Tag Archives: WF Hermans

Willem Frederik Hermans, De tranen der acacia’s

19 dec

Willem Frederik Hermans - De tranen der acacia's-181x287Het boek, de eerste gebonden druk uit 1949 is al een plezier om in handen te hebben. Goed papier ook, na al die jaren niet verkleurd. Daar gaat het natuurlijk niet om. Hoewel het lezen op zich er plezieriger van wordt, zou ik ook het mooiste boek wegleggen als het niet boeide. Inhoudelijk heeft de roman de tijd uitstekend overleefd.

Volgens de gangbare regels klopt het begin niet. Daar staat tegenover dat er helemaal geen vaste regels zijn, dat je voor elke regel die je in een handboek voor creatieve schrijvers kan vinden, voorbeelden kan aanwijzen van goed geschreven verhalen door uitstekende auteurs die zich niet aan de ‘regels’ houden.
Op de eerste bladzijden maken we kennis met een hij die in Kampen uit de trein stapt met twee koffers die iets gevaarlijks bevatten, hij overweegt nog even ze van een brug in het water te laten glijden, het is al donker, hij denkt aan Carola die zich op dit uur waarschijnlijk aan het uitkleden is, zoekt een hotel, checkt in en op de vijfde bladzijde vult hij zijn gegevens in: Oskar Ossegal, chemicus, gehuwd met Andrea Corvàc uit Praag. Ah, denk je als lezer, je probeert grip op het verhaal te krijgen, dit is de hoofdpersoon. Hij heeft een missie, het is oorlog, er is verduisteringsplicht, en hij heeft oog voor vrouwen, want als een meisje verschijnt om zijn koffers boven te brengen, ziet hij: ‘Haar borsten puilden onder haar strakke jurk, zij trokken lange opgeblazen gezichten als van kinderen die niet naar buiten mogen. Haar haar was donkerblond, maar vooraan was een lok gebleekt.’ We volgen het verhaal van Ossegal gedurende dit hoofdstuk.
Op bladzijde 23 begint hoofdstuk twee. De scène is verplaatst naar Amsterdam in de buurt van het Rijksmuseum en de hoofdpersoon is Arthur. Hij is bevriend met Oskar, verwacht een bericht dat niet komt. Terwijl we, de lezers, de belevenissen en gedachten van Arthur volgen, verwachten we dat het perspectief terug zal gaan naar Oskar, wat voorlopig niet gebeurt. Allengs blijkt dat de roman niet is begonnen met de traditionele introductie van de hoofdpersoon, dat is niet Oskar maar Arthur.
Door deze constructie bereikt Hermans dat er een spanningselement is, je blijft je afvragen hoe het met Oskar verder gaat. Er is ook een informatievoorsprong ontstaan, de lezer weet meer dan Arthur. Daarmee zijn we bij een van de problemen van Arthur. Het is 1944, de geallieerden zijn geland in Normandië, de laatste winter is aangebroken met voedseltekorten, kolen zijn er niet, iedereen stookt wat er verbrand kan worden, nood breekt wet op vele fronten, betrouwbare berichten zijn er niet, alles wat je hoort kan waar zijn of niet. Dat geldt ook voor wat Arthur over Oskar hoort, hij zou gevangen zijn, ontsnapt, bevrijd door een knokploeg; hij zou een held zijn, hij zou een laffe verrader zijn. Arthur is in Oskar teleurgesteld omdat die hem niet verteld heeft met wat voor missie hij vanuit Amsterdam naar Overijssel is vertrokken. (Hij had kunnen denken dat dit juist goed is, die wetenschap zou alleen maar gevaarlijk kunnen zijn, maar dat is niet wat Arthur denkt.)
Arthur woont op een etage in het huis van zijn grootmoeder en halfzus Carola. Zijn vader met wie hij geen contact heeft, woont in Brussel en hoe het met zijn moeder zit weet hij niet. Al met al is hij van niets zeker. Als dat alles was, zou hij kwetsbaar en sympathiek kunnen zijn, maar nee, hij is een opportunist, rommelt wat met zwarte handel, steelt geld van zijn grootmoeder, en heeft een slechte verhouding met zijn halfzus, waarbij je de indruk krijgt dat dat vooral aan hem ligt. Wat hij van Carola moet denken weet hij niet, bij haar is de Duitser Ernst ondergedoken, hij zou een deserteur zijn, maar hij kan ook een spion zijn. Na weer een ruzie vertrekt hij en gaat bij de vrouw van Oskar wonen, Andrea. Wat haar beweegredenen zijn blijft duister.
Hoewel de lezer door het wisselende perspectief, het ligt korte tijd ook bij Carola, meer weet dan Arthur, blijft het ook voor de lezer de vraag wat wel of niet te geloven. Wat dat aangaat is het gevoel van Arthur invoelbaar.
De bevrijding brengt een ommekeer. Daden die daarvoor acceptabel waren zijn het nu niet meer. Wat gisteren nog een heldendaad was, is een dag later, in vredestijd, een ordinaire misdaad. Na de oorlog vertrekt, vlucht, Arthur naar Brussel, waar nog heel wat gebeurt en waar het verhaal uiteindelijk eindigt. Oskar is dan terug, en is voor hetzelfde feit waarvoor de Duitsers hem arresteerden nu door het nieuwe bewind vastgezet. Zijn vrouw Andrea probeert langs allerlei wegen hem weer vrij te krijgen.

Nu de laatste punt van dit blog is gezet, realiseer ik me dat er veel niet gezegd is. Een aantal acties van Arthur waardoor hij , zacht uitgedrukt, niet sympathieker wordt; verschillende belangrijke bijfiguren heb ik niet eens genoemd. Mijn bedoeling was dan ook niet een korte samenvatting van de roman te geven. Het is teveel de moeite waard het zelf te lezen!

Advertentie

W.F. Hermans, De donkere kamer van Damokles

26 nov

Ik las de uitgave die de bibliotheken cadeau deden aan hun leden in het kader van de jaarlijkse actie Nederland leest. De titel was me zo bekend dat ik ervan overtuigd was dat ik de roman voor de tweede keer ging lezen. Het bewees weer eens dat je ook je eigen geheugen niet voor honderd procent kan vertrouwen. Vertrouwen, geloven, dat was een kernpunt dat me na lezing bijbleef. Ook in de roman is de verteller niet altijd betrouwbaar. Dat hoeft niets te zeggen van zijn intenties.

Hoofdpersoon in de roman is Henri Osewoudt, door zijn ogen beleven we het verhaal. We zien als lezer wat Osewoudt ziet, horen wat Osewoudt hoort. Ik herhaal de naam expres, want zo wordt hij door de hele roman genoemd. Het personale perspectief leerden we op school, het hij/zij-perspectief. De schrijver had ervoor kunnen kiezen om standaard ‘hij’ te gebruiken, of om zijn personage bij de voornaam te noemen, zo oud is hij niet. Hermans blijft bij Osewoudt. Wil hij zijn personage op afstand houden? Het merkwaardige is, dat ik mij als lezer toch nauw betrokken voelde bij de hoofdpersoon. Dit lijkt voor zover ik óver De donkere kamer las, de algemene ervaring te zijn.

De hoofdpersoon met wie we diens avonturen beleven, heet ook wel de held van het verhaal. Hier is het vooral de anti-held, het heeft hem in zijn leven nooit meegezeten. Het kan je al meezitten met je postuur, flink, mannelijk, natuurlijk overwicht – niets daarvan heeft onze Osewoudt gekregen, hij is klein, wordt om die reden voor militaire dienst afgekeurd, hij is baardloos, hoeft zich nooit te scheren en heeft een hoge stem. Niet de bagage waarmee het leven makkelijk wordt. De belangrijkste periode van de roman speelt zich af tussen het moment waarop Nederland betrokken raakt in de Tweede Wereldoorlog en enige tijd na de bevrijding. Daarvoor is Osewoudt na een aantal dramatische gebeurtenissen bij een oom en tante ondergebracht en slaapt vanaf ik denk ongeveer zijn twaalfde in het bed van zijn zeven jaar oudere nicht. Alles waarover zijn klasgenoten achter de hand praten, heeft hij al beleefd. Later trouwt hij met haar, en samen zetten ze de sigarenwinkel voort van zijn zieke moeder, die ze in huis nemen. In deze verstikkende situatie stapt enkele dagen na de Duitse inval, Dorbeck zijn winkel binnen en vraagt hem een paar films te laten ontwikkelen. In de etalage staat een bordje waarop deze dienst wordt aangeboden. Deze Dorbeck lijkt het positieve evenbeeld van Osewoudt. Hij is donker in plaats van blond, heeft baardgroei, een mannelijke stem, maar afgezien daarvan zou je de een met de ander kunnen verwisselen.

De eerste opdracht van Dorbeck is het ontwikkelen van een film, wat niet zo eenvoudig blijkt. De centrale die dit zou kunnen doen, blijkt gesloten. Osewoudt neemt zich voor het zelf te doen, schaft zich de materialen aan, gaat aan de slag, maar zonder resultaat. Er staat niets op de film. Hij besluit Dorbeck te tonen dat hij het er niet bij laat zitten en koopt een Leica kleinbeeldcamera. Daarmee maakt hij foto’s van alles wat hem militair interessant voorkomt. Het zijn zijn eerste stappen, niet veel later krijgt hij andere opdrachten, een pistool en verzetsopdrachten die je, als het even tegenzit, met de dood bekoopt. Zelf blijft hij in leven, maar vrijwel iedereen met wie hij in aanraking komt, wordt gearresteerd, op transport gesteld of direct geëxecuteerd.

Direct na de oorlog wordt zijn optreden in twijfel getrokken. Diegenen die foute Nederlanders in kampen sloten, zien in alles wat we door de ogen van Osewoudt meemaakten, iets heel anders, wat wit leek is volgens hen zwart. Dorbeck die alles zou kunnen ophelderen blijkt nergens te vinden. En zo blijf je als lezer in een gebied dat grijs is. Grijs dat naar wit neigt, grijs dat bijna zwart is? Is Osewoudt het slachtoffer van een heksenjacht, het slachtoffer van zijn eigen verbeelding, zijn onvermogen te zien wat zich werkelijk afspeelde?

Ik heb mij beperkt tot Osewoudt, maar tegelijkertijd laat de roman zien hoe je in een situatie, de verzetssituatie, kan belanden zonder er duidelijk voor te hebben gekozen. Het laat een aantal knullige acties zien waarmee het beeld van die dappere, doortastende verzetsmensen onderuit wordt gehaald, en het toont Nederlanders die verraad plegen. Soms uit blinde trouwheid aan het gezag, ook al is dat het gezag van de Duitse overheerser geworden. NSB’ers zijn er ook.
De eerste druk verscheen in 1958 en het beeld dat Hermans schetste schokte velen. Het was ook nog maar dertien jaar na de afloop van de oorlog. Intussen zijn we meer dan vijftig jaar verder, het zou kunnen dat de roman verouderd was; pfff… niet doorheen te komen! Niets is minder waar. Het kan je nog steeds nachtrust kosten omdat je door blijft lezen terwijl je allang had moeten slapen.