Op de top van de hoogste spits van de dom in Milaan staat een enorm verguld mariabeeld. De roman van Bernd Schroeder speelt zich af in een bergdorp aan de westkant van het Comomeer, zo’n zeventig kilometer ten noorden van Milaan. Vanaf de hoogste bergtop bij dat dorp kun je bij helder weer de madonnina van Milaan zien. Die piek wordt de Madonnina genoemd; de verbinding tussen Milaan en het dorp is meer dan een zichtlijn, het blijkt ook een belangrijke verhaallijn.
Het verhaal begint met de terugkomst van Massimo uit Milaan. Nadat hij als gids met een groepje toeristen, vier mannen en een vrouw, de bergtop heeft beklommen, is hij zonder een woord met de verleidelijke stadse meegegaan. Severina is in de bergen achtergebleven in het zomerhuis, met zijn moeder, schapen en konijnen. De oude en bittere moeder geeft haar van alles de schuld en Severina zwijgt. Letterlijk, tegen de schoonmoeder, de wereld, de bekenden in het dal, ze zwijgt.
Spreken is in de bergdorpen toch al geen sterk ontwikkelde gewoonte. Schroeder toont dat in een aantal dialogen met een minimum aan woorden. De personages, er zijn er meer – vrienden van Massimo, de waardin van het café, een zus van Severina, de alleenstaande Rosanna – komen juist door die weinige woorden geloofwaardig naar voren. Soms zorgt die soberheid voor een bijna poëtisch effect.
Het verhaal wordt verteld in 26 hoofdstukken van gemiddeld nog geen acht bladzijden. Ze houden zich niet aan de chronologische tijd. In het begin hoort Severina dat Massimo terug is. Hij heeft met een stuk ijzer geslagen op de kabel van de transportbaan van het dorp naar boven. Alleen zíjn slag maakt precies dát geluid, de aankondiging dat hij onderweg is uit het dal. Tussen dit moment en zijn werkelijke aankomst krijgt de lezer korte blikken op het verleden, de begeerde Massimo die alle vrouwen kan krijgen maar voor Severina kiest en niet voor haar zus die het mooiste meisje van het dorp is. In de hoofdstukken met Severina leren we haar gedachten en gevoelens kennen. In het begin hakt ze hout van gedrongen bomen die ondanks de hoogte, de wind en de winterse kou overleven. Er zit een parallel in met haar eigen karakter. Ook Massimo die gewend is om wind mee te hebben krijgt steeds meer reliëf. Hoewel er geen beschrijving is van het leven in het dorp, komt dit naar voren uit de beelden. Een boerenbevolking, vee dat in de zomer op de bergweiden graast, maar in de winter naar de beschutting van het dal moet. Een huis boven en een beter huis in het dal, de noodzakelijke boodschappen moeten in het dorp beneden worden gedaan, afdalen en klimmen over geitenpaadjes. Iedereen kent iedereen. De verschillende bewoners met wie we kennismaken hebben hun eigen verhalen en levens, meer of minder verknoopt met Massimo. Boven dat alles hangt de vraag hoe het zal aflopen met de zwijgende Severina. Dat zwijgen, haar antwoord op het verdwijnen van Massimo en haar wapen, is iets wat het dorp niet loslaat. In het jaar dat Massimo weg was viel vanzelfsprekend ook een winter, maar Severina en haar schoonmoeder zijn op de berg gebleven. Een harde oefening die ze alleen konden volhouden doordat een paar vrienden van Massimo af en toe boodschappen naar boven brachten. Severina onttrok zich daardoor wel aan de roddels en commentaren in het dorp.
De manier waarop het verhaal zichtbaar wordt lijkt op het ontwikkelen van een analoge foto. In een bad met ontwikkelaar worden de donkerste delen grijs, de lichtere delen volgen, sommige grijzen worden zwart, allengs worden details zichtbaar. Pas als het beeld ontwikkeld, gefixeerd en uitgespoeld is, valt in daglicht het hele verhaal te zien. Ik ben vermoedelijk wel een gemiddelde lezer, een die benieuwd is naar de afloop van het zwijgen. Wanneer zal het doorbroken worden, wordt het dat wel, hoe gaat Massimo ermee om? Die vragen krijgen een antwoord, maar het is uiteindelijk niet een van de voor de hand liggende mogelijkheden.
Bernd Schroeder, Die Madonnina
15 julRenate Dorrestein, Zeven soorten honger
31 augAl vanaf de eerste roman die ik van Renate Dorrestein las weet ik dat zij voor ongewoon leesplezier zorgt. De neiging om stukken tekst voor te lezen aan wie ook maar in de buurt is valt slechts met moeite te bedwingen.
Het verhaal en de omstandigheden zijn niet alledaags. Gelukkig maar, want waarom zou je een alledaags verhaal willen lezen? Goed, ik weet wel dat zich binnen het alledaagse grote dingen kunnen afspelen, maar ook dan begint het verhaal pas te lopen als er iets bijzonders gebeurt. Bij Dorrestein zijn beide elementen waar. Haar laatste roman gaat over Nadine en Derek, al jaren getrouwd en partners in een project. In een ruim en fraai pand aan de rand van de duinen ontvangen zij mannen uit de bovenste laag van de bevolking die zichtbaar te zwaar zijn geworden. Bekende Nederlanders en mannen met flinke bankrekeningen. Het idee dat ze hun cliënten via een afslankregime op een streefgewicht willen krijgen werpen ze ver van zich af. Nee, het gaat om levensstijl, om een mindset. Cultuur vormt daarin een sterk element, naast een strikt dieet en een fitnessprogramma. Wie meedoet is sterk gemotiveerd en voor zover dat niet van binnenuit komt, dan toch zeker wel omdat er voor een boeteclausule is getekend: wie voortijdig opgeeft verspeelt een vol jaarinkomen.
Hoewel de setting ongewoon is zou ook zo’n onderneming rimpelloos kunnen verlopen, te rimpelloos voor een verhaal. Maar op de eerste dag van het verhaal leren we al dat Nadine een geheim heeft, iets wat groter wordt naarmate ze het langer verzwijgt. In het begin was het dringen in het instituut, maar langzaamaan lijkt de strategie van William Banting zijn aantrekkingskracht te verliezen. Onder het lezen ga ik niet naar het internet. Nu wel, en die William Banting blijkt de eerste die een klein boekje schreef over obesitas, namelijk in 1863. In Zeven soorten honger is veel plaats voor fantasie, maar er zijn dus ook verbindingen met de werkelijkheid. Twee wendingen geven extra vaart aan het verhaal: Nadine ziet zich verplicht een zwerver op te nemen en een belangrijke gast komt alleen op voorwaarde dat hij zijn dochter mag meenemen. Bij haar is ook een verschil van tientallen kilo’s tussen haar ideale gewicht en het huidige. Voor de geheimzinnige zwerver is een verhaal nodig en wat de dochter aangaat, zij is de eerste vrouw in het instituut en ze zit niet twintig kilo bóven haar ideale zestig kilo, maar daaronder. Om de problemen verder te benoemen, Derek is naar Reykjavik voor een congres en ook hij heeft een geheim.
Uit deze en meer ingrediënten smeedt Dorrestein een verhaal dat je, voor zover de tijd het zou toelaten, in een adem uitleest. In die tijd ben je in een aparte maar levendig beschreven wereld terecht gekomen. In die wereld gaat het ook over dingen die er toe doen, liefde en slijtage, verzwijgen met de beste bedoelingen, wat je opzij schuift om te overleven, vertrouwen en de verplichtingen die dat met zich meebrengt. De personages mogen in dit verhaal optreden in bijzondere omstandigheden, ze blijven mensen met alle veelzijdigheid die daar nu eenmaal bij hoort.
Aan het eind had ik wel een paar vragen over. Hoe is het eigenlijk met Hedwig, het toch wel sympathieke gratenbaaltje, afgelopen? En nog een paar kleinigheden. Ik geef toe dat het een bewuste keuze kan zijn, om het verhaal op hoofdlijnen af te ronden. Plichtmatig alle losse eindjes afronden terwijl de lezer weet dat het verhaal is afgelopen, kan ook overkomen als een verplicht nummer.
Ik ben blij met de uren leesplezier die Renate Dorrestein mij heeft bezorgd na al haar schrijven, redigeren en corrigeren. Al spat het schijfplezier er vanaf, helemaal in één vloeiende beweging schrijft niemand. Wie meer wil weten over het schrijven, moet vooral haar boek Het geheim van de schrijver lezen.
Bibi Dumon Tak, Wolfskwint
14 meiHaar blik hield de mijne vast, ik denk dat ze naar me keek zoals een moeder haar pasgeboren kind bekijkt, doodop, bijna uitgeschakeld, maar zielsgelukkig.
Ik had Kom hier dat ik u kus gelezen van Griet Op de Beeck en begon aan Wolfskwint. Ik ken mensen die niet aan toeval geloven en daar hele theorieën over hebben. Toeval of niet, beide boeken gaan over een gezin, over een hoofdpersoon die in de ik-vorm vertelt, een vrouw is met een zus en een broertje. Op dit punt moet ik denken aan de beroemde openingszin uit Anna Karenina: “Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.” Het gezin waarin Steffie opgroeit is op een heel eigen manier ongelukkig. De moeder is met psychische klachten opgenomen in een kliniek en de vader is bepaald niet de liefdevolle man die je graag zou willen als kind.
Steffie is de tweede dochter, een jaar jonger dan haar zus Gertie en ongeveer drie jaar ouder dan haar jongere broer Peer. Zoals altijd hebben de verschillende kinderen hun eigen herinneringen aan de tijd thuis. Dit is het verhaal van Steffie, het is haar perspectief en dat is genoeg. Omdat Steffie onder een andere naam bestaan heeft, of nog bestaat, noemen sommigen dit non-fictie. Ik noem het een roman, het is als zodanig gecomponeerd en hoewel iemand heeft verteld hoe het eraan toeging in het gezin Mons, is het door Dumon Tak omgezet in scènes waarin de verschillende personages tot leven komen. Daarmee is het niet een zomaar verslag aan de hand van herinnerde feiten maar een roman en laat ik het maar direct zeggen, een goede roman. Waarom? Omdat ik het uitstekend geschreven vind. Als je van taal houdt, hou je van goedlopende zinnen, beelden die iets losmaken. Heerlijk lezen begint bij een goed verzorgd boek dat lekker openvalt, goed papier heeft waarop de letters staan die een typograaf met liefde op zijn plaats heeft gezet. Dan begin je te lezen, de ene goedlopende zin na de andere. Zo ziet volgens mij leesplezier eruit. Daarna begint het verhaal en hoe het wordt verteld. In deze roman is het een verre van luchtige geschiedenis. Ik vind het een extra staaltje van goed schrijverschap om juist een zwaar verhaal zo te schrijven dat het je als lezer aangrijpt zonder dat er van trucjes gebruik wordt gemaakt die je in de muziek “schmieren” noemt.
Een van Steffies oudste herinneringen is een ruzie tussen vader en moeder, waarbij de moeder een suikerpot naar de vader gooit. Welgemikt, het potje komt met een oor precies tussen de ogen van vader, die naar buiten rent en van het gebeurde een spektakel maakt waarop de buren en wat later de politie op af komt. Moeder wordt afgevoerd. De instanties die in de vijftiger jaren van de twintigste eeuw de rol van kinderbescherming vervulden, vonden dat de vader met wat huishoudelijke hulp de opvoeding van drie kinderen (5-3-1 jaar) wel aankon. Daar zet de lezer van nu vraagtekens bij, net als de Steffie van vele jaren later. De vraag hoe het nu eigenlijk zat met haar moeder heeft ze jarenlang weggeduwd, maar dringt zich op na de dood van haar vader. Op de begrafenis heeft een buurvrouw een opmerking gemaakt die zich niet laat wegpoetsen. Hoe is het destijds werkelijk gegaan, wat is de rol geweest van haar vader en van de kinderen die voor hun eigen veiligheid de kant van de vader kozen? Hoe stond het met de psychiatrie in de vijftiger jaren? Steffie probeert het te achterhalen en vindt een non die uit het systeem is gestapt en die op een manier waarover ze niets wil zeggen, aan het dossier van haar moeder komt. Dat geeft een ontluisterende inkijk in de aanpak uit die jaren. Onvermijdelijk komt ook haar eigen rol aan de orde.
Het was me niet duidelijk hoe het kwam dat de kinderen toch een goede scholing kregen. Misschien de intelligentie van de moeder? De vader was eerder dommig, maar Steffie maakt de middelbare school af en gaat geschiedenis studeren en ze speelt piano. In het begin van het verhaal solliciteert ze naar een baan als pianostemster bij een pianohandelaar die haar zelf wil opleiden. Dat gaat haar goed af, ze heeft er veel werk in, ontmoet andere mensen, kortom de muziek en het stemmen bepalen haar leefomgeving. Dumon Tak heeft zich uitgebreid laten vertellen hoe het stemmen in zijn werk gaat. Voor mij kwam dat goed over. Ik ben lange tijd opgetrokken met een concertpianiste en kwam zodoende ook in contact met stemmers en restaurateurs. Die wereld kwam in geuren en kleuren terug. Om meer te weten over wat een wolfskwint is, kun je het best even zoeken op Wikipedia. Heel in het kort komt het erop neer dat als je alle intervallen puur en zuiver stemt, je er een overhoudt die lelijk vals klinkt. Een van de personages, een musicus die aan een psychiatrische kliniek is verbonden, wil graag zo’n stemming. Je komt er niet omheen (ik althans) hier de nodige symboliek in te zien. Alles bij elkaar vind ik Wolfskwint een aangrijpende roman, een definitieve aanrader die je nog lang bij zal blijven.
Griet Op de Beeck, Kom hier dat ik u kus
14 meiIk kreeg deze roman uitgeleend van een goede vriendin. Een aanrader, zei ze, ik ben benieuwd wat jij ervan vindt; ik heb al lang geen blog meer van je gezien. Ze kent de redenen, maar gelijk heeft ze, het slapende blog moet hoognodig worden gewekt.
De Vlaamse Griet Op de Beeck had eerder veel succes met haar debuut Vele hemels boven de zevende. Dit is haar tweede roman en naar ik hoor opnieuw ontleend aan familieverhoudingen. De hoofdpersoon Mona vertelt haar verhaal in de ik-vorm. Niet een verhaal dat naadloos loopt van de eerste herinneringen tot aan het nu in de roman, circa vijfentwintig jaar later. Nee, de schrijfster kiest voor drie hoofdstukken als structuur: in het eerste is Mona negen tot tien jaar oud, in het tweede is ze vierentwintig en het derde begint als ze vijfendertig is.
In de eerste regels van het boek zit ze opgesloten in een donker hok, een straf die haar moeder regelmatig toepaste. Mona accepteert die straffen, ze is nu eenmaal niet zo lief als haar jongere broertje Alexander. Hiermee zijn we al snel bij de niet openlijk gestelde vraag wat een jeugd in mindere omstandigheden met iemand doet. Het maakt in ieder geval dat Mona niet in tranen uitbarst als haar ouders een auto-ongeluk krijgen en haar moeder overlijdt. Ze realiseert zich wel dat je zou moeten huilen; een goede dochter zou huilen als haar moeder dood gaat.
Ik las dit hoofdstuk geboeid en met plezier. Tegelijkertijd vroeg ik me af hoe goed dat kan lukken, een verhaal vertellen als negenjarige terwijl jij als schrijfster pakweg dertig jaar ouder bent. Lastig, leek me, omdat de stem van een negenjarige nu eenmaal kinderlijk is, terwijl teveel inzicht en wijsheid een gekunstelde indruk kan geven. De auteur moet dus balanceren op een dunne draad. Ik geef geen oordeel, tenminste een aantal van mijn lezers schrijft zelf levensverhalen en het lijkt me, zeker voor hen, interessanter om zelf tot een slotsom te komen.
Na de dood van de moeder komt er al snel een vriendin van vader in beeld, na korte tijd trouwen ze en wordt de kinderen voorgehouden dat ze deze Marie voortaan als mama moeten aanspreken. De nieuwe mama is niet zo streng en hard straffend als de biologische moeder Agnes, maar zij heeft een karakter dat op een andere manier veel vergt van het gezin. Vader, tandarts, heeft al vanaf zijn eerste huwelijk een eigen manier om met problemen om te gaan. Hij trekt zich terug in de praktijk in een aanbouw aan het huis. Toegeven, pleasen, vooral geen confrontaties. Of die aanpak op de lange termijn werkt is de vraag. Voor de kinderen is het terugtrekken geen optie, hoogstens kunnen ze het voorbeeld volgen van toegeven en het plaatje van een gelukkig gezin in stand houden. Dat is het waartoe de vader hen aanmoedigt, ten koste van hun spontane en eerlijke gevoelens.
Als Mona vierentwintig is zijn er drie kinderen in het gezin. De nieuwe ouders hebben er een dochter bij gekregen, Anne-Sophie. Alexander is getrouwd, zijn elf jaar oudere vrouw Charlie (21 en 32 jaar zijn ze) brengt nieuw bloed in het gezin; zij is niet beïnvloed door de regels van het huis. Mona is dramaturge geworden, en heeft in werk en privé een eigen kring om zich heen. In haar gedrag zie je hoe haar vroege jeugd doorwerkt.
In het derde deel komt een belangrijke wending. Dit deel greep mij bij de strot. Ik moest wel blijven doorlezen. De personages en de gebeurtenissen zijn absoluut geloofwaardig en daardoor ging ik mee met de emoties die het verhaal en de goeie en bepaald niet zo goeie personages oproepen. Uiteindelijk moet er iets gebeuren, dat is wel duidelijk, maar gaan de leden van dit gezin ook werkelijk iets veranderen?
Het was laat geworden toen ik het boek uit had en weglegde. De volgende dag begon ik opnieuw. Sommige zinnen zijn het herlezen meer dan waard. Griet Op de Beeck weet zo te schrijven dat ook de meest schrijnende gebeurtenissen draaglijk en soms zelfs luchtig op papier komen. Als ik het boek op een willekeurige bladzijde opensla, zie ik een verpleegster binnenkomen in de ziekenhuiskamer waar Mona’s vader dan ligt. “Ze draagt orthopedische slippers, stevig in de top drie van het favoriete schoeisel van de dames die hier werken. Bij het binnenkomen trekt ze haar mond in een brede glimlach en zegt jubelend goedemiddag, alsof ze Prozac neemt, maar de juiste dosis nog niet heeft gevonden.” Of subtieler: “Mijn vader knikt met het kleinste knikje dat hij in huis heeft.” Of: “…in haar blik springerig gras, krokussen en vuurrode wangen.”
Ze had gelijk, mijn vriendin, dit boek is een aanrader.
Hans Münstermann, Hou me vast
4 febEen paar dagen geleden las ik de laatste regels van dit boek. Daarna liet ik zoals altijd mijn indrukken nog even bezinken. Van Münstermann blijft De bekoring mijn favoriete roman. In vergelijking stelde zijn laatste boek mij enigszins teleur.
Ik aarzel om bij de vorm te beginnen, is het niet een beetje flauw, vraag ik me af. Toch draagt de vorm in belangrijke mate bij aan het verhaal. Het gaat erom wat de verteller vertelt, maar het gaat er ook om hóe een verhaal wordt verteld. Hier is het verhaal opgedeeld in hoofdstukjes van één, anderhalve of twee bladzijden. Ik vind het een springerige opzet al weet ik dat sommige mensen dit juist snelheid aan het verhaal vinden geven. Zo werkte het niet bij mij, eerder leek het of de schrijver zich wilde onderscheiden, een aparte vorm koos vanwege de vorm. Het enige voordeel was dat als zo’n pagina minder interessant was, je snel de tekst kon scannen om naar het volgende hoofdstuk te gaan. Nu ik toch bij de buitenkant van het verhaal ben, ik vond de omslagfoto schitterend, alleen had ik absoluut niet het idee dat de hoofdpersoon model had gestaan voor de vrouw die poseerde. Een foto van de hoofdpersoon is wat mij betreft geen aanwinst. Het interessante van lezen is nu juist dat iedereen zich een beeld kan vormen van de personages, net zoals van de kamers en landschappen waarin zij verkeren. Door foto’s toe te voegen dring je een heel precieze beschrijving op aan de lezer.
Nu dan eindelijk naar de inhoud. Het verhaal speelt zich af in het heden en in een verleden van een goede twintig jaar terug. De ruimte van het heden is een klas aan de Maastrichtse toneelschool, de stad Maastricht en voor een deel het plaatsje Ittersum. Het verleden komt in korte flashbacks aan bod en speelt zich af in Amsterdam en jaren later in Griekenland. Hoofdpersonages zijn de 22-jarige Zelda, studente regie, Matussek, midden tot eind veertiger, docent, enkele klasgenoten, en in het verleden een oude geliefde van de docent. Stel dat het heden circa 2010 is, dan is Zelda van 1988. In 1999 gaat Matussek op vakantie naar een van de Griekse eilanden, waar hij ooit was met zijn ex-geliefde en daar hoort hij dat zij is verdronken tijdens een boottocht. Hij hoort daar nog meer, informatie die het zacht gezegd vreemd maakt dat hij zich gedraagt zoals hij zich gedraagt.
Er is meer vreemd. De manier waarop hij lesgeeft is op het bizarre af. Kennelijk wordt het daar getolereerd. Nou ja, het gaat daar in Maastricht misschien wel zo aan toe, Münstermann heeft er zelf lesgegeven. Zijn provocerende manier van optreden maakt dat de studenten zich sterk afvragen wie ze nu eigenlijk voor zich hebben en zo wordt het ontraadselen van Matussek voor de studenten een onderwerp op zich. Ze ondervragen hem een stuk indringender dan ik ooit meemaakte in leerling-docent verhoudingen. In een van die momenten laat hij zich ontvallen dat hij thuis nog een meer dan twintig jaar oude ongeopende brief heeft van zijn ex. Het werkt als een sappig bot binnen een roedel wolven. Vooral Zelda verdiept zich in Matussek. Het zit haar, dochter van een alleenstaande moeder die overleden is, niet mee. Ze heeft korte tijd iets gehad met Omar uit haar klas; dat is over, maar ze ziet hem uiteraard nog steeds, ze voelt zich gedumpt en door zijn aanwezigheid is het onmogelijk hem te vergeten.
Er zijn gedeelten die ik zeer de moeite waard vond, waardoor ik toch geen spijt heb dit boek gelezen te hebben. In het allereerste hoofdstukje wordt gezegd dat dit – de dag van de diploma-uitreiking – de laatste dag van Zelda’s leven is. De lezer krijgt wel een idee wie daar moreel gezien schuldig aan is, maar aan het eind van de roman wordt helemaal niet duidelijk waarom dat onvermijdelijk zou moeten zijn. Daarvoor is het personage Zelda onvoldoende uitgewerkt en zoals gezegd, zeker zo’n eind moet niet uit de lucht komen vallen. Het is niet genoeg dat het eind helemaal aan het begin is aangekondigd. Alles is mogelijk in de roman zolang je als lezer maar kan geloven dat dit personage, onder deze omstandigheden doet wat ze doet. Dat geloof heeft de schrijver op mij niet kunnen overdragen. Helaas.
Muriel Spark, De vrijgezellen
26 janIk vond het in linnen gebonden boek op de Rotterdamse markt. De papieren stofomslag had de tijdreis tussen 1960 en nu vrijwel ongeschonden doorleefd. Grappig ook hoe ook bandontwerpen aan tijd gebonden zijn. Deze is van Ursula den Tex, werd waarschijnlijk ooit ouderwets en is nu een mooi tijdsdocument. Zou het boek alleen nog antiquarisch te koop zijn, hoe zit het überhaupt met de verkrijgbaarheid van Muriel Spark? Ik klikte de website van Rotterdams grootste boekhandel, Donner, aan. Niet één ‘Spark’ in het Nederlands. Dat de terecht hoog geprezen Schotse schrijfster wel herdrukt wordt in het Verenigd Koninkrijk ligt voor de hand, ze behoort tot het cultureel erfgoed. In de lijst met verkrijgbare titels zag ik heel wat Duitse vertalingen. Voor een Nederlander niet erg praktisch, je wilt ofwel het oorspronkelijke werk lezen, of een Nederlandse vertaling. De Duitse titels laten intussen zien dat onze buren over een iets beter literair oog beschikken, voor zover je op basis van zo’n klein onderzoek conclusies mag trekken.
Muriel Spark houdt ervan een gesloten wereld te schetsen. Het kan een school zijn of een nonnenconvent, dit keer is het de wereld van vrijgezelle Londenaars. De wereld is goed bevolkt, er zijn genoeg personages om er voor te zorgen dat je als lezer moet opletten, wie is wie en hoe stond hij of zij in verbinding tot de anderen. Naarmate je meer tijd hebt om het boek in een of in een paar keer uit te lezen, wordt het probleem kleiner dan wanneer je, zoals ik, kleine stukjes per keer leest. Iets minder personages had voor mij wel gemogen.
Er zijn in grote lijnen drie dingen aan de hand. Er is een beeld van de vrijgezellen in Londen, hoe ze leven – op de eerste bladzijde komen Ronald en Martin elkaar tegen en hebben het over argarine en diepvries tuinerwten – en hoe ze vrouwen zien. Er zijn, vooral dames, die een spiritistisch clubje vormen. De leidster hiervan is de tante van een van de vrijgezellen. Er is een medium, Patrick Seton, die contacten legt met de wereld van de overledenen. De man blijkt een zwendelaar die al verschillende dames van hun spaargeld heeft afgeholpen. Laatstelijk een van de dames uit het clubje. De verdere binding is dat twee van de vrijgezellen iets te maken hebben met de rechtszaak die in het heden van het verhaal tegen Patrick Seton loopt. Het bedrog van een spiritueel bevlogen weduwe uit het clubje is wat Patrick betreft al verleden tijd. Hij heeft een jongere vrouw het hof gemaakt, waarbij de laatste door een kleine onvoorzichtigheid zwanger is geraakt. Daar heeft Patrick een gruwelijk plan mee. Ten slotte, zo grijpt alles weer in elkaar, is er een van de vrijgezellen die het verblinde meisje uit de handen van de schurk wil redden.
Spark geeft niet alleen een sfeertekening van het vrijgezellenbestaan, maar ook van de verschillende vrouwen en het reilen, zeilen en gekonkel binnen het spiritistisch genootschap. Tegelijkertijd komt de rechtszaak eraan. Een veroordeling lijkt de enige kans dat het voor het zwangere meisje goed zal aflopen. De lezer die meer weet dan het meisje vreest het ergste als Patrick zal worden vrijgesproken, iets wat goed mogelijk lijkt. Zo is deze roman, meer dan de andere die ik van Spark las, ook een spannend verhaal dat je naarmate de ontknoping nadert, sneller gaat lezen.
Misschien is dit niet haar allerbeste roman, wat zoals gezegd ook sterk persoonlijk kan zijn, maar het is nog altijd zeer de moeite waard en voor mij een bewijs dat Muriel Spark ertoe doet. Het enige is dat je ervoor bij antiquariaten of op (e-)boekenmarktjes moet zoeken. Of Engelse exemplaren kopen. Hoe het met de bibliotheken zit weet ik niet. Die bewaren ook niet alles. Helaas.
Peter Høeg, Nachtvertellingen
26 janVijf verhalen, één motief en één datum, de liefde en de nacht van 19 op 20 maart 1929. Mocht je denken daarmee en voorspelbaar of zelfs alledaags boek in handen te hebben, dan kom je bedrogen uit. Bedrogen in de goede zin van het woord, want de verhalen zijn heel verschillend, net als de plaatsen, de omstandigheden en de personages. Eigenlijk kun je alleen bij oppervlakkig denken veronderstellen dat het ene verhaal met de liefde als thema zou lijken op het andere. Misschien als de verhalen zich allemaal in de stad afspelen, tussen studenten, of tussen dertigers in een Vinex-wijk… Maar genoeg algemene speculaties, terug naar het boek.
Het zou zonde zijn om de vijf verhalen in het kort na te vertellen, als dat al zou gaan zonder die verhalen ernstig tekort te doen. Wáár ze spelen, dat kan wel denk ik. Het eerste verhaal speelt in Afrika, de Katanga spoorlijn is zojuist ceremonieel geopend en de hoofdpersoon bevindt zich onder de genodigden tijdens de eerste rit. Die spoorlijn bestaat, verschillende elementen ook, maar het verhaal is fictie, en zo hoort het ook als je luistert naar een nachtvertelling.
In het volgende verhaal treffen we twee jonge en heel verschillende mannen die met een klein zeilbootje in de haven van Lissabon zijn beland. Het derde verhaal heet Experimenten met de duur van de liefde. Hier is een hoofdpersonage erop uit om via experimenten te zien of de liefde die een mens heeft, constant is of langzaam afneemt. Kan de mens alleen de eerste keer met volle kracht liefhebben? Interessante gedachtegang en boeiend om te zien waar dit op uitloopt.
Op de avond van de negentiende maart 1929 zweefde de jonge schrijver Jason Toft door de binnenstad van Kopenhagen. Dit is de eerste zin van het vierde verhaal: Vertelling over een huwelijk. Weer heel anders en niet te vergelijken tot de vorige verhalen. Over het laatste en veruit kortste verhaal zeg ik niet meer dan dat een spiegel een belangrijke rol speelt.
Na het lezen van de laatste bladzijde, op het moment dat ik overdacht wat ik nu eigenlijk had gelezen, plaatste ik een kanttekening bij dat ene motief dat op de achterflap wordt genoemd. Inderdaad, de liefde is steeds belangrijk, maar er is meer. Steeds zijn de personages op plaatsen waar zij niet thuis zijn, in letterlijke of overdrachtelijke zin. De Europeanen in het hart van Afrika, de twee mannen die verzeild, buiten hun plan, in Lissabon terechtkomen. Steeds gaat het om een kritiek moment, een crisis soms. Wie denkt dat ik om de hete brei heen draai, vaag blijf, die heeft gelijk. De hete brei moet je zelf eten, lezen in dit geval. De verhalen nemen je stuk voor stuk mee in onverwachte werelden en worden door Peter Høeg verteld op een sprankelende manier die je vastpakt en niet meer loslaat.
Adriaan van Dis, Ik kom terug
30 novEr zit een dreiging in de titel, enigszins versterkt door de tekening van een weinig genaakbare vrouw die uit urn en spade opstijgt.
Ik kom terug bevat het relaas van de schrijver, die voor een goed deel met de ik lijkt samen te vallen, over de laatste periode van en met zijn moeder. Het is meer dan dat en het is fictie, aangeduid met het woord roman. Van Dis probeert, nu het nog net kan, te weten te komen wie zijn moeder is. Zoals van een schrijver te verwachten is, bedoelt hij van haar leven een verhaal te maken. Met die gedachte verzamelt hij feiten en informatie. Dat verhaal is echter niet de inhoud van deze roman. We volgen de schrijver bij het voorwerk, bij zijn pogingen de sluier die zijn moeder altijd over haar leven heeft geworpen stukje bij beetje te lichten. Dat valt helemaal niet mee. Als zij een mededeelzame moeder geweest zou zijn, hoefde hij niet nu te proberen om iets van haar geheimen te weten te komen. Ze is 98 en wel klaar met het leven, meer en meer laat haar lichaam het afweten. Wat ze wil als tegenprestatie voor haar verhalen is een pil die haar de mogelijkheid geeft gerieflijk uit te stappen.
Ik vermoed dat elke lezer een onbekende moeder heeft, al is het alleen maar omdat je de ander nooit volledig kent. Er is dus veel te herkennen hoewel lang niet elke moeder zoveel geheimen met zich meedraagt als moeder Van Dis. Sommige feiten kent de ik wel. Zijn moeder was getrouwd met een legerofficier uit wat nu Indonesië is. Hij heeft een paar gekleurde halfzussen, maar híj is van een andere vader, is wit en draagt een Zeeuwse naam. Ook weet hij dat moeder tijdens de oorlog in een jappenkamp moest zien te overleven. Dit zijn harde feiten, maar wat weet je dan nog. Elke kampbewoonster maakte de werkelijkheid en de vernederingen op een andere manier mee. Weinigen hadden de neiging om die verhalen en de emoties van toen weer op te halen. Veel belangstelling om ernaar te luisteren was er sowieso niet. Deze moeder had zich door een gemengd huwelijk buiten de vooroorlogse bekrompen samenleving geplaatst, ook in het ‘Indië’ van die tijd waren zulke verbintenissen not done. Een gewoon Hollands en voorspelbaar leven is dan ook niet te verwachten. De moeder blijkt ook niet een gewoon Hollands karakter te hebben, even in het midden gelaten wat dat precies is. Zij zoekt haar heil in oosterse godsdiensten en bij goeroes die in directe verbinding met het hogere staan. Zelf helpt zij haar medemensen als medium en is ze in staat om contacten met overledenen te leggen. Zij gelooft ook sterk in reïncarnatie, op deze wijze zal ze zeker terugkomen.
In de loop van de roman komt de ik wel meer te weten van zijn moeder. Samen gaan ze een keer terug naar Zeeland waar ze nog grond bezit, of bezat. Van boerse oorsprong, daar wilde ze een leven lang niet van weten, maar als zij de klei weer onder haar nagels voelt blijkt die afkomst niet te verloochenen. In de loop van de roman maakt de lezer kennis met een Duitser die in Indonesië woonde, daar was iets mee, maar de onderzoekende ik komt er niet achter welke rol hij speelde. Tegen het eind komt een zus over om te helpen bij de verzorging van de moeder die niets meer wil. Dit en meer wil ik niet beschrijven met in het achterhoofd dat je het boek zelf moet lezen en dat ik het lezen niet door een teveel aan details moet bederven.
Mij zette de roman eens te meer aan het denken over mijn eigen moeder, wat vermoedelijk weinig uniek is. Afgezien daarvan komen de verhoudingen in de overgangsperiode tussen Nederlandsch-Indië en Indonesië op de achtergrond aan bod. Situaties die complexer zijn dan in korte of zelfs langere artikelen zijn te beschrijven. Door dat alles heen hoorde ik de stem van Van Dis met de herkenbare, eigen melodie. Onwillekeurig vertelt de speurtocht naar wie je moeder was ook heel veel over de speurder op. Zo is Ik kom terug in hoge mate een ego-document.
Havank – De N.V. Mateor
5 novOnlangs vond ik een fraai uitgegeven herdruk in paperback uitvoering (1996, Walvaboek) van Hans van der Kallens zesde boek. De eerste druk stamt uit 1938 , de tekening van ‘De Schaduw’ van Dick Bruna verwijst naar de talloze Zwarte Beertjes waarin de Havank misdaadromans werden uitgegeven. Ik was benieuwd hoe dit verhaal ruim driekwart eeuw had overleefd. Het sobere taalgebruik van bijvoorbeeld Nescio en Elsschot hield de boeken van die schrijvers goed leesbaar. Havank gebruikte een duidelijk blommiger taal met rijke beschrijvingen. Hij begint met een proloog en eindigt met een epiloog. Chique, zeer chique, je komt dat niet vaak meer tegen. Van de bloemrijke beschrijvingen neem ik de allereerste zin over. Door de beschrijving te beschrijven bereik ik nooit hetzelfde resultaat.
‘De antieke Bretonse klok, naast de haard waarin een zorgvuldig gestapeld vuur van beukenblokken te gloeien lag dat de klamme kilte van de late novembermiddag verdreef, vervulde de rust en de stilte van de ruime bibliotheek, die door de groenoverkapte lamp op het gebeeldhouwde schrijfbureau in het midden van het vertrek slechts schemerig verlicht werd, met het gerucht van haar vijf bronzen slagen.’
Daarna volgen volzinnen over Lord Crainford zodat de lezer, met een beetje begaafdheid op dat vlak, de man en de kamer kan uittekenen. Dit is duidelijk níet de methode die ik tijdens schrijfcursussen propageer, namelijk: met een zo pakkend mogelijke zin met de deur in huis vallen, vanaf de eerste zin de lezer het verhaal in trekken. Qua stijl blijft het verhaal in lijn met de eerste zin, zij het dat er een wat spottende toon bij komt. Ik sla het boek op een willekeurige plek open en zie een scène waarin de politievrouw Manon in een nachttent is. ‘De dikke buitenlandse provinciaal naast haar spande zich zonder dralen ernstig in zich daverend belachelijk te maken. Manon vond het best, zolang hij het maar niet in zijn hoofd haalde aan haar tafel te komen zitten.’
De Schaduw gaat het een paar bladzijden verder minder goed: ‘Bewaakt door zes schietgrage pistolen bereikte hij de grond en stak veiligheidshalve zijn armen in de lucht – gelijk hem overigens bevolen werd.’
Al lezend vroeg ik me af of dit de stijl was die in 1938 leuk werd gevonden. Het moet wel, want de politieromans van Havank verkochten goed en nog lang daarna. Toch zou ik deze stijl vandaag de dag niemand aanraden. Ik heb het boek wel uitgelezen, deels omdat ik niet gauw opgeef waaraan ik begon, maar toch ook omdat het plot je voldoende nieuwsgierig houdt naar de uiteindelijke afloop. Havank bouwt een wereld op rond een klein misdaadsyndicaat dat zich bezighoudt met afpersing door met ontvoeringen en liquidaties te dreigen. Het speelt allemaal in Parijs, waar de schrijver uitstekend de weg lijkt te kennen. Er zijn verschillende personages die ‘fout’ zouden kunnen zijn, sommigen zijn het inderdaad, andere spelen een onverwachte rol. Zoals het, ik zou bijna zeggen ‘standaard’, recept voorschrijft is er een conflict tussen de situatie zoals die zou moeten zijn – zonder boeven – en de werkelijkheid. De held boekt aanvankelijk successen, dan valt de grafieklijn van het succes, de held en zijn kompanen winnen weer, nieuwe tegenslag, maar uiteindelijk winnen de goeden. Zo zitten James Bond films in elkaar, zelfs de verderfelijke Dick Bos-boekjes volgden dit principe.
Wat niet of nauwelijks aan de orde komt is de psychologische factor. Waarom doen de personages wat ze doen? Daardoor blijven ze flat characters. Naast de hoofdpersoon, De Schaduw, zijn er belangrijke rollen voor Silvère en voor de aantrekkelijke typiste Manon die, voornamelijk vanwege haar uiterlijk en haar vlot gebekt zijn, tot assistente van het opsporingsteam wordt bevorderd. Ze wordt getekend zoals middelbare scholieren mooie meiden in hun agenda tekenden, als een soort etalagepoppen. Is daarmee het lezen van zo’n oude detective verloren tijd? Ik denk het niet. Ook een uitstapje naar wat niet als Literatuur geldt kan interessant zijn, zeker een zo populaire titel als dit. Daarbij kun je zien wat je als schrijver anno 2014 niet meer zou doen. Wat brengt het bloemrijke taalgebruik teweeg en de goedmoedige ironie? Zorgt het voor glimlachend lezen, leidt het af van het verhaal of geeft het er een nieuwe dimensie aan?
Renate Dorrestein, Een nacht om te vliegeren
21 oktDoor haar eerste roman, Buitenstaanders, was ik direct gewonnen voor Renate Dorrestein. De twee woorden die me te binnen schieten zijn fantasie en duister. Het eerste voor een rijke fantasie die graag de niet alledaagse kant op gaat, en het tweede voor de duistere kanten die bij sommige personages, gewild of ongewild de overhand krijgen.
Een nacht om te vliegeren moet je met aandacht lezen om niet de draad kwijt te raken. Toch lijkt de opzet heel overzichtelijk, het is een midzomernacht, het verhaal begint om 18:00 uur, het volgende hoofdstuk speelt tussen 19:00 en 20:00 en het laatste hoofdstuk draagt als titel 03:00. Hoeveel meer chronologie kun je wensen? Maar zoals niemand een dag leeft zonder dat het verleden daarop invloed heeft, zo hebben ook de verschillende personages een verleden dat hun daden tijdens de langste nacht mede bepaalt. In flashbacks krijgt de lezer iets mee van dat verleden. Het zijn vaak korte herinneringen, gedachteflitsen, waardoor het lang duurt voor je daaruit een samenhangend verhaal kan maken, en zelfs dan blijf je als lezer zitten met blinde vlekken.
Zonder de roman kort na te vertellen en daarmee het leesplezier weg te nemen voor wie eraan wil beginnen, toch iets over het verhaal. Op de eerste bladzijde komt negentienjarige Linde surfend over een flink meer aan bij een danig uit de kluiten gewassen huis. ‘Wie het huis voor het eerst zag, moest onwillekeurig denken aan een prehistorisch wezen dat zich tegen de flank van de heuvel te slapen had gelegd. Als men het naderde schubden er op onvoorspelbare plaatsen draconische torens tevoorschijn en werden lage uitbouwen zichtbaar, die als ontspannen ledematen langs de helling hingen.’ Dit zijn de eerste twee zinnen. Het huis is pas twintig jaar oud, gebouwd met het geld van een ondernemer die rijk geworden was met een soort superklutser voor in de keuken. Het ontwerp was van zijn echtgenote en net als zij, wild, hartstochtelijk en onstuimig.
Linde is te logeren gestuurd naar deze oom en tante., Ze heeft een schandelijk akkefietje achter de rug, haar ouders denken dat ze er eens uit moet en dat ze leuk zou kunnen opschieten met haar nichtje Asa, hoewel die vier jaar jonger is, wat op die leeftijd een flink verschil is. Al gauw verschuift het perspectief naar Asa die verschillende drama’s achter de rug heeft, het verlies van haar broer Alex en een stel verminkingen die het einde betekenden van haar rol als lief, bevallig meisje. Ze heeft zich in het hoofd gezet dat de vader de schuld van alles is. Alex is niet dood denkt ze, maar door de eisen van haar vader was hij gedwongen het huis te verlaten. Dat is nu vijf jaar geleden, maar hij zal zeker terugkomen. Wat er precies is gebeurd is niet helemaal duidelijk, omdat de herinneringen van Asa verre van betrouwbaar zijn. Ze waren aan het vliegeren en het huis had en heeft een balkon waarvandaan je heel goed vliegers kan oplaten. Het vliegeren kun je heel goed als een metafoor opvatten. Asa laat verschillende keren vallen dat deze midzomernacht heel geschikt is om te vliegeren.
De moeder is na het verlies van Alex nooit meer de oude geworden, al kan je bij wat dan wel ‘de oude’ was ook kanttekeningen zetten. De vader probeert alles, zijn gezin en zijn talloze relaties, bij elkaar te houden. Wat bepaald niet meevalt met de wraakzuchtige Asa die vast besloten is het jaarlijkse midzomernachtfeest drastisch te verstoren. Onder andere door de verzameling reptielen en slangen los te laten. En om Linde onschadelijk te maken. Terwijl Linde probeert op vriendschappelijke manier met Asa om te gaan, zich ook zorgen maakt over de moeder, haar tante, ziet Asa haar alleen als iemand die tussen haar vader en moeder tracht te komen. En haar vader die zich gedraagt als de beesten valt daar als een blok voor. Hier moet Asa optreden. Hoe dat ten slotte afloopt voor Linde is niet echt duidelijk. Goed, zou ik hopen, want zij leek mij een goede ziel te hebben. Inzicht in de vader kreeg ik niet en de twee andere hoofdpersonages hebben een verstoord beeld van de werkelijkheid. Bij de moeder leidt dit tot inertie en bij Asa tot een dadendrang die je op zijn allerzachtst ‘fout’ zou kunnen noemen.
Dan is er het personeel, een paar dozijn mensen, waarvan het hoofd van de keuken diezelfde avond bevalt van een zoontje, en waarvan de rest zeer ontevreden is over de werkomstandigheden. Wat ze ook laten merken.
Slangen en kaaimannen die dankzij Asa in de tuin terechtgekomen zijn, zorgen voor een chaos die behoorlijk uit de hand loopt. Voor de zekerheid keek ik nog op de achterflap, maar nee, ik heb niet meer prijsgegeven dan wat er in de flaptekst staat. Om te weten wat er gebeurt en vooral om je een beeld te vormen van de verschillende personages moet je het boek lezen en eigenlijk gelijk ook maar herlezen. Dan vallen allerlei kleine hints op hun plaats omdat je ze in verband kan brengen met wat je al weet van de eerste keer lezen. De tweede lezing is daarom niet een herhaling, maar een mooie aanvulling.