In mijn laatste blog maakte ik een vergelijking tussen bondig en uitgesponnen schrijven en dat naar aanleiding van het begin van Boetekleed tegenover een tekst die leek op wat ik wel eens zie van cursisten. Intussen heb ik Boetekleed uit. Ten koste van wat nachtrust, maar met veel leesplezier.
In deze blog ga ik nog eens na op welke manier McEwan te werk gaat. Hij heeft een forse roman geschreven, 414 bladzijden, verdeeld over drie delen en een soort nawoord. Ik krijg wel eens de vraag, wanneer begin je een nieuwe alinea, neem je een witregel, begin je aan een nieuw hoofdstuk, of zelfs een deel? Het antwoord is dat er steeds iets nieuws begint en de mate waarin dat nieuwe zich manifesteert bepaalt je keuze. Toen haar bagage in de krakkemikkige taxi stond, reed de chauffeur weg, voordat zij had kunnen instappen. Zo’n zin zou de laatste kunnen zijn voor een witregel, of voor een hoofdstuk. Het is duidelijk dat er een geheel nieuwe situatie ontstaat voor de hoofdpersoon.
Helga Ruebsamen sluit haar boek Het lied en de waarheid af op het moment dat het kind in het boek zoveel ouder is geworden dat een andere toon en stijl nodig is om datzelfde kind verder te laten vertellen. Een te grote breuk, vond de auteur, het vervolg kan dan beter komen in een nieuw boek, een fysiek nieuw deel.
In Boetekleed gebruikt McEwan ruim de helft van het aantal pagina’s voor deel I, dat hij onderverdeelt in hoofdstukken. In die hoofdstukken maken we kennis met een flink aantal personages die allemaal zijn verbonden met de familie Tallis die ergens in Surrey op een landgoed woont. De verteller is alwetend, daardoor kan hij af en toe een kleine vooruitwijzing geven. Het perspectief wisselt. Het eerste hoofdstuk heeft de dertienjarige Briony als hoofdpersoon en bij haar ligt het perspectief. In de loop van dit deel leren we ook haar broer Leon, haar zus Cecilia, haar moeder, en een aantal logés kennen. Door het wisselend perspectief en hier en daar wat overlap in het verhaal, merk je dat een zelfde moment door de ogen van de een, niet gelijk hoeft te zijn aan wat de ander dacht te zien. McEwan speelt met gegeven. Dat niet alles is wat het lijkt, blijkt ook uit de omgeving: het huis is gebouwd in Adam-stijl, een fontein is een verkleinde kopie van de romeinse Triton-fontein, er is een kunstmatig meer, met dito eilandje waarop een tempeltje als een aandachtspunt in het landschap. Op een langzame en indringende manier komen de personages en hun omgeving tot leven en dat alles op een drukkend warme dag in de zomer van 1935. In die sfeer vindt een drama plaats, waaraan Briony schuld heeft en dat de levens van bijna alle personages verandert. We weten intussen ook dat Briony van jongs af aan schrijft en naar ze zelf voelt op de drempel staat van kinderlijke verhalen en de volwassen wereld.
Aan het eind van deel I is het drama een feit. Tussen dit moment en het begin van deel II zit een tijdsprong van een kleine vijf jaar. Wat zich intussen heeft afgespeeld vertelt McEwan in enkele zinnen in flashback. De locatie is veranderd, het vertelstandpunt en dit deel is niet meer in hoofdstukken verdeeld. De hoofdpersoon is nu Robbie die met twee korporaals op weg is naar de strand ten noorden van Duinkerken. Wie dit in historisch perspectief wil plaatsen moet zoeken naar “evacuatie/duinkerken/1940”. McEwan heeft uitgebreid research gedaan, maar laat de betekenis zien door de ogen van Robbie en de twee mannen met wie hij optrekt. Robbie is ook in deel I een van de belangrijkste personages en via zijn gedachten, zijn vooruitzichten en de herinneringen aan Cecilia blijft hij verbonden met het verhaal. Of hij uiteindelijk één van de ongeveer 300.000 evacués is lezen we niet. Dit deel eindigt op het strand.
Deel III is geschreven vanuit de schuldbewuste Briony die zichzelf bij wijze van boetedoening heeft opgelegd als leerlingverpleegster te gaan werken. Nu maken we van heel dichtbij mee wat dat anno 1940 betekende: onderaan de ladder, vloeren boenen, po’s legen en gekoeioneerd worden. In dit deel onderneemt Briony ook een verzoeningspoging. Aan het eind van dit deel blijkt dat Briony de schrijfster is van dit verhaal. Ze is tientallen jaren bezig het verhaal uit deel I en de gevolgen die deels uit deel II en III blijken, te schrijven. Daarmee moet de waarheid aan het licht komen. Maar ja, wat die waarheid is, blijft in het midden. In een nawoord, Briony aan het woord op haar 77e verjaardag, blijkt dat ze Robbie en Cecilia in het verhaal een rol heeft gegeven, maar dat in werkelijkheid…
Het idee dat je een verhaal leest dat weliswaar fictie is maar daarbinnen “waar” wordt op losse schroeven gezet. Hier is een schrijver aan het werk die een schrijfster verzint, die niet altijd een perfecte kijk heeft op de werkelijkheid. Fictie wordt hier dubbel fictie en in dat kader zegt de oorspronkelijke omgeving veel, die staat ook vol met dingen die niet echt zijn. Ten slotte is er de vraag van de boetedoening. Wat is daar mogelijk, wat is daar in dit specifieke geval mogelijk?
Al met al biedt McEwan veel meer dan de meeste andere romans. Ik kan me goed voorstellen dat een romanschrijver het houdt bij de gebeurtenis uit deel I, een handjevol personages weglaat om het overzichtelijk te houden en vervolgens naar een eind toe werkt. Wat dat eind ook moge zijn. Als we naar de inhoud van veel romans kijken, zijn die vaak simpeler van opzet. Of, andersom gesteld, Boetekleed is een bijzonder rijke en veelomvattende roman. Een roman ook die ik van begin tot eind met veel plezier heb gelezen.