In de vormgeving zijn de eerste overeenkomsten te vinden met de verhalenbundel waarmee Frans Pointl bekend werd, De kip die over de soep vloog. Ik las het kort voor ik een interview met de schrijver zou houden in de foyer van het Rotterdamse Bibliotheektheater. Dat leidde toen nog een bloeiend bestaan met een interessant gamma aan literaire programma’s. Het was begin jaren negentig maar aan de spreekwoordelijke stoelpoten van het theater werd al gezaagd.
Wat ik me vooral herinner zijn de waarschuwingen die ik vooraf kreeg: ‘Ga jij Frans Pointl interviewen? Nou ik ben benieuwd of je er een woord uitkrijgt.’ In de gesprekken die ik had voordat we een definitieve afspraak maakten, was hij inderdaad voorzichtig, maar ik verzekerde hem dat ik het over het schrijven wilde hebben en geen Van der Meijdenachtige vragen in gedachten had. Het was een gesprek in een serie interviews op podium, dus op schrift is er niets van achtergebleven.
De kip bestaat uit een zestiental korte autobiografische verhalen. Zij gaan voor een belangrijk deel over zijn jeugd die sterk werd overschaduwd door de kampervaringen van zijn joodse moeder. Na de oorlog heeft zij alleen nog haar zoon Frans en een oude Steinbach piano. Samen met haar zoon (1933) gaat zij bij oude buren op bezoek die zolang spullen zouden bewaren, maar nu ineens hun geheugen zijn kwijtgeraakt. In het huis van deze zwaar getraumatiseerde overlevende groeit Frans op tot een sociaal onhandige man. Hij ziet geen kans om baantjes te behouden en na de dood van zijn moeder komt hij terecht bij hospita’s. Een deel van zijn verhalen gaat over die ervaringen. Wie eens wil zien hoe ingetogen en kaal je kunt schrijven, doet er goed aan de verhalen van Pointl te lezen. Hij brengt ook in de praktijk wat je van een autobiografie kan zeggen, namelijk dat je niet direct hoeft te beginnen aan een groot alomvattend verhaal, maar dat je ook losse verhalen kan schrijven die je op een goed moment kan bundelen.
In De Heer slaapt met watjes in zijn oren (acht wat langere verhalen) komen we een aantal situaties uit de eerdere bundel tegen. Zo is een kort verhaal over een relatie met een jonge vrouw met een hazenlip hier uitgebreid. Een paar omstandigheden zijn ook gewijzigd, zodat je je kan afvragen of dit verhaal, en daarmee álle verhalen, ook in de details op autobiografische waarheden berusten. Dit is trouwens, zoals steeds, typisch een verhaal rond een anti-held. Hij gaat mee met de koffiejuffrouw die door de chef ‘de lip’ wordt genoemd. Iets wat de ik hem erg kwalijk neemt: We noemen u toch ook niet Hamster vanwege die overdreven wangzakken? In het begin van het verhaal gaat hij met haar naar de bioscoop “en van het een kwam het ander. Op een avond had ze me meegenomen naar haar zolderkamertje aan de Jacob van Lennepkade en had ze me verleid.” De relatie blijft bijna uitsluitend lichamelijk. Zij houdt niet van zijn klassieke muziek, leest geen boeken en vindt het saai als hij wel leest. Op den duur raakt zij alleen nog maar enthousiast als hij dingen voor haar bekostigt. Zoals de occasion die ze kopen. Zij wil een auto en neemt rijlessen. Samen ontdekken ze dat de voordeligste aanschaf een auto van Oost-Duitse makelij was, een Trabant. Die kopen en financieren ze. Even lijkt het hem vreemd dat alleen zijn naam genoemd staat bij de afbetalingsregeling. Als zij vertrekt met een jongere nieuwe vriend, is hij nog aan het afbetalen. Tja, hij lijkt in de verhalen een abonnement te hebben op het kortste eind.
De titel interpreteerde ik in overdrachtelijke zin: er deugt heel veel niet in de wereld, maar God slaapt met watjes in zijn oren. Later blijkt het verband te houden met het verblijf van de ik in een ziekenhuis. Hij komt er terecht nadat hij hartklachten had. In een telefonisch consult stelde de cardioloog vast dat hij een hartaanval had gehad en zei hem stante pede naar het ziekenhuis te komen. Dat kan niet, zei de ik. Ik kan mijn katten niet in de steek laten.
“‘Wat is nu belangrijker, uw leven of uw katten?’ vroeg de cardioloog.
‘Mijn katten gaan altijd voor.’
De cardioloog stelde dat deze beslissing voor mijn verantwoording was en verbrak de verbinding.”