tegenhouden. Hij herinnert zich een bergtocht die hij vroeger ooit volbracht en besluit die nog eens over te doen. Het wordt waarschijnlijk moeilijker, maar hij zou het nog steeds moeten kunnen volbrengen. Voor de lezer levert het een spannende episode op, de man gaat in slechte omstandigheden aan zijn tocht beginnen en het wordt meer en meer de vraag of hij ooit zal terugkeren. En wie zal hem zoeken als er niemand is die weet dat hij aan deze tocht is begonnen.

De stijl van Frisch kan je geruist sober noemen, hij gebruikt geen woord teveel om de eenzaamheid van Geiser te beschrijven en te laten zien hoe deze zijn levenseinde probeert te verhinderen. Het boek heeft een open einde, hoewel de lezer conclusies kan trekken uit een aantal aanwijzingen. Zo zou het gevecht met, en de angst voor de dood zou heel goed contraproductief kunnen zijn. Die dagelijkse concentratie op het eigen verval zou dat verval in de hand kunnen werken. Mijnheer Geisers fascinatie voor de aardgeschiedenis, waarin het ontstaan en de erosie tot de huidige vorm van de Alpen een rol speelt, zie ik als een fraai beeld voor de nietigheid van de mens. In een van de naslagwerken leest Geiser dat de mens optreedt in het Holoceen, pas laat in de hele aardgeschiedenis. Daarmee is de titel van het boek letterlijk verklaard.
Zoals gezegd, de aanpak van deze vertelling is apart en het gegeven is simpel: oudere man verzet zich tegen afnemende capaciteiten; zijn eenzaamheid versterkt zijn angst voor de dood. Doordat hij alleen staat is er ook geen huisgenoot is die als rem en of bemoediging werkt. Dit laat Max Frisch zien, hij blijft dicht op de huid van zijn personage en illustreert het verhaal met de werkelijk uitgeknipte stukjes waarmee mijnheer Geiser angstvallig wil vasthouden aan de schoolkennis die hij ooit meende te bezitten. De manier waarop dit is uitgewerkt resulteert in een een boek dat ook na zoveel jaren leest als van een verhaal uit de laatste oogst.

Ian McEwan, Amsterdam

25 aug

Ian Mc Ewan - Amsterdam 292x182Schreef McEwan nu een boek over de stad waarvan de bewoners toch al denken dat het de navel van de wereld is? Nee, dat blijkt niet het geval. De plaats waar alles gebeurt is vooral Londen, gevolgd door een stukje Lake District en een flintertje Manchester. Uiteindelijk komen de hoofdrolspelers samen in Amsterdam en, zo blijkt uit het verhaal, die stad had beslist niet Zürich of Marseille kunnen zijn. Tot zover de geografie.

Met deze roman uit 1998 bewijst McEwan opnieuw zijn vakmanschap als romanschrijver. Het verhaal gaat om twee hoofdpersonen binnen hun werelden, omgeven door belangrijke en iets minder belangrijke personages. Er is een plot, er zijn maatschappelijke, herkenbare situaties en er zijn verschillende wendingen en verrassingen. Ten slotte eindigt het verhaal toch anders dan de lezer waarschijnlijk had gedacht. Allemaal prima ingrediënten. Wat alles goed en rond maakt, want de ingrediënten bieden op zich geen garantie, is dat ik zowel in de personages als in de omstandigheden kon geloven. Niet dat het verhaal zich ook in het leven van de gemiddelde lezer zou kunnen afspelen. Daarvoor zijn allereerst de hoofdspelers te bijzonder. De gevierde componist Clive Linley en de hoofdredacteur van een Engelse kwaliteitskrant, Vernon Halliday zijn beiden ex-geliefden van Molly, die later trouwde met George Lane. Op de eerste bladzijde treffen we hen op haar crematie op een koude dag in februari. Molly, levenslustig, in voor avonturen, was een bekend fotografe die onder andere voor Vogue werkte. De twee mannen zijn het er over eens dat ze haar einde zo nooit gewild zou hebben, hulpbehoevend en geheel in handen van de rijke maar saaie en bezitterige George. Deze organiseerde dan ook alleen een crematie, geen herdenkingsdienst, want hij wilde voorkomen dat vroegere relaties het woord zouden voeren. De twee vrienden maken een afspraak om te voorkomen dat – als het leven niet meer levenswaard zou zijn – de ander hulp biedt om op een aanvaardbare manier uit het leven te stappen. Als de wetgeving in Engeland tegen die tijd niet veranderd is, zullen ze naar Nederland uitwijken.
Intussen gaat het leven door. Clive is gevraagd een symfonie te schrijven die bij het ingaan van het nieuwe millennium gespeeld moet worden. Hoewel het jaar 2000 nog niet voor de deur staat, is er druk om dit stuk al snel klaar te hebben. McEwan schetst nauwkeurig wat een componist te doen staat, wat Clive te doen staat. Deze is een van de eerdere die zijn afgestapt van het modernisme waarin melodie, harmonie of ritme verbannen waren. Clive heeft een thema nodig, iets wat hij kan uitwerken, waarin variaties komen, omdraaiingen, stille passages en waarin dat alles leidt tot een groots slot. In de roman volgen we dit proces van nabij, zonder dat je musicus moet zijn om dit te kunnen meebeleven. En dan is er Clive zelf, hoe gaat hij om met de roem die hem ten deel valt, welke fantasieën komen zijn dromen binnen? Hoe geconcentreerd kan hij blijven; scheppen is immers iets anders dan een ambacht uitvoeren.
Vernon, de oude vriend heeft een totaal ander leven. Hij is als hoofdredacteur aangesteld om de krant uit de rode cijfers te halen. De oplage loopt al tijden terug. Dieper gravende artikelen zijn degelijk en chique, maar wie leest ze, welke concessies moeten er worden gedaan aan een jonger lezerspubliek? Vernon heeft al het nodige veranderd, hij heeft een goede kijk op de krantenwereld, waarin hij aan de ene kant te maken heeft met de redactie en de behoudende elementen daarin, en aan de andere kant met een directie die zich concentreert op de rendementen. Daar zou je een economisch opstel van kunnen maken. McEwan vertelt gelukkig een verhaal. Tot hoever je kan gaan voor het commerciële doel wordt een geschiedenis over onthullende foto’s die het bestaan van een hoog geplaatste gefotografeerde kunnen vernietigen, maar die voor de krant een grote klapper zullen betekenen. Terwijl de strijd tussen ethiek en commercie woedt, blijkt dat het slachtoffer, het bejaagde groot wild, niet stil zit. Tussen Vernon en Clive ontstaat een verschil van mening dat hun vriendschap sterk onder druk zet.
De symfonie zal uiteindelijk op de al lang bekende datum in Amsterdam worden gerepeteerd en zowel Clive als Vernon zullen op de receptie zijn ter ere van de eerste uitvoering. Het verhaal neemt dan weer een nieuwe wending waarover ik natuurlijk niets zal zeggen.
Net als de eerdere boeken van McEwan, moet je Amsterdam zeker zelf lezen. Dat wat vriendschappen kan bedreigen is niet veranderd, en de dilemma’s waarmee beiden te maken krijgen, zijn ook nu aan de orde.

Oscar van den Boogaard, Meer dan een minnaar

8 aug

Oscar van den Boogaard - Meer dan een minnaar-292x183Wat heb je net gelezen voor je aan het volgende boek begint? Ik merkte dat het wel degelijk iets uitmaakt, zeker waar het net gelezen boek een bundel verhalen en notities was van Sylvia Plath. In de eerste bladzijden miste ik al de indringendheid, alsof je na een tocht op een ruige zee op een kalm meer terecht komt. De eerste alinea begint met een relativering. Als je maar voldoende afstand neemt, in ruimte maar zeker ook in tijd, vervaagt zelfs de eigen familie inclusief de ongelukkige leden daarvan, tot een zoetsappige onschuld. Aan het woord is een ’ik’ die later zoon August van Regina blijkt te zijn. Om niet in raadselen te spreken: de roman gaat in hoofdzaak om zes mensen, twee echtparen waarvan Noël en Regina een zoon hebben, en Rudolf en Elsie een dochter, Lilly.

Het verhaal wordt in de hij-vorm geschreven, het perspectief wisselt per hoofdstuk. Al lezend kom je te weten dat Noël een ware autochtoon is in het Vlaamse dorp aan de Leie. Hij en zijn vrouw staan voor de traditie, de kerk en eenvoud. Rudolf komt van buiten, is seksuoloog, welgesteld. Hij laat een grote hoeveelheid bomen kappen om er een kubistisch betonnen huis neer te zetten, naast de woning van Noël. Zijn hele levensstijl en -opvatting staan in scherp contrast met die van zijn buren.
Er zou weinig te vertellen zijn als deze buren hun eigen leven zouden leven en af en toe eens een glas wijn of bier dronken. In een korte flaptekst zien we al dat het weekend van de ramp met de Herald of Free Enterprise (vrijdag 6 maart 1987) het moment is waarin de levens van de echtparen op drift raken. Voor die tijd waren al vierhoeksverhoudingen ontstaan.
Op de tweede pagina is het 5 maart en komt de aarde tevoorschijn uit een laag van sneeuw en ijs. Het grootste deel van de roman wordt dus in flashbacks verteld. Veel algemeen beeld, achtergronden, af en toe een inkijkje in de psychologie van de personages. Dat ik een gevoel kreeg dat het aan urgentie ontbrak, kwam niet alleen door het vorige boek. Het mooie van lezen is dat je je laat meenemen door het huidige verhaal, zoals je luistert naar degene die je nu aan het vertellen is wat hem of haar is overkomen. Aandachtig. Dat neemt niet weg dat de een aangrijpender weet te vertellen dan de ander.

Tussen het moment dat ik de laatste bladzijden las en het schrijven van deze impressie ligt een goede week. Genoeg om een beeld van de roman als geheel te laten ontstaan. Wat boven kwam drijven was dat het plezier van het lezen overheerste. Oscar van den Boogaard is vakman genoeg om een roman tot een goed einde te brengen. En dat er twee snelheden zijn. In het begin is het vooral expositie, de schrijver schildert een beeld van de verschillende personages. Je leert ze stuk voor stuk kennen en er worden tipjes opgelicht van de sluier die nog over de toekomstige gebeurtenissen ligt. Daarna, we zijn dan denk ik al op twee derde van de roman moet de plot worden afgewikkeld. Het verhaal raakt in een stroomversnelling. Een sterke versnelling alsof de schrijver zich bewust wordt dat er zaken gedaan moeten worden, het verhaal moet af. Voor een verbinding met de werkelijkheid zorgt de veerboot Herald of Free Enterprise die net buiten de haven van Zeebrugge kapseisde en zonk. Veel mensen staat die gebeurtenis nog op het netvlies, ook al omdat het Rotterdamse Smit-Tak de berging voor haar rekening nam. De schrijver heeft het aangegrepen om een plotwending te bewerkstelligen. Natuurlijk weet de lezer dat hij een boek leest in het genre Fictie. Niettemin doet de schrijver zijn best een verhaal te maken dat tenminste waar had kúnnen zijn. Daarin kunnen waargebeurde elementen een positieve rol spelen. Een soortgelijk punt: eerder laat hij August zich zorgen maken over de gevolgen van Tsjernobyl. Dat was een klein jaar eerder. De vraag blijft wel hoeveel lezers nog weten wanneer dat was en hoe lang die verbinding met de roman blijft werken.
Aan het eind heb je het verhaal gelezen, de plot is afgewikkeld, de personages kijken aan tegen een nieuwe situatie. Het zat allemaal goed in elkaar, het was plezierig lezen, en toch blijft er een maar. Er zijn golven, maar noch de personages, noch de lezer wordt erdoor onderuit geslagen. Het zijn te zoete golven. Al met al, zeker een lezenswaardig boek, maar ik zou er geen zoektocht aan wijden om het per se en met alle geweld in handen te krijgen.