Archief | september, 2012

Julian Barnes, Een geschiedenis van de wereld in 10 ½ hoofdstuk

20 sep

De wereldgeschiedenis van Julian Barnes is niet een alomvattende geschiedenis vanaf de eerste mensachtigen tot het jaar van de eerste druk, 1991. Barnes begin met de geschiedenis van de ark van Noach, verteld door een clandestien meegekomen houtworm. Dit schepsel heeft een kritische kijk op de Operatie Ark en geeft interessante aanvullingen op het verhaal. U dacht toch niet dat al die dieren in één ark pasten? In werkelijkheid ging het om een aantal schepen met diverse familieleden van Noach aan het roer. De houtworm geeft ook antwoord op vragen die ik me nog niet had gesteld: wat at de familie Noach eigenlijk? De houtworm en daarachter zijn bedenker, blijkt een originele bijbelkritische kijk op dit verhaal te hebben, waardoor ik regelmatig glimlachend aan het lezen was. Volgens de versie van onze houtworm liep Noach rond op goferhouten sandalen en hier en daar duiken meer goferhouten voorwerpen op. Goferhout? Het duurde een tijdje voor ik het opzocht. Het blijkt eenmaal voor te komen in Genesis als God Noach opdraagt een ark te bouwen van goferhout. Op de meeste internetvindplaatsen vind je dat het een onbekende houtsoort is, er blijkt een nieuwere bijbelvertaling te zijn, waar gekozen is voor pijnboomhout, en er is iemand die meent te weten dat het erg zacht hout was. De worm mengt zich niet in de discussie maar ziet overal dingen van goferhout.
Per hoofdstuk wisselt het perspectief, het continent soms; je valt in een totaal nieuw verhaal, maar al lezend ontdek je een rode draad. Opvallend veel zijn mensen onderweg per schip, niet steeds de beste schepen. Soms moeten ze zich zien te redden op een vlot omringd door hoge golven en allerhande gevaren. De mens eenzaam op de woeste wateren.
Sommige verhalen zijn op ware gebeurtenissen gebaseerd, zoals de tocht van het cruiseschip St. Louis dat met ruim negenhonderd joden aan boord in 1939 uit Duitsland vertrok. Ze zouden via Cuba naar de VS gaan, maar de toenmalige regering onder leiding van
Federico Laredo Brú kwam met nieuwe financiële eisen, de VS liet hen niet rechtstreeks toe en uiteindelijk voer het schip terug en loste, kort voor het uitbreken van WOII, een contingent vluchtelingen in Engeland, een aantal in Frankrijk en België en ongeveer 180 mensen in Nederland. Een deel van hen belandde toch in de vernietigingskampen. De lichte spot van het verhaal van Noach vind je hier niet meer terug.
In twee andere verhalen besluiten mensen (een fanatiek gelovige vrouw rond 1840 en een man die op de maan had gestaan en dacht daar een boodschap van God te hebben ontvangen) op weg te gaan naar de berg Ararat, waar de ark weer vaste grond onder de kiel gekregen zou hebben. Er zit een goede honderddertig jaar tussen die twee gebeurtenissen, maar in beide verhalen krijg je een aardige kijk op de hypergelovigen.
Lichtvoetig is weer het verhaal van Jona in de walvis. Hier is een ik-figuur aan het woord die het verhaal op waarschijnlijkheid uitrafelt, waardoor er niet veel van overblijft. Trouwens ook niet van “de god van het oostelijk deel van het Middellandse Zeegebied” die een reputatie had opgebouwd als vernietiger van zondige steden.

Ook de hoofdstukken die ik nog niet noemde passen thematisch in het geheel: de mens afgesloten van de anderen in een beperkte ruimte omgeven door gevaar. Er is een schip dat wordt overvallen door Arabische bezoekers met een eisenpakket; een verhaal dat sterk doet denken aan de gijzeling op de vroegere Willem Ruys, het cruiseschip dat als Achille Lauro in de buurt van Cyprus voer. En er is een verhaal over de schipbreuk van de Medusa, begin 1800, dat de schilder Géricault inspireerde tot een doek van ruim 35 vierkante meter over de overlevenden op een vlot.

Het totaal levert een kritisch, soms ironisch, soms ernstig beeld op van de mens in zijn lichtgelovigheid, zijn goed- en slechtheid, en zijn gekte. Dat laatste blijkt uit een oud proces tegen insecten en met name houtwormen en boktorren die zich aan een kerkgebouw hebben vergrepen.

Het halve hoofdstuk is een intermezzo, een essay over de liefde. Het tiende hoofdstuk bevat een droom van een ik die wakker wordt en zich in een democratische hemel blijkt te bevinden. Op een nieuwe en andere manier weet Barnes een totaal nieuw beeld te schetsen van het eeuwige leven.
Met zoveel verschillende invalshoeken is het een boek je met heel verschillende emoties leest.
Lang niet iedereen zal zo willen schrijven en lang niet iedereen kán zo schrijven. Julian Barnes die op 1 september 2012 de Europese Literatuurprijs kreeg voor zijn roman Alsof het voorbij is, is een uitstekend voorbeeld voor iedereen die zijn schrijven wil verbeteren.

Greta Seghers, In liefdesnaam

10 sep

Een van de voordelen van boekenmarkten is dat je voor een klein tot heel klein bedrag kennis kan maken met een schrijver of schrijfster die je nog niet kende. En Greta Seghers kende ik nog niet.

Ze schreef volgens de flaptekst een roman over een niet meer zo piepjonge vrouw die een studiereis meemaakt met tweeënveertig meisjes uit de hoogste klas van het gymnasium. Naar Griekenland onder leiding van de leraar klassieke talen. “Een roman over liefde, wanhoop en verraad, waarbij achter ieder geheim een nieuw geheim schuilgaat.”
Greta Seghers past een interessante structuur toe. Zij verdeelt het verhaal van haar roman in eenendertig korte hoofdstukken; samen 239 pagina’s. Tien hoofdstukken – steeds onderbroken door andere – heten “Margriet”, de vrouw van rond de vijftig die de reis meemaakt. Zeven jaar daarvoor maakte haar dochter dezelfde reis, onder dezelfde leiding. Zeven hoofdstukken heten Lydia, een meisje van zestien, zeventien, net als alle meisjes. Zij komt speciaal in beeld omdat ze Margriet sterk doet denken aan haar eigen dochter. De naam van het hoofdstuk kondigt aan vanuit welk perspectief dat deel van het verhaal wordt geschreven. Hoewel de leraar een belangrijke rol speelt, krijgt hij nooit het perspectief toebedeeld. Dat krijgt wel zijn assistent, Griekenland-fan en eigenaar van een Grieks restaurant, Joz (8). Verder zijn er vier hoofdstukken voor Fiona en twee voor Joyce, de vriendin van Joz die later aankomt. Een wisselend perspectief dus, maar de lezer raakt door deze duidelijke afbakening niet verward. Het voordeel van het wisselende perspectief is dat je ook meekrijgt hoe anderen dan de hoofdpersoon, Margriet, de reis en de gebeurtenissen beleven.

Voor Margriet is het belangrijk om de reis die haar dochter in het verleden maakte een keer aan den lijve te ervaren. Het waarom wordt langzaam maar zeker duidelijk.
De liefde speelt een grote rol. Vriendinnen die een stap te ver gaan met de minnaar van hun vriendin, echtgenoten die hun handen niet thuis weten te houden, de gewetenloze Don Juan, de troosteloze verlatene, hetero- en lesbische liefde. Met zoveel mensen en een aantal flashbacks doet het helemaal niet gewild aan dat het allemaal in deze ene roman is terechtgekomen. Wat wel iets minder had gekund is de hoeveelheid studiemateriaal die in het verhaal is vervlochten. Ik heb wel recensenten gelezen die aan dit punt zwaarder tilden dan ik, maar soms, als de leraar op een mythische plek weer wat gaat uitleggen, betrapte ik mezelf op vrij vluchtig lezen. Op zich genomen is het prima de lokale kleur goed mee te nemen, en ik heb ook het geduld en de interesse wel, maar het blijft oppassen om het evenwicht niet te verstoren. De lezer is in de eerste plaats geïnteresseerd in de voortgang van het verhaal.
Dat het gebeurt is niet onbegrijpelijk, de schrijfster was lerares geschiedenis (nu fulltime auteur). Ze heeft dus de nodige kennis in huis. Daarmee raken we aan een risico: je weet veel van een onderwerp, je bent er enthousiast over, en onwillekeurig belandt veel van die kennis in je roman. Tegelijkertijd is veel of teveel een kwestie van smaak. Wie ontspannen en met enig geduld leest, zou misschien zelfs nog wel meer over de plaatsen willen weten die klas vijf bezoekt. De slotsom van dit alles is dat je als schrijver moet oppassen met de hoeveelheid technische informatie die je in je verhaal stopt.

Het verhaal gaat of het nu door de een of door de ander wordt verteld, wel steeds verder. De verhalen, moet ik eigenlijk zeggen. Niet alleen Margriet draagt een zwaar verhaal met zich, Lydia heeft een eigen, lichter verhaal, dat van Fiona gaat onder andere over haar seksuele geaardheid. Joz en Joyce hebben hun eigen verhalen en een relatie. Zoals ook in de werkelijkheid ieders leven verdergaat, ontwikkelen zich ook de verhalen van de personages. Daarmee doet Seghers wat schrijvers moeten doen: ervoor zorgen dat het verhaal vooruit gaat, naar de climax die de schrijver in gedachten heeft. Wat ook klopt is de plaats van handeling, ruimte, in de schoolse terminologie. Er zijn verhalen die zich, om maar wat te noemen, in Cochabamba (Bolivië) afspelen maar die de schrijver net zo goed in het ongeveer even grote Rotterdam had kunnen situeren. In de roman In liefdesnaam is dat niet zo. De reis en Griekenland maken een essentieel deel uit van het verhaal.

Thomas Hürlimann, Juffrouw Stark

10 sep

Wat is het een plezier om Hürlimann te lezen! Hij schrijft of je bij een open haardvuur een verhaal krijgt verteld. Een verhaal met spanning, af en toe een lichte humor, een raak getroffen sfeer, en meer inhoud dan je van de korte beschrijving op de omslag zou vermoeden. “Juffrouw Stark beschrijft de herinneringen aan een mooie zomer, lang geleden, in het huis van een oom die bibliothecaris is van een rijke kloosterbibliotheek.” Lang geleden klopt; ik las dat zowel de oom, als zijn huishoudster, juffrouw Stark al lang zijn begraven.

De jongen, de ik, krijgt als taak vilten pantoffels over de schoenen van de bezoekers, voor het overgrote deel vrouwen, te schuiven. Het voortdurende contact met al die voeten en benen, doen bij hem nieuwe verlangens ontwaken. Flaptekst: “Het is de huishoudster, de diepgelovige juffrouw Stark, die signaleert dat het neefje onkuise blikken begint te werpen.” Kennelijk is de flaptekstschrijver geen bijzonder goede lezer, want ik lees op bladzij 10: “Was juffrouw Stark vroom? Vermoedelijk wel, al moet het een bijzondere Appenzelse en erg vrouwelijke vroomheid zijn geweest. Van de bloedende Heiland moest ze niets hebben, dat was een aangelegenheid voor mannen, een achterlijke schermutseling tussen Romeinse landsknechten en joodse farizeeërs. Maar de zwarte madonna, die achter in het schip van de kathedraal een soort grot bewoonde, zocht ze elke morgen op, dáár was ze thuis, dáár werd ze rustig, de rimpels verdwenen van haar lage voorhoofd en op een gegeven moment, dat heb ik verscheidene keren gezien, glimlachten beide vrouwen hetzelfde glimlachje, de uit hout gesneden madonna en de struise Magdalena Stark, die uit de Appenzelse bergen in de stad was geraakt, in het eerwaarde huishouden van de kloosterbibliothecaris.”

Het neefje en zijn ervaringen met al die vrouwelijke voeten die naar boven verdwijnen in het donker van een klokkende rok, wat het teweeg brengt en hoe hij daarmee omgaat, dat is één kant van het verhaal. Dat hij net als zijn oom een Katz is en hoe het die familie in het verleden is vergaan, dat is een andere kant. Hoe het zit met juffrouw Stark en de eerwaarde oom, die ook zijn minder verheven trekjes heeft, zijn weer andere kanten die de roman vervolmaken. Voor de jonge “ik” begint de boekenark allengs vertrouwd terrein te worden, niet alleen de bibliotheek met al zijn kasten, laden en vakken, maar ook de hulpbibliothecarissen die al dommelend stof vergaren en traag op hun Remingtons hun fiches tikken.

Vorige week vroeg iemand me of hoofdstukken kort of juist lang moeten zijn. Het is een vraag waarop allerlei antwoorden mogelijk zijn. Klassiek schools zou je kunnen zeggen dat je bij een kleine inhoudelijke verandering naar een nieuwe regel gaat, dat je bij een grotere verandering een witregel invoegt en bij een wezenlijke sprong, veronderstel dat de zomer in de bibliotheek jaren geleden is afgelopen en de hoofdpersoon ouder is, klaar met zijn studie en in Zürch woont, dan zou je een nieuw hoofdstuk kunnen beginnen. Je hoeft maar een willekeurig stel boeken open te slaan om te zien dat dit geen wet van Meden en Perzen is. Juffrouw Stark bevat 57 hoofdstukken die samen nog geen 150 bladzijden beslaan. Soms loopt in deze roman een zin door van het ene hoofdstuk in het andere. Dat is opmerkelijk en het laat maar weer eens zien dat er geen vaste regels bestaan.
(Juffrouw Stark is kousen gaan breien die het neefje bij vertrek kan meenemen. Hij voelt het als een teken: je kan maar beter gaan.) “Radeloos sloop ik naar mijn kamertje. Ik had de liefde van juffrouw Stark voor de tweede keer verbruid, en als ik die terug wilde hebben, dan moest ik een weg inslaan waarop zij zelf had gewezen: ik moest mijn zonden belijden, tegenover God en de priester. Maar ik wilde deze keer niet alleen bewéren dat ik had gebiecht, ik wilde het ook werkelijk dóén, met alles wat erbij hoort, gewetensonderzoek, zegen, straf. Het was de hoogste tijd. Ik hield het geklik (van de breinaalden) niet meer uit –
18 (Hoofdstuknummer, nieuwe pagina)
rende naar de kathedraal, liet me op de bank vallen…”

Hier begint dus een nieuw hoofdstuk midden in een zin. Wel is het zo dat de ik precies op dit punt een beslissing neemt en van het ene punt naar het andere holt.
In de winkel is het boek niet meer te krijgen, maar met een beetje zoeken op internet kom je verschillende tweedehands exemplaren tegen. Het is een gebonden uitgave uit 2003. Een aanrader.

Ian McEwan, Aan Chesil Beach

4 sep

In zijn roman Zaterdag beschrijft Ian McEwan de gebeurtenissen op één zaterdag. In Aan Chesil Beach is de tijd nog korter. In een hotel aan dit strand volgen we Florence Ponting en Edward Mayhew die enkele uren daarvoor zijn getrouwd. Ze zijn in de bruidssuite, hebben daar een diner op de kamer en zullen voor het eerst samen slapen. De hoofdlijn van het verhaal speelt zich af vanaf dit moment tot in de vroege morgenuren van de volgende dag. Dat wil niet zeggen dat alles zich in deze korte tijd afspeelt. Er zijn flashbacks en aan het eind lezen we hoe het de hoofdrolspelers verder vergaat.

Je kunt niet zo gedetailleerd schrijven over een betrekkelijk kort moment als er niet iets spannends, ingrijpends of dramatisch aan de hand is. Dat is ook zo. Zowel Florence als Edward zijn nog maagd, maar terwijl Edward met een ongeduldig geduld naar dit moment heeft toegeleefd, ziet Florence dat wat zo fraai “de consumptie van het huwelijk” heet, als een regelrechte ramp. Lichamelijke contacten vervullen haar met afkeer en ze heeft veel moeite niet te laten merken dat ze er eigenlijk van walgt. In de periode dat de jongelui verliefd en verloofd waren is er niet veel gebeurd. Niet veel meer dan wat kuise zoenen. Zo’n tong in je mond, een indringer, een kronkelende slak, jasses! Geen van beiden is een prater. Er gaat wel het nodige door hen heen, maar dat blijft bij onuitgesproken gedachten en verlangens. Met deze uitgangsposities is het duidelijk dat de huwelijksnacht geen vrolijk feestje gaat worden.
Terwijl zij tijd wint en alles in een zeer langzaam tempo laat verlopen, vat hij dit op als onderdeel van een spel. Zij denkt van hem dat hij ervaring heeft met andere meisjes en op seksueel gebied een stuk meer weet dan zij. Omdat ze ondanks haar tegenzin wel een goede vrouw wil zijn, vlucht ze op een aantal momenten naar voren. Om uit de ene fase van de vrijage te raken, neemt ze het initiatief voor een stap naar de volgende fase. Zo ontstaat naast het moeizame seksavontuur de nodige verwarring. Het feit dat de jonge echtelieden niet praten laat sowieso ruimte voor eigen en niet noodzakelijk juiste interpretaties van wat de ander wil en verwacht.
De tijd in het hotel aan Chesil Beach is kort, ik zei het al. De roman inclusief flashbacks en een laatste hoofdstuk waarin we kunnen zien hoe het verder gaat, beslaat heel wat meer tijd. In de flashbacks zien we hoe de twee elkaar leerden kennen, hoe het er bij haar thuis aan toe ging, hoe Edward in haar familie werd opgenomen. Door die flashbacks wordt het heden, de avond en nacht na het huwelijk, in perspectief geplaatst. Het korte overzicht van hoe het verder ging laat zien hoe de gebeurtenissen in die nacht verstrekkende gevolgen hebben.
In cursussen Verhalen schrijven zeg ik altijd dat het essentieel is dat het hoofdpersonage, of de belangrijkste personages, een conflict hebben. Waarbij je conflict kan begrijpen als het verschil tussen de bestaande en de gewilde situatie gezien vanuit het personage. Voor de meeste pas getrouwde stellen zou er helemaal geen conflict zijn. Ze waren ongetrouwd, nu zijn ze getrouwd: die roman is besloten met een happy end. En de huwelijksnacht kan alleen maar gelukzalige gevoelens brengen. Florence en Edward zijn echter niet het standaard bruidspaar. Het innerlijk conflict bij Florence is dat ze eigenlijk gruwt bij de gedachte dat een vreemd lichaam heel dichtbij zal komen en haar zelfs zal binnendringen. Edward denkt dat hem een nieuwe, rijke ervaring te wachten staat, maar hij voelt dat hij zich moet aanpassen aan haar afstandelijkheid. Van haar angsten heeft hij geen weet.
In het laatste hoofdstuk laat Ian McEwan zien hoe een korte gebeurtenis een wending kan geven aan de rest van een leven. Hiermee voegt hij een nieuwe laag toe aan het verhaal dat zijn hoogtepunt heeft in een hotel dat een paar kilometer ten zuiden van Abbotsbury in Dorset ligt en waarvan de schrijver beweert dat het niet echt bestaat.
Een aanrader voor elke lezer en zeker voor lezers die ook schrijven. Afkijken van Ian McEwan is een prima idee. Je hoeft niet bang te zijn dat je een kloon wordt van de schrijvers die je als voorbeeld neemt. Dat gebeurt gewoon niet. Als schrijver is het goed veel te lezen en van verschillende schrijvers. Alles wat je daarvan oppikt zal zich op de een of andere manier vermengen met je eigen manier van schrijven en zo groeien tot een persoonlijke nieuwe schrijfstijl.