Hanns-Josef Ortheil, Die Erfindung des Lebens

Op de omslag staat Roman en uit op internet te vinden gegevens blijkt de inhoud sterk overeen te komen met het leven van de auteur. “Roman” om ruimte te creëren voor enige fantasie? Hoe het ook zij, het boek leest als een autobiografie van een klein maar zeer belangrijk deel van Ortheils leven.
Uit de promotieteksten kan iedereen lezen dat de moeder van de hoofdpersoon Johannes niet meer spreekt nadat eerst bij een bombardement in Berlijn, en later op het platteland, weer bij een bombardement haar eerste en tweede zoon zijn omgekomen. Daarna baart zij tweemaal een doodgeboren kind; Johannes is haar vijfde kind en de moeder klampt zich ziekelijk aan hem vast. Met de vader, landmeter, communiceert zij door overdag briefjes te schrijven die hij bij thuiskomst leest. Als Johannes drie jaar oud is houdt hij op met praten. Je kunt je afvragen hoeveel hij dan wel sprak, want hij gaat alleen met zijn stomme moeder om en zijn vader neemt pas initiatieven als hij op school als vreemd kind wordt gepest en niet mee kan komen. Als sprakeloos kind neemt hij wel heel veel waar, kijken, beschouwen en onthouden, die werkwoorden tekenen het kind.
De lezer moet geduld hebben, het boek telt tegen de zeshonderd bladzijden, waarvan de helft weggelaten had kunnen worden. In het eerste deel is het kind tussen de vier en nog geen zeven jaar en zonder te zeggen dat het niet kan, vraag ik me wel af of je op die leeftijd een zo gedetailleerd geheugen hebt. Om bij de kritische noot te blijven, ik denk dat de schrijver bijna tien maal een wending begint en aankondigt dat hij er later op terug zal komen. Eenmaal gebeurt dat tweemaal op een bladzijde. Mij maakt dat niet gelukkig.
Als de basisschool een mislukking is geworden, treedt de vader op. Hij neemt Johannes mee naar de landelijke herberg van zijn ouders en de uitgebreide familie. Daar neemt hij zijn zoon mee op lange wandelingen door de natuur en leert hem kijken en tekenen. Nee, niet zomaar een boom tekenen; dit is een eik, dit is een populier. Hij leert hem de letters erbij te tekenen. Op de duur maakt de jongen zijn eigen geïllustreerde encyclopedie. Dat hij daarna begint te praten zal wel waar zijn, maar de manier waarop die omslag plaatsvindt is niet erg aannemelijk gemaakt. Weet je na al dat zwijgen voordat je ooit een spreker was, hoe je de klanken produceert?
Zijn moeder heeft hem leren  piano spelen, hij blijkt er een buitengewoon talent voor te hebben. Later krijgt hij les van Walter Fornemann, een in Duitsland bekende pianogoeroe uit de vroege zestiger jaren. Een toekomst als concertpianist lijkt in het verschiet te liggen, maar een ernstige peesschedeontsteking maakt een einde aan zijn carrière voor die begonnen is. Ortheil schrijft het verhaal in Rome. Hij was daar dertig jaar eerder, studeerde toen aan het conservatorium en ontmoette er zijn eerste meisje. Als hij geen piano meer kan spelen breekt hij de relatie ruw af en reist gedesillusioneerd terug naar Keulen.

Het heden in de roman speelt zoals gezegd in Rome. In onderbrekingen van zijn autobiografie lezen we hoe hij met zijn buurvrouw Antonia kennismaakt en haar dochter Mariëtta pianoles gaat geven. Al gauw wordt duidelijk dat Johannes zich via het succes van Mariëtta wil revancheren voor zijn eigen gemiste carrière. Hij organiseert een buitenconcert voor haar, huurt een Bösendorfer vleugel, podium, verlichting, stoelen… en als zij aan het eind van haar optreden haar leraar bedankt en vraagt of hij ook wat wil spelen, speelt hij zonder onderbreking twee uur lang en oogst een daverend applaus.
Al eerder zijn er momenten waarop je twijfelt aan het sociaal en empathisch vermogen van de hoofdpersoon die op aanraden van zijn leraar Fornemann gaat schrijven en daarmee opnieuw succes heeft.
In Die Erfindung des Lebens zitten boeiende en soms roerende gedeelten, maar ook delen die aanzienlijk te traag verlopen. Dat het niet tot een Nederlandse vertaling is gekomen is niet iets waarover ik mij hogelijk verbaas.