Tag Archives: Langere verhalen

Hans Münstermann, Hou me vast

4 feb

Hans Munstermann - Hou me vast 197x292Een paar dagen geleden las ik de laatste regels van dit boek. Daarna liet ik zoals altijd mijn indrukken nog even bezinken. Van Münstermann blijft De bekoring mijn favoriete roman. In vergelijking stelde zijn laatste boek mij enigszins teleur.

Ik aarzel om bij de vorm te beginnen, is het niet een beetje flauw, vraag ik me af. Toch draagt de vorm in belangrijke mate bij aan het verhaal. Het gaat erom wat de verteller vertelt, maar het gaat er ook om hóe een verhaal wordt verteld. Hier is het verhaal opgedeeld in hoofdstukjes van één, anderhalve of twee bladzijden. Ik vind het een springerige opzet al weet ik dat sommige mensen dit juist snelheid aan het verhaal vinden geven. Zo werkte het niet bij mij, eerder leek het of de schrijver zich wilde onderscheiden, een aparte vorm koos vanwege de vorm. Het enige voordeel was dat als zo’n pagina minder interessant was, je snel de tekst kon scannen om naar het volgende hoofdstuk te gaan. Nu ik toch bij de buitenkant van het verhaal ben, ik vond de omslagfoto schitterend, alleen had ik absoluut niet het idee dat de hoofdpersoon model had gestaan voor de vrouw die poseerde. Een foto van de hoofdpersoon is wat mij betreft geen aanwinst. Het interessante van lezen is nu juist dat iedereen zich een beeld kan vormen van de personages, net zoals van de kamers en landschappen waarin zij verkeren. Door foto’s toe te voegen dring je een heel precieze beschrijving op aan de lezer.

Nu dan eindelijk naar de inhoud. Het verhaal speelt zich af in het heden en in een verleden van een goede twintig jaar terug. De ruimte van het heden is een klas aan de Maastrichtse toneelschool, de stad Maastricht en voor een deel het plaatsje Ittersum. Het verleden komt in korte flashbacks aan bod en speelt zich af in Amsterdam en jaren later in Griekenland. Hoofdpersonages zijn de 22-jarige Zelda, studente regie, Matussek, midden tot eind veertiger, docent, enkele klasgenoten, en in het verleden een oude geliefde van de docent. Stel dat het heden circa 2010 is, dan is Zelda van 1988. In 1999 gaat Matussek op vakantie naar een van de Griekse eilanden, waar hij ooit was met zijn ex-geliefde en daar hoort hij dat zij is verdronken tijdens een boottocht. Hij hoort daar nog meer, informatie die het zacht gezegd vreemd maakt dat hij zich gedraagt zoals hij zich gedraagt.
Er is meer vreemd. De manier waarop hij lesgeeft is op het bizarre af. Kennelijk wordt het daar getolereerd. Nou ja, het gaat daar in Maastricht misschien wel zo aan toe, Münstermann heeft er zelf lesgegeven. Zijn provocerende manier van optreden maakt dat de studenten zich sterk afvragen wie ze nu eigenlijk voor zich hebben en zo wordt het ontraadselen van Matussek voor de studenten een onderwerp op zich. Ze ondervragen hem een stuk indringender dan ik ooit meemaakte in leerling-docent verhoudingen. In een van die momenten laat hij zich ontvallen dat hij thuis nog een meer dan twintig jaar oude ongeopende brief heeft van zijn ex. Het werkt als een sappig bot binnen een roedel wolven. Vooral Zelda verdiept zich in Matussek. Het zit haar, dochter van een alleenstaande moeder die overleden is, niet mee. Ze heeft korte tijd iets gehad met Omar uit haar klas; dat is over, maar ze ziet hem uiteraard nog steeds, ze voelt zich gedumpt en door zijn aanwezigheid is het onmogelijk hem te vergeten.

Er zijn gedeelten die ik zeer de moeite waard vond, waardoor ik toch geen spijt heb dit boek gelezen te hebben. In het allereerste hoofdstukje wordt gezegd dat dit – de dag van de diploma-uitreiking – de laatste dag van Zelda’s leven is. De lezer krijgt wel een idee wie daar moreel gezien schuldig aan is, maar aan het eind van de roman wordt helemaal niet duidelijk waarom dat onvermijdelijk zou moeten zijn. Daarvoor is het personage Zelda onvoldoende uitgewerkt en zoals gezegd, zeker zo’n eind moet niet uit de lucht komen vallen. Het is niet genoeg dat het eind helemaal aan het begin is aangekondigd. Alles is mogelijk in de roman zolang je als lezer maar kan geloven dat dit personage, onder deze omstandigheden doet wat ze doet. Dat geloof heeft de schrijver op mij niet kunnen overdragen. Helaas.

Advertentie

Muriel Spark, De vrijgezellen

26 jan

Muriel Spark - De vrijgezellen -180x294Ik vond het in linnen gebonden boek op de Rotterdamse markt. De papieren stofomslag had de tijdreis tussen 1960 en nu vrijwel ongeschonden doorleefd. Grappig ook hoe ook bandontwerpen aan tijd gebonden zijn. Deze is van Ursula den Tex, werd waarschijnlijk ooit ouderwets en is nu een mooi tijdsdocument. Zou het boek alleen nog antiquarisch te koop zijn, hoe zit het überhaupt met de verkrijgbaarheid van Muriel Spark? Ik klikte de website van Rotterdams grootste boekhandel, Donner, aan. Niet één ‘Spark’ in het Nederlands. Dat de terecht hoog geprezen Schotse schrijfster wel herdrukt wordt in het Verenigd Koninkrijk ligt voor de hand, ze behoort tot het cultureel erfgoed. In de lijst met verkrijgbare titels zag ik heel wat Duitse vertalingen. Voor een Nederlander niet erg praktisch, je wilt ofwel het oorspronkelijke werk lezen, of een Nederlandse vertaling. De Duitse titels laten intussen zien dat onze buren over een iets beter literair oog beschikken, voor zover je op basis van zo’n klein onderzoek conclusies mag trekken.

Muriel Spark houdt ervan een gesloten wereld te schetsen. Het kan een school zijn of een nonnenconvent, dit keer is het de wereld van vrijgezelle Londenaars. De wereld is goed bevolkt, er zijn genoeg personages om er voor te zorgen dat je als lezer moet opletten, wie is wie en hoe stond hij of zij in verbinding tot de anderen. Naarmate je meer tijd hebt om het boek in een of in een paar keer uit te lezen, wordt het probleem kleiner dan wanneer je, zoals ik, kleine stukjes per keer leest. Iets minder personages had voor mij wel gemogen.
Er zijn in grote lijnen drie dingen aan de hand. Er is een beeld van de vrijgezellen in Londen, hoe ze leven – op de eerste bladzijde komen Ronald en Martin elkaar tegen en hebben het over argarine en diepvries tuinerwten – en hoe ze vrouwen zien. Er zijn, vooral dames, die een spiritistisch clubje vormen. De leidster hiervan is de tante van een van de vrijgezellen. Er is een medium, Patrick Seton, die contacten legt met de wereld van de overledenen. De man blijkt een zwendelaar die al verschillende dames van hun spaargeld heeft afgeholpen. Laatstelijk een van de dames uit het clubje. De verdere binding is dat twee van de vrijgezellen iets te maken hebben met de rechtszaak die in het heden van het verhaal tegen Patrick Seton loopt. Het bedrog van een spiritueel bevlogen weduwe uit het clubje is wat Patrick betreft al verleden tijd. Hij heeft een jongere vrouw het hof gemaakt, waarbij de laatste door een kleine onvoorzichtigheid zwanger is geraakt. Daar heeft Patrick een gruwelijk plan mee. Ten slotte, zo grijpt alles weer in elkaar, is er een van de vrijgezellen die het verblinde meisje uit de handen van de schurk wil redden.
Spark geeft niet alleen een sfeertekening van het vrijgezellenbestaan, maar ook van de verschillende vrouwen en het reilen, zeilen en gekonkel binnen het spiritistisch genootschap. Tegelijkertijd komt de rechtszaak eraan. Een veroordeling lijkt de enige kans dat het voor het zwangere meisje goed zal aflopen. De lezer die meer weet dan het meisje vreest het ergste als Patrick zal worden vrijgesproken, iets wat goed mogelijk lijkt. Zo is deze roman, meer dan de andere die ik van Spark las, ook een spannend verhaal dat je naarmate de ontknoping nadert, sneller gaat lezen.
Misschien is dit niet haar allerbeste roman, wat zoals gezegd ook sterk persoonlijk kan zijn, maar het is nog altijd zeer de moeite waard en voor mij een bewijs dat Muriel Spark ertoe doet. Het enige is dat je ervoor bij antiquariaten of op (e-)boekenmarktjes moet zoeken. Of Engelse exemplaren kopen. Hoe het met de bibliotheken zit weet ik niet. Die bewaren ook niet alles. Helaas.

Milan Kundera, Onwetendheid

1 jan

Milan Kundera - Onwetendheid-185x292Niet elke roman van een gevestigd schrijver zal even goed zijn. Misschien heb je ook als lezer met het ene werk meer op dan het andere, met andere woorden: misschien ligt het aan mij. Deze roman van Kundera gaat over Irena die ooit is gevlucht uit Tsjecho-Slowakije. Aan het begin van het verhaal zijn het haar partner en een vriendin die haar vertellen dat ze nu, na de val van het communistische regime, terug kan. Hoewel ze ongeveer twintig jaar in Parijs woont en daar haar leven heeft opgebouwd, is haar omgeving ervan overtuigd dat ze diep in haar hart terug wil.

Kundera verdeelt de 127 pagina’s van deze roman in 53 hoofdstukken. Het tweede gebruikt hij om de herkomst van de woorden die in verschillende Europese talen voor heimwee staan uit de doeken te doen. Op basis van het Spaanse añoranza heeft hij de titel gekozen. Het woord is afgeleid van het Catalaans en betekent daar onwetendheid. Als eerste vertaling voor heimwee geeft Van Dale overigens nostalgia. Afgezien van de zwakte van deze hele verklaring, maak je de lezer in het algemeen niet blij door uit het verhaal te stappen om een hoofdstukje algemene kennis over te dragen. Hoofdstuk drie gaat over de grote jaartallen in de Europese geschiedenis. Het communisme komt aan bod en het twaalftoonssysteem van Arnold Schönberg. De volhouders onder de lezers mogen in hoofdstuk vier weer terug naar het verhaal. Heel in het kort komt dat verhaal overeen met wat Jeroen Brouwers in VPRO Boeken zei: Mijn gelukkigste tijd was in het toenmalige Nederlandsch-Indië. Ik ben nooit meer teruggegaan, wat je daar achterliet is er toch niet meer. (Uit het hoofd geciteerd.) Iedereen kan wel voorbeelden aanhalen van plaatsen waaraan je hele goeie herinneringen hebt, maar als je er terug zou gaan, zou je merken dat de mensen van toen zijn weggetrokken, een winkelcentrum is gebouwd op de plaats van dat leuke parkje; ik bedenk maar een paar voorbeelden. Basis voor een groot nieuw inzicht is dit niet.
Uiteraard zit er meer in het verhaal. Irena’s moeder komt op bezoek in Parijs, wat nogal een fiasco is. De moeder-dochterrelatie komt aan bod, het gedrag van haar partner Gustaf, een stukje van haar persoonlijke geschiedenis. Ze gaat inderdaad een keer terug. Niet om er te blijven, eerder om er in het verhaal aan de lijve te ondervinden wat de lezer al had kunnen bedenken. Er is nog wel iets extra’s. We volgen ook een Josef die naar Denemarken is geëmigreerd en kort terug in Tsjechië is. Zij meent in hem haar eerste liefde te herkennen, hij vindt het vervelend om toe te geven dat hij niet weet wie ze is. Pas heel laat beseft ze zijn bedrog, want hij plukt wel de vruchten van dit misverstand.
De geschiedenis blijft gelardeerd met hoofdstukjes gevuld met algemene kennis. Een vergelijking met de terugkomst van Odysseus op Ithacus, iets over de patriottische dichters uit de negentiende eeuw. Ik ben er bepaald niet voor om een verhaal – een roman is immers ook een verhaal – te onderbreken door dit soort uitweidingen. Het zou nog iets anders zijn als een personage bevlogen zou zijn door de twaalftoonsmuziek van Schönberg en het daarover heeft, al dan niet tot vreugde van de andere personages. Ik heb veel te maken met mensen die voor hun plezier schrijven. Mijn advies is om als verteller niet teveel op de voorgrond te treden, en zeker niet aan de verleiding toe te geven om de lezer te laten merken hoe groot je algemene kennis is, hoe erudiet je bent.
Zoals vaak is ook een minder geslaagd boek leerzaam. In dit geval als illustratie van een paar valkuilen die zich juist op het pad bevinden van de schrijver die heel wat in zijn mars heeft.

 

Ian McEwan, Het kind in de tijd

9 jan

Ian McEwan - Het kind in de tijd-181x292Van Ian McEwan had ik al een paar titels met plezier gelezen. Ik was dus blij verrast toen ik op een boekenkraam een oudere, mij nog onbekende titel vond. Het boek bleef bovenaan staan op het lijstje Te lezen en is intussen aan de beurt geweest. ‘Ergens op internet’ las ik de uitspraak van iemand die constateerde dat er voor elk gelezen boek weer vijf nieuwe op het telezenlijstje terecht kwamen. Tja, die lijst komt nooit af.

Je zou erover kunnen filosoferen of het een voor- of een nadeel is om een roman te beginnen met hoge verwachtingen. Ik ben er niet uit, het enige is dat je niet de verrassing kunt hebben onverwacht een parel te vinden. Maar ter zake.
In deze roman maakte ik kennis met de hoofdpersoon Stephen die door Londen op weg is naar een vergadering in Whitehall. Hier en op andere momenten krijgen we, de lezers, in beelden, geluiden en sfeer heel goed de couleur locale mee. Hij loopt en is sneller dan de automobilisten die drie rijen dik in de dagelijkse file staan. Hij heeft meer oog voor kinderen dan anderen en rond bladzijde twintig zien we hoe dat komt. In een flashback laat McEwan de hoofdpersoon boodschappen doen. Terwijl hij afrekent, het is een rustig moment in de supermarkt – er is één iemand voor hem en niemand achter hem – verdwijnt zijn circa driejarige dochter Kate.  Het ene moment kijkt hij om, wisselt een knipoog met haar, het volgende moment kijkt hij van de boodschappen en de caissière weer naar Kate en vindt hij haar niet meer. Letterlijk.
Vanaf dat moment blijft hij naar haar uitkijken. In het begin geobsedeerd, later als een vast gegeven in zijn leven. Het is hem onvoorstelbaar dat Kate niet meer zou leven; daarom groeit ze ook, fysiek maar ook geestelijk en qua woordenschat. Ze moet ongeveer vijf jaar zijn op het moment dat Stephen in de buurt van Vauxhall Bridge loopt. Onwillekeurig dacht ik aan de verdwijning van Madeleine McCann uit een vakantieplaats in Portugal. Het kan niet de inspiratie zijn geweest voor McEwan, zijn roman verscheen in 1987, twintig jaar voor de kidnap van Madeleine. (Overigens, ik checkte het jaartal op internet, blijkt dat juist deze dagen – 4-8 januari 2014 – weer nieuwe verdachten in beeld zijn gekomen.)

Het zou goed mogelijk geweest zijn een roman te schrijven waarin hoofdthema en concentratiepunt uitsluitend de pogingen zijn om het kind terug te vinden, aangevuld met wat dit doet met de ouders. McEwan trekt het breder. Inderdaad blijkt dat Stephen vooral daden stelt – zolang hij Kate actief zoekt is de verdwijning niet definitief – terwijl bij zijn vrouw Julie het verdriet overheerst. Ik zeg inderdaad, want ik heb bij bevriende echtparen gezien dat ingrijpende gebeurtenissen de partners dichter bij elkaar kunnen brengen, maar ook uit elkaar kunnen spelen. Julie vertrekt.
Via een vriend belandt Stephen in een regeringscommissie die een rapport moet uitbrengen over kinderopvoeding. De vriend, Charles en diens vrouw Thelma blijven een bijzondere rol spelen. Allengs wordt duidelijk dat Stephen geen idee heeft van wat zijn vriend Charles werkelijk beweegt.
Er is nog iets wat Stephen niet weet. In een flard vroege herinnering ziet hij zijn ouders en twee gloednieuwe fietsen. Degelijk, zoals ze toen hoorden te zijn, met sierlijke gouden letters op het zwarte frame. Hij heeft er wel eens naar gevraagd, maar kennelijk kleeft er een geheim aan. Zijn vader wil er helemaal niets over zeggen, zijn moeder ontwijkt het onderwerp, tot hij haar een keer alleen treft en ze het verhaal besluit te vertellen. Het blijkt dat hij er sterk bij was betrokken. Later, veel later in de roman blijkt dat er spiegelingen zijn tussen dat wat hij van zijn moeder hoort en zijn eigen leven met (en zonder) Julie.

Er waren een paar momenten waarop ik twijfelde of ik het verhaal nog kon geloven, sommige gebeurtenissen kunnen onwaarschijnlijk voorkomen. Daar staat tegenover dat de werkelijkheid vaak nog wonderlijker is, te bizar soms voor een boek. Aan het eind raken de dingen in een stroomversnelling. Wie hier nog laat aan het lezen is dreigt nachtrust tekort te zullen komen. Mij overkwam dat tenminste.

Willem Frederik Hermans, De tranen der acacia’s

19 dec

Willem Frederik Hermans - De tranen der acacia's-181x287Het boek, de eerste gebonden druk uit 1949 is al een plezier om in handen te hebben. Goed papier ook, na al die jaren niet verkleurd. Daar gaat het natuurlijk niet om. Hoewel het lezen op zich er plezieriger van wordt, zou ik ook het mooiste boek wegleggen als het niet boeide. Inhoudelijk heeft de roman de tijd uitstekend overleefd.

Volgens de gangbare regels klopt het begin niet. Daar staat tegenover dat er helemaal geen vaste regels zijn, dat je voor elke regel die je in een handboek voor creatieve schrijvers kan vinden, voorbeelden kan aanwijzen van goed geschreven verhalen door uitstekende auteurs die zich niet aan de ‘regels’ houden.
Op de eerste bladzijden maken we kennis met een hij die in Kampen uit de trein stapt met twee koffers die iets gevaarlijks bevatten, hij overweegt nog even ze van een brug in het water te laten glijden, het is al donker, hij denkt aan Carola die zich op dit uur waarschijnlijk aan het uitkleden is, zoekt een hotel, checkt in en op de vijfde bladzijde vult hij zijn gegevens in: Oskar Ossegal, chemicus, gehuwd met Andrea Corvàc uit Praag. Ah, denk je als lezer, je probeert grip op het verhaal te krijgen, dit is de hoofdpersoon. Hij heeft een missie, het is oorlog, er is verduisteringsplicht, en hij heeft oog voor vrouwen, want als een meisje verschijnt om zijn koffers boven te brengen, ziet hij: ‘Haar borsten puilden onder haar strakke jurk, zij trokken lange opgeblazen gezichten als van kinderen die niet naar buiten mogen. Haar haar was donkerblond, maar vooraan was een lok gebleekt.’ We volgen het verhaal van Ossegal gedurende dit hoofdstuk.
Op bladzijde 23 begint hoofdstuk twee. De scène is verplaatst naar Amsterdam in de buurt van het Rijksmuseum en de hoofdpersoon is Arthur. Hij is bevriend met Oskar, verwacht een bericht dat niet komt. Terwijl we, de lezers, de belevenissen en gedachten van Arthur volgen, verwachten we dat het perspectief terug zal gaan naar Oskar, wat voorlopig niet gebeurt. Allengs blijkt dat de roman niet is begonnen met de traditionele introductie van de hoofdpersoon, dat is niet Oskar maar Arthur.
Door deze constructie bereikt Hermans dat er een spanningselement is, je blijft je afvragen hoe het met Oskar verder gaat. Er is ook een informatievoorsprong ontstaan, de lezer weet meer dan Arthur. Daarmee zijn we bij een van de problemen van Arthur. Het is 1944, de geallieerden zijn geland in Normandië, de laatste winter is aangebroken met voedseltekorten, kolen zijn er niet, iedereen stookt wat er verbrand kan worden, nood breekt wet op vele fronten, betrouwbare berichten zijn er niet, alles wat je hoort kan waar zijn of niet. Dat geldt ook voor wat Arthur over Oskar hoort, hij zou gevangen zijn, ontsnapt, bevrijd door een knokploeg; hij zou een held zijn, hij zou een laffe verrader zijn. Arthur is in Oskar teleurgesteld omdat die hem niet verteld heeft met wat voor missie hij vanuit Amsterdam naar Overijssel is vertrokken. (Hij had kunnen denken dat dit juist goed is, die wetenschap zou alleen maar gevaarlijk kunnen zijn, maar dat is niet wat Arthur denkt.)
Arthur woont op een etage in het huis van zijn grootmoeder en halfzus Carola. Zijn vader met wie hij geen contact heeft, woont in Brussel en hoe het met zijn moeder zit weet hij niet. Al met al is hij van niets zeker. Als dat alles was, zou hij kwetsbaar en sympathiek kunnen zijn, maar nee, hij is een opportunist, rommelt wat met zwarte handel, steelt geld van zijn grootmoeder, en heeft een slechte verhouding met zijn halfzus, waarbij je de indruk krijgt dat dat vooral aan hem ligt. Wat hij van Carola moet denken weet hij niet, bij haar is de Duitser Ernst ondergedoken, hij zou een deserteur zijn, maar hij kan ook een spion zijn. Na weer een ruzie vertrekt hij en gaat bij de vrouw van Oskar wonen, Andrea. Wat haar beweegredenen zijn blijft duister.
Hoewel de lezer door het wisselende perspectief, het ligt korte tijd ook bij Carola, meer weet dan Arthur, blijft het ook voor de lezer de vraag wat wel of niet te geloven. Wat dat aangaat is het gevoel van Arthur invoelbaar.
De bevrijding brengt een ommekeer. Daden die daarvoor acceptabel waren zijn het nu niet meer. Wat gisteren nog een heldendaad was, is een dag later, in vredestijd, een ordinaire misdaad. Na de oorlog vertrekt, vlucht, Arthur naar Brussel, waar nog heel wat gebeurt en waar het verhaal uiteindelijk eindigt. Oskar is dan terug, en is voor hetzelfde feit waarvoor de Duitsers hem arresteerden nu door het nieuwe bewind vastgezet. Zijn vrouw Andrea probeert langs allerlei wegen hem weer vrij te krijgen.

Nu de laatste punt van dit blog is gezet, realiseer ik me dat er veel niet gezegd is. Een aantal acties van Arthur waardoor hij , zacht uitgedrukt, niet sympathieker wordt; verschillende belangrijke bijfiguren heb ik niet eens genoemd. Mijn bedoeling was dan ook niet een korte samenvatting van de roman te geven. Het is teveel de moeite waard het zelf te lezen!

Julian Barnes, Flauberts papegaai

2 sep

Julian Barnes - Flauberts papegaai-185x292Wat lees ik nu eigenlijk, vroeg ik me bij dit boek af en toe af. De achterflap was het wel eens met die twijfel. Moeilijk te classificeren, las ik daar, het is zowel een roman, een biografie, een literaire kritiek en een commentaar op deze drie vormen. Zelf had ik ook het idee van een omvangrijk essay over Flaubert, maar dan weer voor een belangrijk deel in de vorm van een roman. Er is namelijk een hoofdpersoon, Geoffrey Braithwaite. Hij is arts in ruste en heeft zich zijn leven lang verdiept in Flaubert. Nu hij weduwnaar is bezoekt hij de plaatsen waar Flaubert ooit kwam of leefde. Wat hij er vindt vergelijkt Braithwaite met wat hij in het werk van Flaubert heeft gelezen. En gelezen heeft hij. Van voor naar achter, van links naar rechts, lettend op de dieren die bij Flaubert belangrijk zijn, de reizen die hij maakte, zijn liefdes; nadat je alle romans van een auteur hebt gelezen en herlezen, kan je veel meer dan de traditionele commentaren schrijven. De dokter leest ook kritieken en biografieën. Zo komt hij terecht bij Enid Starkie die er uitgebreid bij stilstaat dat in Madame Bovary de ogen van de hoofdrolspeelster van kleur verschillen, op de ene bladzijde zijn ze bruin, op een andere diep zwart en weer ergens anders blauw. Het wordt een grappig hoofdstuk, waaruit blijkt dat Braithwaite aan dit soort wetenschappers een flinke hekel heeft en dat hij zelf niet op zulke details let onder het lezen.

De titel van het boekt komt rechtstreeks van een papegaai die in een museum staat en die op het bureau van Flaubert zou hebben gestaan. Het toont de speelsheid van Julian Barnes’ roman (om het boek toch maar even zo te noemen) dat de zoektocht naar de papegaai (stond hij werkelijk op de werktafel van Flaubert?) tot een centraal thema wordt gemaakt. Met een dikke knipoog, maar misschien wil het wel laten zien dat de concentratie op de papegaai je niet bij de kern van Flaubert brengt, net zoals allerlei diepgravende studies veel kunnen opleveren, zonder het hart van de schrijver bloot te leggen.

Intussen levert de zoektocht van Braithwaite een schat aan vrolijke informatie op. In een hoofdstuk Flaubert voor treinspotters zien we hoe deze over treinen dacht (hij haatte ze), ze gebruikte en hoe anders zijn leven verlopen zou zijn als er geen treinen waren geweest. In het hoofdstuk daarna, De Flaubert-apocriefen, gaat het o.a. over de mogelijke andere levens van Flaubert: wat als…? Een overdenking van Braithwait die begint bij de plannen die Flaubert in brieven beschreef, plannen en dromen uit de tijd voor ‘het echte leven’ begon. Ik herken het wel. Voor mijn twintigste nam een oudere man, mijn herinnering aan hem is vervaagd, me mee naar het gebouw aan de Witte de Withstraat, waar de NRC werd gemaakt en gedrukt. Ja, journalist worden, dat leek me toen wel wat. Het is een van de levens die ik niet heb geleefd. Dit is de basis van de gedachten van Braithwait over de mogelijke andere levens van Flaubert. Het zijn gedachten die ver weg staan van de aanpak van een biografie door de experts die academische studies van hun onderwerp hebben gemaakt. Met de ernst waarmee deze hun onderwerp opensnijden speelt Julian Barnes, via zijn personage dokter Braithwait een spelletje. Enid Starkie bestond trouwens echt en via Wikipedia vond ik een indrukwekkende pagina over haar leven en werk.

Wat je in de klassieke biografieën niet tegen zal komen is een hoofdpersoon met een gestorven vrouw, Ellen in dit geval, die overeenkomsten vertoont met Emma Bovary, die overigens ook met een dokter was getrouwd. De vraag blijft of je door de serieuze en degelijke biografie dichter bij de schrijver komt dan door een speels en geestrijk boek als Flauberts papegaai. Misschien is het ultieme inzicht in iemands leven wel even moeilijk te vangen als de papegaai die door Braithwait wordt nagezeten. Intussen staat wel vast dat Julian Barnes dit boek nooit had kunnen schrijven zonder een grondige studie van Flauberts leven. Wat het oeuvre aangaat, naast Madame Bovary komen o.a. aan bod: Salammbô, L’Éducation sentimentale, Bouvard et Pécuchet en de Dictionnaire des idées reçues.

William Sutcliffe, Whatever Makes You Happy

1 sep

William Sutcliffe_Whatever makes you happy-181x292Een goed, niet alledaags idee is een prima vertrekpunt voor een verhaal. Of het verhaal een kort verhaal wordt, een novelle of een roman zal daarna wel blijken. Ik houd het erop dat de lengte van een verhaal een intrinsiek gegeven is, als het verhaal af is blijkt hoe lang het is geworden.

Het idee is snel verteld. Drie vriendinnen, elk moeder van een zoon van even dertig, maken zich zorgen over het feit dat de jongens hun leven nog niet op de rit hebben. Niet getrouwd, geen vaste vriendin, geen zicht op een kleinkind. Hoe hun zonen echt leven weten de moeders ook maar half. Dan oppert een van hen het idee ze onverwachts op te zoeken om een week te blijven logeren en zo poolshoogte te nemen en eventueel wat bij te sturen.
Uit deze gedachte volgt de opzet van het verhaal bijna automatisch. Er ontstaan drie parallelle situaties: zoon krijgt moeder op bezoek. Hier houdt de overeenkomst op. De moeders zijn, hoe kan het anders, verschillend van elkaar en de zonen hebben elk hun eigen leven opgebouwd. Er zit een typische Engelse humor in de roman. Ik bedoel ermee dat de Engelsen er al heel lang een patent op hebben om een bizar uitgangspunt volkomen serieus uit te werken. Daarin zit al humor. Sutcliffe voegt er een amusante trant van schrijven aan toe.
Zoals altijd proef je op de eerste bladzijde al wat de smaak zal zijn van de roman waarin je begint te lezen. Het eerste hoofdstuk gaat over Carol en Matt.

‘What’s happened?’
‘Just thought I’d pop in.’
Matt stared at his mother, aghast. He couldn’t think of a single thing that might have prompted her to turn up, here, at his flat, on a weekday evening, uninvited, without even giving him a warning. There was no precedent for this behaviour, and so he immediately assumed that something terrible must have happened, something too awful to discuss over the phone – an event to be spoken of in hushed voices, with a chair at the ready and hot, sweet tea to hand. At the very least, someone must have died.

Ik las, dat is wel duidelijk, de Engelse versie, in 2008 gedrukt in St Ives. Er bestaat een Nederlandse vertaling, Àls Jij Maar Gelukkig Bent. Ik ben iets te lui om per se in de oorspronkelijke taal te moeten lezen, de Engelse versie kwam toevallig op mijn pad. Over het Engels: Sutcliffe gebruikt zelden een woord dat ik niet kende. Dat is geen snoeverij, ik kan wel behoorlijk overweg met de taal, maar het betekent vooral dat de schrijver geen hoogdravend, literair Engels gebruikt. Het doet me terugdenken aan de eerste klas HBS waarin ik van Hemingway The Old Man And The Sea las. Dun boekje en heel makkelijk Engels. Vol goede moed begon ik aan een volgend boek; ik kon geen moment zonder woordenboek.
Terug naar Whatever Makes You Happy. Het geeft een mooi beeld van het leven van drie totaal verschillende dertigers in het Engeland van nu en en passant een schets van drie moeders. Bij die moeders kwam ik af en toe wel een actie tegen die ik iets te bizar vond om geloofwaardig te zijn. Je zou hier tegenin kunnen brengen dat de gedachte al bizar is dat drie moeders afspreken om gelijktijdig hun zonen te verrassen met een bezoek. Oké, maar als je dat aanneemt dan kan de uitvoering nog steeds meer of minder geloofwaardig zijn. Het gaat niet steeds ‘over the top’ maar een enkele keer naar mijn smaak duidelijk wel. Dat vond ik jammer. Het neemt niet weg dat ik het boek met plezier heb gelezen.

Goran Tunström, De dief

30 aug

Goran Tunstrom_De dief_182x292De schrijver en het boek waren nieuw voor mij. Als kind keek ik al naar de uitgeverij als een eerste steuntje, ik had met plezier sommige boeken van Kluitman gelezen en boeken van dezelfde uitgever begonnen daarom met een plusje. Nu zijn het de literaire uitgevers die dat plusje hebben en De Bezige Bij hoort erbij. De flaptekst sprak me aan en een stukje uit NRC dat trots op de omslag stond: ‘De dief heeft alles wat een leeslustige van een dikke roman verlangt: liefde, ongeluk, geestige toon, geleerdheid, spanning. Het type boek dat je zelfs op de fiets niet weg wilt leggen.’

Ik werd niet teleurgesteld. Het boek begint met een man die nooit iets onbehoorlijks gedaan had, aangezien hij nooit ook maar iets gedaan had. Het is een nietsnut en juist deze Fredrik ontmoet het argeloze schoolmeisje Ida. Op bladzijde elf denkt zij ‘dat ze iemand die zo vriendelijk is maar eens over zijn wang moet strijken.’ En na een witregel lezen we: ‘Het moeten merkwaardige liefkozingen zijn geweest, want een paar weken later begon Ida over te geven.’ Aan de andere kant van de badkamerdeur staan haar ouders en de broer die voor dominee studeert en die degene is die haar het huis uitgooit omdat ze zijn goede naam heeft bevlekt. Waarna een vreselijk huwelijk begint. Het zou ook vreselijk lezen kunnen zijn, ware het niet dat Tunströms toon je regelmatig doet glimlachen waardoor de geschiedenis weliswaar niet vrolijker wordt, maar ontkomt aan de zwaarte die het makkelijk had kunnen hebben. Ze komen te wonen in het huis van zijn disfunctionele ouders, als geschenk krijgen ze Johan die Ida ruimhartig accepteert. In de loop van de tijd ontstaat er een band tussen Johan en zijn halfzusje Hedvig. Op basis van die dramatische verhouding zou je het boek een liefdesverhaal kunnen noemen. Maar er is veel meer. In de eerste plaats zijn er talloze bijfiguren en hun verhalen, verhalen die zo kleurrijk zijn dat je ze beslist niet wilt overslaan. In een van die verhalen hoort Johan van een Gotische, in zilver gebonden bijbel die ooit door een verre voorvader gered zou zijn. Hij voelt zich ermee verbonden, hem stelen zou niet honderd procent stelen zijn en het zou hem rijk genoeg maken om aan Hedvig een mooi bestaan te kunnen bieden. Om in de buurt te komen begint hij te studeren en allengs klimt hij hogerop in de wereld van oude handschriften. Vanzelfsprekend is dit allerminst voor iemand met een vader die nergens voor deugt en aan de drank is, en broers die voor galg en rad opgroeien.

Interessant is het dat Tunström de roman is begonnen als een verhaal vanuit verschillende personages en dat hij op bladzijde 157 een ommezwaai maakt. ‘Dag en nacht ben ik, die ze Johannes van de Kruik noemen, met een gevoel van haast bezig geweest mijn levensverhaal op te schrijven. Ik heb geprobeerd afstand tot mijzelf te bewaren door over mijzelf in de derde persoon te schrijven. Dat is niet langer mogelijk. Immers, die belachelijke figuur die over Hedvig gebogen staat in de overtuiging dat hij haar in de wereld van de conventies kan teruglokken, dat ben ik.’

De meeste schrijvers zie je zulke veranderingen niet doorvoeren en in het algemeen wordt gedacht dat je een perspectief kiest en daarbij moet blijven. Ik vind het prikkelend om te zien dat een auteur afstapt van dat dogma. Niet dat ik daarmee voorstander wordt van een vorm die zomaar alle kanten uitgaat. Tunström laat zijn personage met een duidelijke verklaring komen en houdt zich daarmee aan een andere regel, namelijk dat je van alles mag laten gebeuren in je verhaal, zolang je weet te verkopen dat het onwaarschijnlijke wél geloofwaardig is, onder deze omstandigheden, en gegeven de karakters van deze personages. In De dief zijn de personages geen alledaagse mensen, al hebben ze herkenbaren verlangens en gevoelens. Een korte inhoud doet een roman altijd tekort en in dit geval gebeurt er zoveel dat er geen beginnen aan is. Eén uitzondering: in Ravenna vindt Johan een belangrijk oud Gotisch handschrift. Dat dit in zijn geheel in de roman opgenomen is, past in de lust, de passie voor verhalen van Tunström. Als lezer laat je je meeslepen en denk je nooit, hou je nu eens aan de hoofdlijn. Dat komt door de aanstekelijke manier van schrijven. Inderdaad, je zou al fietsend nog door willen lezen.

W.H. Auden, Brieven uit IJsland

9 mei

WH Auden - Brieven uit IJsland-191x299pxAls je dit boek rubriceert als reisverhaal, dan is het wel een uitzonderlijke vorm van dit genre. De dichter Auden, op reis met Louis MacNeice, schrijft een ratjetoe aan brieven, gedichten en proza over IJsland, maar ook over de actualiteit, kunst en cultuur. De oorspronkelijke Letters from Iceland werden in 1937 uitgegeven door Faber & Faber, mijn vertaling door Anneke Brassinga stamt uit 1990 en kwam uit bij Veen. De uitgever nam niet het hele werk over maar een ruime keuze.
Centraal staat een brief aan Lord Byron in dichtvorm. Centraal in zoverre dat het gedicht uit vier delen bestaat die over het boek verdeeld zijn, en er de ruggengraat van uitmaken. Het idee om Byron (geboren in 1788) te schrijven getuigt al direct van een speelse fantasie. Daarnaast zijn er twee brieven aan zijn vrouw Erika Mann*, brieven aan E.M. Auden, waarin hij onder andere het leven en de omgeving beschrijft. Zaken die ook voorkomen in een hoofdstuk voor toeristen; waar te logeren, welke boeken vooraf te lezen, etc.
Het is niet alleen een fantasievol spel dat Auden speelt. In de tijd dat hij schrijft bestaat de grote context uit massale werkloosheid in Engeland, de Spaanse burgeroorlog en de opkomst van Hitler. In de brieven komen die kwesties naar voren, net zo goed als de ontwikkeling van wat toen De moderne tijd was. Door fysiek te reizen krijg je afstand om niet gehinderd door alledaagse beslommeringen te kijken naar een vreemde omgeving, maar juist ook naar de omgeving van waaruit je bent vertrokken. Bij Auden is dit alles tot een grote collage geworden. En daarmee tot een van de meest aparte en spannende reisboeken die er te vinden zijn.
Voor de sfeer nog even de flaptekst:
“W.H. Audens familienaam is van IJslandse origine, en dit land heeft hem blijvend gefascineerd. In 1936 reist hij door IJsland met de bevriende dichter en prozaschrijver Louis MacNeice; de bevindingen en belevenissen van dit tweetal zijn vastgelegd in Letters from Iceland, een grillig, origineel en buitengewoon grappig boek met een fascinerende verzameling brieven, gedichten, adviezen voor toeristen, navertelde sagen, citaten uit historische teksten en dagboekfragmenten. Brieven uit IJsland biedt een selectie uit deze Letters en richt zich vooral op de bijdragen hieraan van W.H. Auden.
Als een rode draad door alle ongelijksoortige bouwstenen van het boek loopt Audens lange, lichtvoetige gedicht ‘Letter tot Lord Byron’, een satirische beschouwing over cultuur en over de geneugten en ongemakken van het reizen. Dit gedicht, waaraan Auden gedurende de hele reis met tussenpozen werkt en waarin hij met uitzonderlijk succes Lord Byron heeft nagebootst, is in vier delen in het boek opgenomen. Hieromheen weeft Auden een duizelingwekkend web van teksten waarin zowel aan de dagelijkse realiteit van IJsland en de reis, als aan Audens meer op cultuur en geschiedenis gerichte interesse recht wordt gedaan.”

In de film Away from her leest de echtgenoot van een aan Alzheimer lijdende vrouw voor uit de Letters. Zij hield erg van het boek maar kan het niet meer lezen. Joost de Vries, redacteur van De Groene Amsterdammer, citeerde het bewuste stuk:
‘Isn’t it true however far we’ve wandered into our provinces of persecution, where our regrets accuse, we keep returning back to the common faith from which we’ve all dissented, back to the hands, the feet, the faces? Children are always there and take the hands, even when they are most terrified. Those in love cannot make up their minds to go or stay. Artist and doctor return most often. Only the mad will never, never come back. For doctors keep on worrying while away, in case their skill is suffering or deserted. Lovers have lived so long with giants and elves, they want belief again in their own size. And the artist prays ever so gently, let me find pure all that can happen. Only uniqueness is success. For instance let me perceive the images of history. All that I push away with doubt and travel, today’s and yesterdays alike, like bodies.’

Je zult Brieven uit IJsland niet elke dag tegenkomen, aarzel niet als het je pad kruist, schaf het aan, neem het mee. Mocht je op reis gaan en een verhaal willen schrijven, bedenk dan dat er nog veel meer mogelijkheden zijn dan de voor de hand liggende verhalen voor thuisblijvers of reizigers.

*) De homofiele Auden trouwde Erika Mann, oudste dochter van Thomas Mann, om haar aan een Brits paspoort te helpen. Ze woonden nooit samen maar bleven een leven lang bevriend.

Vertrek en leegte in De bekoring, Hans Münstermann

2 apr

Het is alweer een tijdje terug dat ik iets schreef over de roman waarmee Hans Münstermann in 2006 de AKO-literatuurprijs won. Ik googelde hem nog eens en het eerste wat me trof is dat wij, in verschillende jaren, op dezelfde dag zijn geboren: 16 juni. Hij als echte babyboomer, twee jaar na de bevrijding.
De hoofdpersoon in Münstermanns verhalen, Andreas Klein, heeft heel wat weg van de schrijver zelf. Hij is daar wel content mee. Het maakt dat je als schrijver automatisch de goede toon aanslaat, je hoeft minder te verzinnen en te liegen. Niet iedereen zal het met deze uitspraken eens zijn; er zijn al heel wat discussies gevoerd over het waarheidsgehalte van min of meer autobiografische verhalen, zelfs als de schrijver met de beste bedoelingen begint. Bij Münstermann staat, voor zover ik het weet, alleen vast dat hij en zijn hoofdpersoon op elkaar lijken.
In de bekoring gaat het over het vertrek van Andreas’ moeder. Zij sterft. Weliswaar op leeftijd, maar toch nog vrij plotseling. Dit vertrek, dit verlies, heeft een pendant in het verleden. Toen Andreas een kleine jongen was, is diezelfde moeder precies op zijn verjaardag vertrokken. Met de noorderzon, zou je kunnen zeggen.
Tweemaal een vertrek, een verdwijning. Het zou bijna vreemd zijn als de schrijver die twee gebeurtenissen niet tegenover elkaar stelt. Inderdaad wisselt Münstermann voortdurend tussen het verlies van nu en de onbegrijpelijke leegte van toen. Er zijn de twee tijdlagen: nu is 2004 en toen is 1960. Door op de achtergrond het nieuws van de dag weer te geven kun je de tijd nauwkeurig vaststellen. Of die precisie en de nieuwsfeiten van die momenten werkelijk veel toevoegen is de vraag. In 2004 speelde de afschuwelijke gijzeling en slachtpartij in de school van Beslan en in 1960 werd Lumumba in Congo bij een staatsgreep afgezet. Het is wereldnieuws dat de lezer eerder uit het verhaal trekt of die hem of haar snel over die passages heen doet lezen.
Er zijn twee of drie perspectieven. Ten eerste dat van Andreas die een jaar of twaalf was toen zijn moeder een koffertje pakte en verdween. Hij is in 2004 44 jaar ouder, maar die gebeurtenis, de verdwijning van zijn moeder, is hem altijd bijgebleven. Het tweede perspectief is dat van de moeder, Marianne. Het kan ook zijn dat dit in feite een reconstructie is in het hoofd van Andreas. Dit kan, maar ik hou het toch maar op het perspectief van de moeder, waaruit de lezer een beeld krijgt van een verstikkend huwelijk en de tijd voordat de vrijheden van de jaren zestig doorbraken.
Het derde perspectief is dat van de architect die de stadswijk waarin de familie woonde, heeft gebouwd. Andreas is bezig een boek over hem te schrijven, is daarin een beetje vastgelopen en besluit hem een andere rol te geven. De architect is trouwens een bestaande figuur, J.C. van Epen die in december 1960 overleed. Münstermann laat hem, ziek en wel uit bed komen om Marianne op haar vlucht te volgen. Hij kan er niet bij dat iemand uit de huizen die hij vol idealisme bouwde, zou vluchten.
Het verhaal gaat in de hij/zij-vorm en in de tegenwoordige tijd. Af en toe lijkt de auteur een explicateur. Een voorbeeld daarvan in de eerste regels:
Hij is thuisgekomen van de bakker, samen met zijn zoon, en ze zijn naar binnen gestapt door de openstaande voordeur, want het is lekker weer.
‘Ik moet je iets ergs vertellen.’
Zie hoe zijn vrouw daar staat en dit zegt: midden in de kamer, handen op de rug.
Als schrijver zou je, en de meeste schrijvers doen dat, gewoon beschrijven hoe de vrouw er staat. Dit heeft dus meer iets van een explicateur, volgens Van Dale: persoon die toelichtingen gaf (m.n. bij een stomme film).
Inhoudelijk gaat het over een moeder zoon relatie en over een vrouw die het vijftiger jarenmilieu ontvlucht, om uiteindelijk ook elders niet gelukkig te worden. En uiteraard gaat het over verlies, waarbij het verlies door verlating en door het definitieve vertrek uit het leven, tegenover elkaar worden gesteld.