Een goed, niet alledaags idee is een prima vertrekpunt voor een verhaal. Of het verhaal een kort verhaal wordt, een novelle of een roman zal daarna wel blijken. Ik houd het erop dat de lengte van een verhaal een intrinsiek gegeven is, als het verhaal af is blijkt hoe lang het is geworden.
Het idee is snel verteld. Drie vriendinnen, elk moeder van een zoon van even dertig, maken zich zorgen over het feit dat de jongens hun leven nog niet op de rit hebben. Niet getrouwd, geen vaste vriendin, geen zicht op een kleinkind. Hoe hun zonen echt leven weten de moeders ook maar half. Dan oppert een van hen het idee ze onverwachts op te zoeken om een week te blijven logeren en zo poolshoogte te nemen en eventueel wat bij te sturen.
Uit deze gedachte volgt de opzet van het verhaal bijna automatisch. Er ontstaan drie parallelle situaties: zoon krijgt moeder op bezoek. Hier houdt de overeenkomst op. De moeders zijn, hoe kan het anders, verschillend van elkaar en de zonen hebben elk hun eigen leven opgebouwd. Er zit een typische Engelse humor in de roman. Ik bedoel ermee dat de Engelsen er al heel lang een patent op hebben om een bizar uitgangspunt volkomen serieus uit te werken. Daarin zit al humor. Sutcliffe voegt er een amusante trant van schrijven aan toe.
Zoals altijd proef je op de eerste bladzijde al wat de smaak zal zijn van de roman waarin je begint te lezen. Het eerste hoofdstuk gaat over Carol en Matt.
‘What’s happened?’
‘Just thought I’d pop in.’
Matt stared at his mother, aghast. He couldn’t think of a single thing that might have prompted her to turn up, here, at his flat, on a weekday evening, uninvited, without even giving him a warning. There was no precedent for this behaviour, and so he immediately assumed that something terrible must have happened, something too awful to discuss over the phone – an event to be spoken of in hushed voices, with a chair at the ready and hot, sweet tea to hand. At the very least, someone must have died.
Ik las, dat is wel duidelijk, de Engelse versie, in 2008 gedrukt in St Ives. Er bestaat een Nederlandse vertaling, Àls Jij Maar Gelukkig Bent. Ik ben iets te lui om per se in de oorspronkelijke taal te moeten lezen, de Engelse versie kwam toevallig op mijn pad. Over het Engels: Sutcliffe gebruikt zelden een woord dat ik niet kende. Dat is geen snoeverij, ik kan wel behoorlijk overweg met de taal, maar het betekent vooral dat de schrijver geen hoogdravend, literair Engels gebruikt. Het doet me terugdenken aan de eerste klas HBS waarin ik van Hemingway The Old Man And The Sea las. Dun boekje en heel makkelijk Engels. Vol goede moed begon ik aan een volgend boek; ik kon geen moment zonder woordenboek.
Terug naar Whatever Makes You Happy. Het geeft een mooi beeld van het leven van drie totaal verschillende dertigers in het Engeland van nu en en passant een schets van drie moeders. Bij die moeders kwam ik af en toe wel een actie tegen die ik iets te bizar vond om geloofwaardig te zijn. Je zou hier tegenin kunnen brengen dat de gedachte al bizar is dat drie moeders afspreken om gelijktijdig hun zonen te verrassen met een bezoek. Oké, maar als je dat aanneemt dan kan de uitvoering nog steeds meer of minder geloofwaardig zijn. Het gaat niet steeds ‘over the top’ maar een enkele keer naar mijn smaak duidelijk wel. Dat vond ik jammer. Het neemt niet weg dat ik het boek met plezier heb gelezen.