In 2007 vond Hella Haasse een pak oude kranten terug waarin het door haar geschreven feuilleton Sterrenjacht stond. Haasse werkte na de Tweede Wereldoorlog voor Het Parool en ze had al eens een Engelse thriller vertaald waarna die in afleveringen in de krant was verschenen. De toenmalig hoofdredactrice Wim Hora Adema vroeg haar vervolgens of ze zelf een feuilleton kon schrijven. Ze had op dat moment twee boeken geschreven, Oeroeg en Het woud der verwachting. In principe zou je een feuilleton kunnen schrijven in kleine beetjes, elke keer een stuk net voordat de krant wordt gedrukt. Dat durfde ze niet aan, terecht, lijkt me. De kans om nog iets aan te passen omdat je al schrijvende tot een nieuw inzicht bent gekomen, is er niet meer.
Mijn blog gaat over de boeken die ik las en wat mij als docent creatief schrijven opvalt. In dit geval hoe Hella Haasse een bizar verhaal strak weet te schrijven. Het is een verhaal waarbij je als lezer de weg kwijt zou kunnen raken, maar dat gebeurt niet omdat de auteur goed bijhoudt waar het heen moet met de plot en hoe alle puzzelstukken uiteindelijk op hun plaats moeten vallen. Of ze een schema maakte, of een paar losse notities, kunnen we helaas niet meer vragen. Zeker is dat ze duidelijk voor ogen had staan wat ze wilde en wat wel of niet in het verhaal terecht moest komen. Dat is de tip die je uit dit, en ook wel uit andere boeken kan halen.
Terug naar het boek. De hoofdpersoon is Casper Jan van der Sevensterre. Hij is de verteller en zogenaamd de schrijver van het verhaal. Dat Hella Haasse achter deze maskerade zat heeft tot 2007 niemand geweten. Casper Jan is een journalist, tien jaar jonger dan zijzelf op dat moment, een flinke knul, 1.90 was toen zeldzamer dan nu, die op Sinterklaasavond zit te broeden op een verstrooiend stuk. Zijn chef heeft eerdere bijdragen geweigerd: te literair, dat wil de lezer niet. Daarmee geeft Haasse aan dat het verhaal dat volgt eerder lectuur dan literatuur is.
Een goed verhaal schrijven is ook zonder literaire pretenties een kunst op zich. Sterrenjacht is een avontuurlijk verhaal, vol met onverwachte wendingen, toevallige ontmoetingen, twee kampen die elkaar de buit betwisten, kortom de bekende ingrediënten. Het is echter net als met koken, iedereen kan de ingrediënten bij elkaar brengen, maar er een perfect gerecht uit bereiden, is een tweede.
Onze hoofdpersoon krijgt op sinterklaasavond een pakket waarin een kleine zevenpuntige ster zit, bezet met rode granaten. Er zit een klein briefje bij waaruit blijkt dat er een geheim aan verbonden is, een sleutel die pas te ontcijferen is, wanneer alle zeven sterren bij elkaar zijn. Elk heeft aan de achterkant de inscriptie van een van de Zeven Provincieën en een codeteken. Verschillende mensen blijken op jacht zijn naar de complete set. De belangrijkste daarvan is tante Arabella, waarbij je wel heel ver terug moet gaan om de relatie aan te tonen tussen Casper, de laatste mannelijke afstammeling van de Sevensterres, en Arabella Ruygencamp. De oude mevrouw met negentiende eeuwse trekken, heeft een klein netwerk opgezet en weet met allerlei middelen mensen voor haar karretje te spannen. Ze weet ook haar ‘neef’ Casper in te lijven. Die leert in Arabella’s huis de jonge Titia kennen, voor wie hij al direct een zwak heeft, maar die hij uit het oog verliest. Een brief die hij stuurt naar het adres dat hij van haar heeft gekregen komt onbestelbaar terug.
De geschiedenis voldoet aan een goede voorwaarde voor een verhaal. De hoofdpersoon raakt van de ene situatie in de andere verzeild. Door de voorvallen die al verteld zijn, weet de lezer wie aan welke kant staat, wie wel of niet te vertrouwen lijkt, maar de tijd gaat door en de volgende dag gebeuren er weer nieuwe dingen. Dingen die onverwacht kunnen zijn, die laten zien dat de verdachte Z toch aan de goede kant staat. Of andersom.
Het verhaal is in ongeveer negentig episoden gepubliceerd. Aan het eind van elke episode is een cliffhanger ingebouwd, sterker of wat minder sterk. Nu het geheel in 2007 is gepubliceerd als een roman, vinden we de ruimte tussen de episoden soms terug als een witregel, soms als het begin van een nieuw hoofdstuk, en soms als niet meer dan het begin van een nieuwe alinea. De cliffhangers zitten er nog wel in, wat maakt dat de lezer na ongeveer drie bladzijden, ruim, een prikkel krijgt om verder te lezen. Natuurlijk is het een hilarisch en grotesk verhaal, eerder een sprookje dan harde realiteit, maar ook daarin kan je kwaliteit leveren. En Hella Haasse deed dat. Wie haar verdere werk kent, herkent haar liefde voor geschiedenis, en vindt sommige typisch Haasse-uitdrukkingen terug.