Archief | juni, 2012

Arno Geiger, Met ons gaat het goed (2006)

8 jun

ImageHet eerste wat opviel was de verspringing van data die de titels van de verschillende hoofdstukken vormen. Een nieuwe en ongedwongen manier om op een caleidoscopische manier een verhaal te vertellen, leek me. Lijkt me nog steeds het proberen waard als je een autobiografie wil schrijven in losse verhalen. Belangrijke momenten kun je koppelen aan een datum, ook al heb je in je herinnering een vager idee van het moment: toen we kersen in een boomgaard aten, dat moet dus in juni zijn geweest. Als schrijver ben je vrij daar 12 juni 1991 van te maken. Bijvoorbeeld.
Deze roman is geen autobiografie. De hoofdpersoon, Philip Erlach, heeft het huis van zijn grootouders geërfd. Het is een ruim, wat vervallen huis in een buitenwijk van Wenen. Op de zolderverdieping zijn een paar ramen gesneuveld en daar nestelt al jaren een flinke kolonie duiven die voor een enkeldiepe laag stront heeft gezorgd. Het is half april 2001 als Philip hier iets aan gaat doen. Aan gaat laten doen, want hij is nauwelijks in beweging te krijgen, en het is zijn vriendin Johanna Haug, die een paar klusjesmannen heeft geregeld. Steinwald en Atamanov die allengs een steeds belangrijker rol gaan spelen in deze periode van Philips leven.

Zoals gezegd heeft elk hoofdstuk een datum als titel. In de manier waarop de tijd verloopt zit heel wat meer structuur dan in het allereerste begin lijkt. We volgen Philip en door zijn ogen Johanna en de twee werklieden in het voorjaar van 2001. Het verhaal eindigt een dag voor het begin van de zomer. Dit verloop, er worden twaalf dagen verteld, wordt onderbroken door dagen uit het leven van zijn voorouders, bijvoorbeeld van grootmoeder Alma in 1982, een dag uit het leven van Richard, de grootvader van Philip en de echtgenoot van Alma, in 1938, een dag in april 1945 waarin Peter met een groepje Hitlerjugend probeert de Russische tanks tegen te houden. Tien jaar later zien we hoe Ingrid de dochter van Richard en Alma op deze Peter verliefd wordt, zeer tot verdriet van haar ouders die aan de goede kant stonden. Zijn jeugdzonde is misschien niet het ergste, er zit weinig pit in hem en in 1955 probeert hij te leven van een door hem ontwikkeld bordspel dat hij per stuk in elkaar knutselt, “Wie kent Oostenrijk”.
De titel van dit spel zegt veel over de roman. Op de achtergrond van de familiegeschiedenis speelt de aanloop tot de Anschluss (1938, Duitsland en Oostenrijk worden Groot-Duitsland) tot 2001; een goede zestig jaar Oostenrijkse geschiedenis. Deze achtergrond en de familiegeschiedenis zijn verweven, het kan misschien ook niet anders. Een vrolijke geschiedenis is het niet. De relatie tussen Philip en Johanna blijkt een ruïne. Philip probeert zich misschien wel aan de geschiedenis te onttrekken door rigoureus correspondentie en voorwerpen weg te gooien. Al gauw moet een derde container bij het huis worden geplaatst. Johanna trekt zich meer en meer terug uit deze situatie en Philip doet niets om dit te veranderen.
De grootouders verliezen een zoon tijdens de Tweede Wereldoorlog, na de oorlog ook hun dochter Ingrid, Philips moeder. Die heeft aanvankelijk veel tegenstand getrotseerd om met haar Peter te trouwen, om allengs te ontdekken dat haar huwelijk nooit werd wat ze ervan verwachtte.
Als je de feiten zo achter elkaar zet, is het een deprimerende geschiedenis. Toch, en hier is het, zoals de uitdrukking zegt, de toon die de muziek maakt, is het op zo’n manier geschreven dat het licht, of in ieder geval heel dragelijk blijft. Er zijn zwarte gebeurtenissen, maar dit is geen zwart boek. Ik vind dat een mooie literaire prestatie.
Wie zelf schrijft en naar voorbeelden zoekt van een aansprekende stijl, zou ik Arno Geiger van harte aanbevelen.