Archief | december, 2011

Remko Kampurt, Tjeempie, of Liesje in Luiletterland

28 dec

Het heeft wel wat om je af en toe bij het lezen te laten leiden door wat er te vinden is in de grote bibliotheek die de Rotterdamse markt heet.

Met Tjeempie stap je gedurende een aantal uren terug in de zestiger jaren. Het was de tijd van de luf sien, en steeds herhaalde uitdrukkingen als “weet je wel” en “koele vogel”. Het boek is een duidelijke persiflage die je snel uitleest. Liesje krijgt van de niet zo koosjere leraar Van Dale de opdracht om in de paasvakantie moderne schrijvers te interviewen. Haar moeder, lid van een clubje voor Zedelijke Pantsering, is er fel op tegen, wat Liesje sterkt in haar voornemen de opdracht wél uit te voeren. Daarbij komt dat ze anders een grote kans loopt bij Van Dale thuis te moeten komen om haar straf te ondergaan.

In de verschillende schrijvers die ze tegenkomt zijn vrij gemakkelijk bestaande schrijvers te herkennen. Als eerste Jan Wolkers die naar Rotterdam is geweest om wiet te scoren en nu stoont in de trein zit. “Jofele stad, rotterdam, zeker als je wat gerookt had, een hele kliene sien met al dat glas en steen, net of je in een ander land was.” (…) “O daar had je de kondukteur – hip pakkie had die vogel aan. Goed gesneden en lekkere bokkestof. Einde-pet op. Zo’n kniptang was trouwens ook helemaal uit een andere wereld. Klien en glanzend, van een grote schoonheid.”

Campert schrijft in een anti-autoritaire spelling: informaatsie bijvoorbeeld, powezie en ekspierementelen. Naast Wolkers ontmoeten we: het Roofdier, Jan Cremer; de Best Gekapte Schrijver van Nederland, Harrie Mulisch. Zelf komt hij voor in een bescheiden bijrol, fietsend in een geruit houthakkershemd. Omdat haar moeder vond dat al die vreselijke schrijvers alleen maar over seks schrijven, heeft Liesje zich als taak gesteld hier meer over te weten te komen. De grap is dat ze het woord niet schijnt te kennen maar wel voortdurend met het onderwerp in de weer is.

Het boek leest als een trip in de tijd van Flower Power, compleet met alle uitdrukkingen die intussen geschiedenis zijn. Er gebeurt nog meer: Liesjes buurjongen heeft de taak parlementariërs te ondervragen; als Liesje verdwenen is wordt de huisknecht (de scholieren zijn van chique komaf) er op uitgestuurd om haar te vinden en terug te brengen. Iets wat ook anders loopt dan voorzien was.

Als je zelf schrijft is de aardigheid vooral dat je ziet hoe los en vrij je met taal en met een verhaal kan omgaan. De auteur Remco Campert heeft zichtbaar plezier beleefd aan de persiflage op een paar van zijn bekendste collega-schrijvers.

Schrijven met een gratis en legale tekstverwerker

23 dec

De cursisten die mij hun verhalen sturen werken met verschillende tekstverwerkers. Soms leidt dit er toe dat de ene cursist het werk van de ander niet kan openen.

Al jaren is er een gratis alternatief voor Word, namelijk OpenOffice Writer. Voor de volledigheid: OpenOffice is een Office Suite met de onderdelen Base, Calc, Draw, Impress, Math en Writer. Je kunt hiermee teksten schrijven, spreadsheets maken, powerpoint presentaties maken en nog een paar dingen. Ik ga geen gebruiksaanwijzing schrijven.

De laatste tijd zou je in de war kunnen raken omdat er een paar programma’s zijn die veel op elkaar lijken en net niet hetzelfde zijn. Het gaat om OpenOffice, Libre Office en White Label Office. Om je niet lang in het ongewisse te laten: volgens mij moet je Libre Office kiezen.

Nu de langere versie. OpenOffice gaat terug op Star Office, waarvan de makers, Sun Microsystems, besloten de broncode voor iedereen toegankelijk te maken, zodat software ontwikkelaars het programma verder konden uitbouwen en gratis ter beschikking konden stellen aan iedere computer gebruiker. Na verloop van tijd nam Oracle Sun over. Daarna werd het onduidelijk wat de toekomstplannen voor OpenOffice zouden zijn. Echt boteren deed het niet tussen de nieuwe eigenaar en de software ontwikkelaars. Om die reden besloot een groot deel van die laatste mensen zelfstandig door te gaan met een vertakking van OpenOffice: Libre Office. Dat heeft intussen de steun gekregen van meer ontwikkelaars van zogeheten Open Source programma’s, zoals verschillende Linux besturingssystemen. Er zijn in Libre Office verbeteringen aangebracht die in OpenOffice nog niet bestaan. Wel zijn bijna alle bestanden Open/Libre Office uitwisselbaar. Libre Office kan echter nieuwere Word docx bestanden openen en verder verwerken.

Sinds heel kort heeft zich een nieuwe groep afgesplitst van OpenOffice. Deze groep noemt zich Team OpenOffice en claimt de opvolger te zijn. De groep heeft echter geen recht op de naam en noemt daarom hun Office Suite White Label Office. Tegelijkertijd roept Team op om vrijwillige bijdragen, donaties, te sturen zodat OpenOffice kan overleven. Merkwaardig, want OpenOffice bestaat nog steeds en wie dat wil kan het ook vandaag nog downloaden. Misschien komt White Label ooit met een Nederlandse versie, maar tot nu toe is de Engelse versie voor ons het dichtst bij. Ik heb het geprobeerd en weer van de harde schijf weggehaald. Libre Office werkt nog net wat beter dan OpenOffice en lijkt op dit ogenblik meer support vanuit The Industry te hebben.

Mijn conclusie is: wil je een goed alternatief voor de bekende tekstverwerker en de andere programma’s van een Office Suite, schakel dan over op Libre Office. Je kunt je bestanden opslaan als het eigen Open Document file (.odt) of in diverse andere formats, zoals .txt, .rtf, .doc, .docx en meer.

Tomas Lieske, Alles kantelt

19 dec

Dat wat in heel wat recensies is geschreven, namelijk dat Lieske in taal prachtige beelden kan oproepen klopt. Je zou willen dat hij hierin maat kon houden.

De roman is het verhaal van de 35-jarige Anton Milot die in zijn leven twee vrouwen is kwijtgeraakt. Recent Robin bij een ongeluk en lang geleden het Duitse meisje Rosemarie dat in het kader van een kerkelijke hulpactie een aantal jaren in zijn ouderlijk huis woonde.

Op een dag komt hij op straat zijn jongere zelf tegen. De leeftijd zag ik er niet bij, maar uit de beschrijving kan hij niet veel ouder dan tien, elf jaar zijn. Het is een constructie die nogal wat vraagt van de lezer. De jongen verschijnt niet in een droom, maar wordt levend en sprekend opgevoerd. Hij gaat mee op een reis door Duitsland. Later in het verhaal lijkt het of hij herinneringen heeft van rond zijn veertiende jaar.

Ik ben als lezer best bereid ver met de fantasie van de schrijver mee te gaan. Lieske maakt dit echter vrijwel onmogelijk. De kleine Anton spreekt in zinnen die alleen de schrijver bedacht kan hebben. Steeds opnieuw word je als lezer bij hem weggehaald door de ongeloofwaardig fraaie zinnen die uit zijn mond op papier komen. Een willekeurig voorbeeld: Daar zaten wij, Hollanders, stom, onze knieën stootten onder tafel tegen elkaar en we keken toe; dit was sterven en wat er stierf weet ik niet, maar het was zoiets als het stuk hersenen waarin haar moeder woonde, of het vlies dat de oorlogsherinneringen nog een beetje in bedwang hield.

De volwassen Anton droomt op een gegeven moment van een glazen engel. Een droom waarvan Lieske het einde met de volgende zin beschrijft: Net toen ik mij realiseerde dat mijn glazen engel Rosemarie heette, loste zij op in lucht, trok zij zich terug als een amoeboïde schijngestalte als het ware, zodat er nog een geleiachtige rimpeling te zien was in de openlucht in de vorm van haar lichaam en toen helemaal niets meer.

Voor wie zelf schrijft zeg ik: doe dit niet. Blijf in godsnaam bij jezelf, denk aan Nescio, Elsschot en anderen die juist door een direct en sober taalgebruik de tijd hebben doorstaan. Als afschrikwekkend oud voorbeeld zou je “De oude wereld” van Is. Querido kunnen opslaan. Hij schreef net als Nescio rond 1918, maar zo overladen in taal, dat het boek nu alleen maar een meewarige glimlach kan oproepen. De Gulden Winkel schreef al in 1919: “….het gebaar, de zwierigheid, de praal (…), die hij in zijn werk zoo overmatig uitstrooit.” Ik pak het boek een enkele keer uit de kast om het te laten zien. Niet alleen in taal is het bovenmatig, ook in zijn vorm, gedrukt in imposante letters op 200 grams papier, zeker tweemaal zo dik als dat van gewone boeken.

Het verschil tussen wat de volwassen Anton zich herinnert en wat de kleine jongen weet, geeft een interessante kijk op de werking van het geheugen. Hier speelt ook verdringing een rol. Er zijn echter overtuigender manieren om oud geheugen te laten herleven dan de vorm die hier is gekozen. Behalve over Rosemarie gaan de herinneringen over de naoorlogse jaren in het Haagse Bezuidenhoutkwartier en over de vader. Door een ontluisterende gebeurtenis kantelt het beeld van wat oorspronkelijk de held was van de jongen(s). Bepaald een magere ontwikkeling.

Al met al vond ik dit de minste leeservaring van de afgelopen tijd. Het zal lang duren voor ik het volgende boek van Lieske zal gaan lezen.

Graham Greene, De kapitein en de vijand

16 dec

Je kan het lang blijven doen, schrijven. Graham Greene publiceerde zijn laatste roman in 1988 en was toen 84 jaar. Het leest bepaald niet als het boek van een oude man. Niet voor niets wordt Greene beschouwd als één van de weinige schrijvers die er echt toe doen.

 

Gisteravond had ik het in een cursusbijeenkomst Korte verhalen schrijven over het begin van een verhaal. Een paar avonden daarvoor vroeg iemand me hoe de flapteksten tot stand komen. Ik had de roman van Graham Greene bij me; hier heeft de uitgever de eerste alinea tot flaptekst verheven. Er gebeurt dan ook nogal wat in dat stukje:

 

Ik ben nu in mijn tweeëntwintigste jaar maar de enige verjaardag die zich in mijn herinnering duidelijk van alle andere onderscheidt, is mijn twaalfde, want dat was de dag waarop ik de kapitein voor het eerst ontmoette. Het was een druilerige, mistige dag en ik herinner me dat het grind op het schoolplein nat was onder mijn gymschoenen en dat de kloostergang bij de schoolkapel glibberig was van de afgevallen bladeren, toen ik hals over kop wegrende om, tussen het ene lesuur en het volgende, aan mijn vijanden te ontsnappen. Ik maakte een schuiver en kwam abrupt tot stilstand, terwijl mijn achtervolgers fluitend wegwandelden, want daar, midden op het schoolplein, stond onze gevreesde directeur. Hij stond te praten met een rijzige man die een bolhoed droeg, iets wat je ook in die tijd al niet vaak meer zag, zodat hij er een beetje uitzag als een verklede acteur — een indruk die er niet zover naast was, want ik heb hem daarna nooit meer met een bolhoed gezien. Hij droeg een wandelstok schuin tegen zijn schouder, zoals een soldaat zijn geweer. Ik had geen idee wie hij kon zijn en ik wist natuurlijk evenmin dat hij me de vorige avond, zoals hij later zou beweren, met triktrakken van mijn vader had gewonnen.

In de cursus komt ook wel eens ter sprake wat je nog wel of niet kan vertellen, hoe waar moet je verhaal zijn, hoe waarschijnlijk? Mijn mening is dat je alles mag als schrijver, zolang je de situatie maar zo inkleedt dat je jouw verhaal aan de lezer weet “te verkopen”. Dit is precies één van de sterke punten van Greene, ook in deze roman. Een jongen die na de dood van zijn moeder door een vreselijke tante wordt opgevoed, op een kostschool zit waar hij wordt gepest, en een vader die hem in een partijtje triktrak vergokt aan de merkwaardige man die zijn prijs van school af haalt en onderbrengt bij zijn stille vriendin Lisa die graag een kind wil, maar het niet kan krijgen.

Hoewel er nauwelijks sprake is van liefde, gaat het er dwars door de merkwaardige ontwikkelingen, wél om. Samen met de Kapitein ziet Victor, die al snel wordt omgedoopt tot Jim, de oerversie van KingKong. Jim huivert vooral als de grote gorilla er met een jonge vrouw vandoor gaat, maar de Kapitein zegt dat hij het niet begrijpt: KingKong houdt van haar.

In de loop van het verhaal zal Jim zich nog vaak afvragen wat er tussen Lisa en de Kapitein is. Hij woont bij haar in een armelijk souterrain en hij is meestal weg. Waar hij mee bezig is wordt niet helder, maar het is duidelijk dat hij zich regelmatig moet verschuilen voor de politie. Hij duikt ook wel op als de Kolonel of Mr. Carver. Waar hij ook is, hij blijft terugkomen voor Lisa. Jim leert van hem dat de waarheid een rekbaar begrip is, en als hij later journalist wordt leert hij ook dat een goed verhaal het beter doet dan een waar verhaal.

Sterk van Greene is dat zijn slechte personages toch genoeg positieve kanten hebben om sympathiek te blijven. De hang naar het illegale deed me ook denken aan “Reizen met mijn tante” dat ik jaren geleden las. De losse omgang met de waarheid komt al voor in “Onze man in Havanna”. Greene schreef een omvangrijk oeuvre en ik denk dat alles daaruit het lezen waard is.

Anton Koolhaas, Een aanzienlijke vertraging

16 dec

Anton Koolhaas bleef me intrigeren. Een paar weken terug schreef ik over zijn roman ‘Een pak slaag’. Daarvoor, dat was voor mij de eerste Koolhaas, had ik ‘Een kind in de toren’ gelezen. En nu dan ‘Een aanzienlijke vertraging’.

Door kort op elkaar drie romans van deze schrijver te lezen, valt een eventuele rode draad in het werk eerder op. En die is er. Steeds is het hoofdpersonage een man die oud genoeg is om op zijn leven terug te kijken. Steeds gaat het om een gevoelsarme man en steeds heeft een kille opvoeding invloed gehad op zijn ontwikkeling. Dat wil niet zeggen dat de drie mannen hetzelfde karakter hebben: in ‘Een kind in de toren’ gaat het om een architect die vooral rationeel is en sterk opgaat in zijn werk, in ‘Een pak slaag’ gaat het om een directeur kort voor een jubileum, terwijl niemand een persoonlijke noot kan ontdekken, en in ‘Een aanzienlijke vertraging’ treffen we een bankier, sinds kort weduwnaar, die ooit zijn zoon heeft kunnen vrijkopen van een Duits vuurpeloton, maar dat niet deed. Later vergoelijkt hij zijn daad, of liever gezegd het fatale nietsdoen. Het was zijn zoons eigen schuld, die had zich tot een stupide actie tegen de Duitsers laten verleiden. De NSB’er die hem was komen vertellen dat hij zijn zoon wel van het vuurpeloton kon redden tegen betaling van omgerekend ongeveer een miljoen, had hem enorm tegengestaan. Met zulk vuilnis wilde hij zich niet afgeven. En dan: de zoon zou niet thuiskomen, maar naar een concentratiekamp gaan en waarschijnlijk toch nog doodgaan. Hoewel dat alles niet tot een scheiding had geleid, werd het feitelijk het einde van zijn huwelijk.

In een brief van zijn vrouw, die hem pas een aantal jaren na haar dood bereikt, confronteert zij hem met zijn leven. Ze laat er geen spaan van heel en voorspelt zijn dood. Hevig van zijn stuk gaat hij op zoek naar mensen die voor hem kunnen getuigen dat het zo erg nu ook weer niet was.

De mannen van Koolhaas blijken kwetsbaar, de een wat meer dan de ander. Zo zoekt de jubilerende fabrieksdirecteur nog altijd erkenning van zijn schoonvader, de oorspronkelijke eigenaar die het bedrijf tot grote bloei heeft gebracht. De weduwnaar uit het laatste boek zoekt eerst een paar zussen van zijn overleden vrouw op, die niets van hem moeten weten en komt uiteindelijk terecht bij een oude jeugdliefde. Zij is intussen weduwe en ernstig ziek. Iets van medeleven flakkert op, of toch niet, of toch wel? Ik zie in de verhalen van Koolhaas vooral het onvermogen van de mens om zich emotioneel werkelijk om te vormen.

Koolhaas gebruikt een wisselend perspectief, dat vooral bij de hoofdpersoon, Verhoeven, blijft. Omdat Jos, zijn vroegere jeugdvriendin, ernstig ziek is, en hij bang is zijn eigen verhaal mondeling te doen, gebruikt hij een kleine bandrecorder. Zij gebruikt na enige aarzeling het apparaat om haar latere liefde voor de Noorse Jörg uit te doeken te doen. Een onmogelijke liefde waaraan zij wel een zoon overhoudt. Vanwege de schande – het waren de vijftiger jaren – trouwt ze met Viegensanck, een welgestelde oudere man, wat een liefdeloos huwelijk oplevert. Meer dan dat, de man krijgt duidelijk sadistische trekken. Als Verhoeven haar weer ontmoet is ze niet alleen erg ziek, maar ook al jaren weduwe. Op verschillende manieren zien we hoe mensen in een huwelijk langs elkaar heen leven. Het feit dat communicatie soms per brief en via de bandrecorder verloopt, zou ik ook een veeg teken noemen.

Hoe ging Kundera te werk? De ondraaglijke lichtheid van het bestaan.

4 dec

In De kunst van de roman noemt Kundera een paar keer zijn roman De ondraaglijke lichtheid van het bestaan. Ik had het boek gelezen, misschien wel 25 jaar geleden en natuurlijk stond het me niet meer in alle details voor de geest.
Nu ik het weer las, was het ook met een oog voor zijn manier van werken. Opvallend vond ik de vorm. De roman beslaat 355 pagina’s verdeeld over zeven delen die elk een flink aantal hoofdstukken bevatten, in het totaal 146. Dat betekent dat een hoofdstuk gemiddeld nog geen 2,5 pagina lang is. Een andere schrijver zou misschien witregels hebben gebruikt. Het effect is hier wel dat de hoofdstukjes als scènes blijven hangen en dat je als lezer grotere momenten van rust krijgt. Terwijl je naar de volgende pagina gaat om aan het komende hoofdstuk te beginnen, heb je een moment van reflectie.

De roman speelt vanaf 1968, waarin Tsjecho-Slowakije koos voor een menselijke variant van het communisme, niet lang daarna gevolgd door de Russische inval met veel tanks, en de tijd waarin de totalitaire klok flink werd teruggedraaid. Tegen die achtergrond volgen we twee paren: de chirurg Tomas en de serveerster, later fotografe Teresa, en Sabine, aanvankelijk minnares van Tomas, later van Franz die weer later -weg van zijn vrouw- een relatie krijgt met een jonge bebrilde studente.

Een uittreksel geven van de inhoud doet de roman tekort. Ik zal maar twee elementen noemen: de relatie tussen Tomas, die verslaafd is aan vluchtige erotische contacten, en Teresa die daar de nodige moeite mee heeft, maar hoe hij toch heel veel voor haar opgeeft en langzaam maatschappelijk daalt, en merkt dat dit juist geen invloed heeft op zijn gevoel van welbevinden. Het tweede element is het algemeen menselijke gedrag in een samenleving waarin agenten, spionnen en procedures tegen intellectuelen aan de orde van de dag zijn. Om hun positie te behouden moeten zij verklaringen van trouw aan het regime tekenen en de trouw aan hun geweten vaarwel zeggen.

Terug naar de vorm: Kundera maakt gebruik van een duidelijk aanwezige alwetende verteller die zich als “ik” presenteert. Nu eens is de verteller dichtbij het ene personage, dan weer het volgende; de lezer ervaart wel wat het personage denkt, maar niet vanuit het personage. Niet in de zin dat je de wereld ziet door de ogen en oren van dat personage. De verteller reflecteert regelmatig op de daden van zijn personages en zegt dingen als (over Tomas) ‘desondanks vind ik de felheid van zijn beslissing merkwaardig’. Door zulke reflecties maakt de verteller duidelijk dat hij zijn eigen positie blijft innemen. Ook is hij aanwezig door zinnen als: ‘We keren terug naar het moment dat we al kennen…’
De tijd verspringt doordat we nu eens Tomas volgen, dan weer Sabine of Franz, en dan weer Teresa. In sommige gevallen maken we dezelfde gebeurtenissen mee gezien door verschillende personages. Er zijn ook momenten waarin de verteller de tijd neemt voor zijn eigen bespiegelingen. Zoals de rol van het toeval: er zijn wel zes toevallige omstandigheden aan te wijzen die er toe leidden dat Tomas en Teresa samenkwamen. Hoe indringend is zo’n gebeurtenis als hij zo toevallig tot stand komt? En omdat je maar één leven hebt zul je nooit weten wat er gebeurd zou zijn als je op een bepaald moment iets anders had gedaan. Hetzelfde gaat op, zegt de verteller in een overpeinzing, voor landen. Hoe zou Tsjechië eruit hebben gezien als boze burgers niet een aantal raadsheren uit het raam van het stadhuis hadden gegooid (wat uiteindelijk tot oorlog en onderdrukking leidde). We zullen het nooit weten, want ook elk land heeft maar één geschiedenis.

Het feit dat je leeft maar dat je leven ook zomaar anders hadden kunnen zijn, zou je een gevoel van lichtheid kunnen geven. Of dat een zware lichtheid is of niet, daarop komt de verteller meerdere keren terug. In de veelheid van bespiegelingen komt ook God aan bod. Als de mens is gemaakt naar het evenbeeld van God, dan moet God ook darmen hebben en alle consequenties daarvan, een poepende God. Als je daar niet aan wilt dan is de mens dus niet het evenbeeld van God.

Kundera heeft duidelijk een studie gemaakt van de geschiedenis van zijn land, hij heeft een belangrijke periode zelf meegemaakt – hij was tot 1975 in Tsjecho-Slowakije, en verhuisde daarna naar Parijs. Aan de roman verbindt hij een sterke filosofische component, wat hij bereikt door een alwetende verteller, die zich soms rechtstreeks tot de lezer richt. Tegen de achtergrond van de geschiedenis die via de media is te volgen, plaatst hij personages met hun eigen levens in voor- en tegenspoed.

Schrijven – Cursusavond “Langere verhalen”

1 dec

Tijdens de cursusavond van gisteren had ik het over de ontwikkeling van de roman vanaf Cervantes Don Quijote. Hoe na de avonturenroman de psyche van de personages in de belangstelling van schrijvers kwam, hoe Proust en Joyce elk op hun manier zich met het verloop van de tijd en het moment bezighielden en hoe  bij Kafka de mens tussen de onbegrijpelijke molenstenen van een ambtelijk systeem wordt vermalen.

Ik eindigde met de vraag die je na het lezen van elke roman kan stellen: waar gaat het in diepere zin over? In twee boeken die ik recent las kon je stellen dat het over een personage ging dat geen contact had met zijn emotionele zelf, wat terug te voeren was op een liefdeloze opvoeding in de kindertijd. In een andere roman ging het in wezen over de verhoudingen tussen mannen en vrouwen in verschillende relaties, sterke en zwakke karakters. De vraag kwam ook aan de orde in het laatste programma Boeken van Wim Brands. Het antwoord van de Amerikaanse schrijfster Vendela Vida was dat ze in haar roman Minnaars vooral gezocht had naar hoe mensen rouw verwerken.

Het bleek een vraag die sommige cursisten in verwarring bracht. Moet je een verhaal beginnen met een dieper liggend thema en wordt het dan niet een verhaal met een al te duidelijke boodschap?

Zoals bij alles wat met kunst te maken heeft, schrijven is er een vorm van, is er niet één antwoord. De schrijfster Vida die ik noemde ging wel uit van een thema, bij anderen blijkt het thema misschien pas achteraf. Eén van de deelnemers schrijft een avontuurlijk verhaal dat bestemd is voor pakweg zestien-, zeventienjarigen. Daarmee zijn we eerder terug bij de oorspronkelijke vorm van de roman en is het zinniger te kijken naar spanning en elementen die de doelgroep boeien.

In een ander verhaal is de hoofdpersoon op zoek naar zingeving; ze kijkt met enige jaloezie naar een ascetische Indiase man die veel tijd inruimt voor meditatie. De vraag naar de diepere betekenis is hier eerder op zijn plaats, het antwoord en het denken over deze vraag kan de schrijver helderheid verschaffen over wat hij of zij eigenlijk wil met het verhaal.

Uit de gesprekken bleek dat niet iedereen zin heeft in deze zoektocht. Ik concludeerde dat ik dat ook niemand moet opdringen. Het is goed mogelijk een verhaal te schrijven dat je om de een of andere reden raakt en het aan anderen over te laten om er een diepere laag in te ontdekken. Dit is denk ik des te meer waar voor wie nog bezig is zich zorgen te maken dat de dialogen goed lopen en dat de personages geloofwaardig worden.

Het onderwerp leverde in ieder geval een levendige discussie op, zodat de conciërge die ’s avonds het gebouw afsluit, mij bij het weggaan zei dat ze zich al begon af te vragen of we van plan waren te blijven slapen.