Tag Archives: structuur

Bibi Dumon Tak, Wolfskwint

14 mei

Bibi Dumon Tak - Wolfskwint - 292x184Haar blik hield de mijne vast, ik denk dat ze naar me keek zoals een moeder haar pasgeboren kind bekijkt, doodop, bijna uitgeschakeld, maar zielsgelukkig.

Ik had Kom hier dat ik u kus gelezen van Griet Op de Beeck en begon aan Wolfskwint. Ik ken mensen die niet aan toeval geloven en daar hele theorieën over hebben. Toeval of niet, beide boeken gaan over een gezin, over een hoofdpersoon die in de ik-vorm vertelt, een vrouw is met een zus en een broertje. Op dit punt moet ik denken aan de beroemde openingszin uit Anna Karenina: “Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.” Het gezin waarin Steffie opgroeit is op een heel eigen manier ongelukkig. De moeder is met psychische klachten opgenomen in een kliniek en de vader is bepaald niet de liefdevolle man die je graag zou willen als kind.

Steffie is de tweede dochter, een jaar jonger dan haar zus Gertie en ongeveer drie jaar ouder dan haar jongere broer Peer. Zoals altijd hebben de verschillende kinderen hun eigen herinneringen aan de tijd thuis. Dit is het verhaal van Steffie, het is haar perspectief en dat is genoeg. Omdat Steffie onder een andere naam bestaan heeft, of nog bestaat, noemen sommigen dit non-fictie. Ik noem het een roman, het is als zodanig gecomponeerd en hoewel iemand heeft verteld hoe het eraan toeging in het gezin Mons, is het door Dumon Tak omgezet in scènes waarin de verschillende personages tot leven komen. Daarmee is het niet een zomaar verslag aan de hand van herinnerde feiten maar een roman en laat ik het maar direct zeggen, een goede roman. Waarom? Omdat ik het uitstekend geschreven vind. Als je van taal houdt, hou je van goedlopende zinnen, beelden die iets losmaken. Heerlijk lezen begint bij een goed verzorgd boek dat lekker openvalt, goed papier heeft waarop de letters staan die een typograaf met liefde op zijn plaats heeft gezet. Dan begin je te lezen, de ene goedlopende zin na de andere. Zo ziet volgens mij leesplezier eruit. Daarna begint het verhaal en hoe het wordt verteld. In deze roman is het een verre van luchtige geschiedenis. Ik vind het een extra staaltje van goed schrijverschap om juist een zwaar verhaal zo te schrijven dat het je als lezer aangrijpt zonder dat er van trucjes gebruik wordt gemaakt die je in de muziek “schmieren” noemt.

Een van Steffies oudste herinneringen is een ruzie tussen vader en moeder, waarbij de moeder een suikerpot naar de vader gooit. Welgemikt, het potje komt met een oor precies tussen de ogen van vader, die naar buiten rent en van het gebeurde een spektakel maakt waarop de buren en wat later de politie op af komt. Moeder wordt afgevoerd. De instanties die in de vijftiger jaren van de twintigste eeuw de rol van kinderbescherming vervulden, vonden dat de vader met wat huishoudelijke hulp de opvoeding van drie kinderen (5-3-1 jaar) wel aankon. Daar zet de lezer van nu vraagtekens bij, net als de Steffie van vele jaren later. De vraag hoe het nu eigenlijk zat met haar moeder heeft ze jarenlang weggeduwd, maar dringt zich op na de dood van haar vader. Op de begrafenis heeft een buurvrouw een opmerking gemaakt die zich niet laat wegpoetsen. Hoe is het destijds werkelijk gegaan, wat is de rol geweest van haar vader en van de kinderen die voor hun eigen veiligheid de kant van de vader kozen? Hoe stond het met de psychiatrie in de vijftiger jaren? Steffie probeert het te achterhalen en vindt een non die uit het systeem is gestapt en die op een manier waarover ze niets wil zeggen, aan het dossier van haar moeder komt. Dat geeft een ontluisterende inkijk in de aanpak uit die jaren. Onvermijdelijk komt ook haar eigen rol aan de orde.

Het was me niet duidelijk hoe het kwam dat de kinderen toch een goede scholing kregen. Misschien de intelligentie van de moeder? De vader was eerder dommig, maar Steffie maakt de middelbare school af en gaat geschiedenis studeren en ze speelt piano. In het begin van het verhaal solliciteert ze naar een baan als pianostemster bij een pianohandelaar die haar zelf wil opleiden. Dat gaat haar goed af, ze heeft er veel werk in, ontmoet andere mensen, kortom de muziek en het stemmen bepalen haar leefomgeving. Dumon Tak heeft zich uitgebreid laten vertellen hoe het stemmen in zijn werk gaat. Voor mij kwam dat goed over. Ik ben lange tijd opgetrokken met een concertpianiste en kwam zodoende ook in contact met stemmers en restaurateurs. Die wereld kwam in geuren en kleuren terug. Om meer te weten over wat een wolfskwint is, kun je het best even zoeken op Wikipedia. Heel in het kort komt het erop neer dat als je alle intervallen puur en zuiver stemt, je er een overhoudt die lelijk vals klinkt. Een van de personages, een musicus die aan een psychiatrische kliniek is verbonden, wil graag zo’n stemming. Je komt er niet omheen (ik althans) hier de nodige symboliek in te zien. Alles bij elkaar vind ik Wolfskwint een aangrijpende roman, een definitieve aanrader die je nog lang bij zal blijven.

Griet Op de Beeck, Kom hier dat ik u kus

14 mei

Griet Op de Beeck - Kom hier dat-290x186Ik kreeg deze roman uitgeleend van een goede vriendin. Een aanrader, zei ze, ik ben benieuwd wat jij ervan vindt; ik heb al lang geen blog meer van je gezien. Ze kent de redenen, maar gelijk heeft ze, het slapende blog moet hoognodig worden gewekt.

De Vlaamse Griet Op de Beeck had eerder veel succes met haar debuut Vele hemels boven de zevende. Dit is haar tweede roman en naar ik hoor opnieuw ontleend aan familieverhoudingen. De hoofdpersoon Mona vertelt haar verhaal in de ik-vorm. Niet een verhaal dat naadloos loopt van de eerste herinneringen tot aan het nu in de roman, circa vijfentwintig jaar later. Nee, de schrijfster kiest voor drie hoofdstukken als structuur: in het eerste is Mona negen tot tien jaar oud, in het tweede is ze vierentwintig en het derde begint als ze vijfendertig is.
In de eerste regels van het boek zit ze opgesloten in een donker hok, een straf die haar moeder regelmatig toepaste. Mona accepteert die straffen, ze is nu eenmaal niet zo lief als haar jongere broertje Alexander. Hiermee zijn we al snel bij de niet openlijk gestelde vraag wat een jeugd in mindere omstandigheden met iemand doet. Het maakt in ieder geval dat Mona niet in tranen uitbarst als haar ouders een auto-ongeluk krijgen en haar moeder overlijdt. Ze realiseert zich wel dat je zou moeten huilen; een goede dochter zou huilen als haar moeder dood gaat.

Ik las dit hoofdstuk geboeid en met plezier. Tegelijkertijd vroeg ik me af hoe goed dat kan lukken, een verhaal vertellen als negenjarige terwijl jij als schrijfster pakweg dertig jaar ouder bent. Lastig, leek me, omdat de stem van een negenjarige nu eenmaal kinderlijk is, terwijl teveel inzicht en wijsheid een gekunstelde indruk kan geven. De auteur moet dus balanceren op een dunne draad. Ik geef geen oordeel, tenminste een aantal van mijn lezers schrijft zelf levensverhalen en het lijkt me, zeker voor hen, interessanter om zelf tot een slotsom te komen.

Na de dood van de moeder komt er al snel een vriendin van vader in beeld, na korte tijd trouwen ze en wordt de kinderen voorgehouden dat ze deze Marie voortaan als mama moeten aanspreken. De nieuwe mama is niet zo streng en hard straffend als de biologische moeder Agnes, maar zij heeft een karakter dat op een andere manier veel vergt van het gezin. Vader, tandarts, heeft al vanaf zijn eerste huwelijk een eigen manier om met problemen om te gaan. Hij trekt zich terug in de praktijk in een aanbouw aan het huis. Toegeven, pleasen, vooral geen confrontaties. Of die aanpak op de lange termijn werkt is de vraag. Voor de kinderen is het terugtrekken geen optie, hoogstens kunnen ze het voorbeeld volgen van toegeven en het plaatje van een gelukkig gezin in stand houden. Dat is het waartoe de vader hen aanmoedigt, ten koste van hun spontane en eerlijke gevoelens.

Als Mona vierentwintig is zijn er drie kinderen in het gezin. De nieuwe ouders hebben er een dochter bij gekregen, Anne-Sophie. Alexander is getrouwd, zijn elf jaar oudere vrouw Charlie (21 en 32 jaar zijn ze) brengt nieuw bloed in het gezin; zij is niet beïnvloed door de regels van het huis. Mona is dramaturge geworden, en heeft in werk en privé een eigen kring om zich heen. In haar gedrag zie je hoe haar vroege jeugd doorwerkt.

In het derde deel komt een belangrijke wending. Dit deel greep mij bij de strot. Ik moest wel blijven doorlezen. De personages en de gebeurtenissen zijn absoluut geloofwaardig en daardoor ging ik mee met de emoties die het verhaal en de goeie en bepaald niet zo goeie personages oproepen. Uiteindelijk moet er iets gebeuren, dat is wel duidelijk, maar gaan de leden van dit gezin ook werkelijk iets veranderen?

Het was laat geworden toen ik het boek uit had en weglegde. De volgende dag begon ik opnieuw. Sommige zinnen zijn het herlezen meer dan waard. Griet Op de Beeck weet zo te schrijven dat ook de meest schrijnende gebeurtenissen draaglijk en soms zelfs luchtig op papier komen. Als ik het boek op een willekeurige bladzijde opensla, zie ik een verpleegster binnenkomen in de ziekenhuiskamer waar Mona’s vader dan ligt. “Ze draagt orthopedische slippers, stevig in de top drie van het favoriete schoeisel van de dames die hier werken. Bij het binnenkomen trekt ze haar mond in een brede glimlach en zegt jubelend goedemiddag, alsof ze Prozac neemt, maar de juiste dosis nog niet heeft gevonden.” Of subtieler: “Mijn vader knikt met het kleinste knikje dat hij in huis heeft.” Of: “…in haar blik springerig gras, krokussen en vuurrode wangen.”

Ze had gelijk, mijn vriendin, dit boek is een aanrader.

Muriel Spark, De vrijgezellen

26 jan

Muriel Spark - De vrijgezellen -180x294Ik vond het in linnen gebonden boek op de Rotterdamse markt. De papieren stofomslag had de tijdreis tussen 1960 en nu vrijwel ongeschonden doorleefd. Grappig ook hoe ook bandontwerpen aan tijd gebonden zijn. Deze is van Ursula den Tex, werd waarschijnlijk ooit ouderwets en is nu een mooi tijdsdocument. Zou het boek alleen nog antiquarisch te koop zijn, hoe zit het überhaupt met de verkrijgbaarheid van Muriel Spark? Ik klikte de website van Rotterdams grootste boekhandel, Donner, aan. Niet één ‘Spark’ in het Nederlands. Dat de terecht hoog geprezen Schotse schrijfster wel herdrukt wordt in het Verenigd Koninkrijk ligt voor de hand, ze behoort tot het cultureel erfgoed. In de lijst met verkrijgbare titels zag ik heel wat Duitse vertalingen. Voor een Nederlander niet erg praktisch, je wilt ofwel het oorspronkelijke werk lezen, of een Nederlandse vertaling. De Duitse titels laten intussen zien dat onze buren over een iets beter literair oog beschikken, voor zover je op basis van zo’n klein onderzoek conclusies mag trekken.

Muriel Spark houdt ervan een gesloten wereld te schetsen. Het kan een school zijn of een nonnenconvent, dit keer is het de wereld van vrijgezelle Londenaars. De wereld is goed bevolkt, er zijn genoeg personages om er voor te zorgen dat je als lezer moet opletten, wie is wie en hoe stond hij of zij in verbinding tot de anderen. Naarmate je meer tijd hebt om het boek in een of in een paar keer uit te lezen, wordt het probleem kleiner dan wanneer je, zoals ik, kleine stukjes per keer leest. Iets minder personages had voor mij wel gemogen.
Er zijn in grote lijnen drie dingen aan de hand. Er is een beeld van de vrijgezellen in Londen, hoe ze leven – op de eerste bladzijde komen Ronald en Martin elkaar tegen en hebben het over argarine en diepvries tuinerwten – en hoe ze vrouwen zien. Er zijn, vooral dames, die een spiritistisch clubje vormen. De leidster hiervan is de tante van een van de vrijgezellen. Er is een medium, Patrick Seton, die contacten legt met de wereld van de overledenen. De man blijkt een zwendelaar die al verschillende dames van hun spaargeld heeft afgeholpen. Laatstelijk een van de dames uit het clubje. De verdere binding is dat twee van de vrijgezellen iets te maken hebben met de rechtszaak die in het heden van het verhaal tegen Patrick Seton loopt. Het bedrog van een spiritueel bevlogen weduwe uit het clubje is wat Patrick betreft al verleden tijd. Hij heeft een jongere vrouw het hof gemaakt, waarbij de laatste door een kleine onvoorzichtigheid zwanger is geraakt. Daar heeft Patrick een gruwelijk plan mee. Ten slotte, zo grijpt alles weer in elkaar, is er een van de vrijgezellen die het verblinde meisje uit de handen van de schurk wil redden.
Spark geeft niet alleen een sfeertekening van het vrijgezellenbestaan, maar ook van de verschillende vrouwen en het reilen, zeilen en gekonkel binnen het spiritistisch genootschap. Tegelijkertijd komt de rechtszaak eraan. Een veroordeling lijkt de enige kans dat het voor het zwangere meisje goed zal aflopen. De lezer die meer weet dan het meisje vreest het ergste als Patrick zal worden vrijgesproken, iets wat goed mogelijk lijkt. Zo is deze roman, meer dan de andere die ik van Spark las, ook een spannend verhaal dat je naarmate de ontknoping nadert, sneller gaat lezen.
Misschien is dit niet haar allerbeste roman, wat zoals gezegd ook sterk persoonlijk kan zijn, maar het is nog altijd zeer de moeite waard en voor mij een bewijs dat Muriel Spark ertoe doet. Het enige is dat je ervoor bij antiquariaten of op (e-)boekenmarktjes moet zoeken. Of Engelse exemplaren kopen. Hoe het met de bibliotheken zit weet ik niet. Die bewaren ook niet alles. Helaas.

Muriel Spark, The Public Image

3 dec

Muriel Spark - The Public Image 179x292Ten onrechte is de Schotse schrijfster Muriel Spark in Nederland niet bij iedereen bekend. Zo gaat dat soms. In Engeland wordt zij tot de beste naoorlogse auteurs gerekend; zij kreeg veel prijzen en werd in de negentiger jaren in de adelstand verheven. Een aantal romans is vertaald, maar op een gegeven moment hield haar uitgever ermee op. Ik ben bang dat ook The Public Image alleen in het Engels te vinden is.

Het laatste boek dat ik hiervoor las, was Vossenblond van Rascha Peper. Wat opvalt is hoe je als schrijver kan besluiten in te zoomen. Ik bedoel ermee dat je een kortere geschiedenis dicht op de huid kan vertellen, of een verhaal dat meer omvat in veel grotere lijnen kan vertellen. Dat laatste doet Spark die in 120 bladzijden laat zien hoe het de actrice Annabel Christopher vergaat en hoe deze een bedreigend probleem aanpakt. Om te vertellen hoe zij en haar echtgenoot Frederick van de Engelse toneelschool in Rome zijn beland, hoe zij carrière maakte in Italiaanse films en hij daarbij achterbleef, gebruikt ze een epische stijl. Op momenten dat het er werkelijk om spant, en zeker het laatste deel van de geschiedenis, neemt Spark de lezer mee naar de gedachten en gevoelens van Annabel. Zij vertraagt op die momenten en zoomt sterk in op de situatie.
In het begin is Annabel geen opvallende verschijning, tenger, wat verlegen, ze heeft haar dat ergens ‘muizig’ wordt genoemd. Toch ziet ze kans een paar kleine, daarbij passende rollen te krijgen in Engelse films. Tot een Italiaanse regisseur meer in haar ziet. Hij weet met de juiste belichting haar ogen veel beter te laten uitkomen, en geeft haar het imago van de English Lady-Tiger. Met het groeiende succes ziet ze het belang van haar imago in, en waar ze vroeger voor zo goed als alles op allerlei andere mensen steunde, neemt ze nu meer en meer haar eigen beslissingen. Steeds welbewust van haar imago dat ze coûte que coûte in stand wil houden.
Met haar echtgenoot gaat het een stuk minder. Hij is ervan overtuigd dat zij een zeldzaam oppervlakkig en dommig wezen is. Haar succes heeft ze te danken aan het toeval, ze weet een aantal poses aan te nemen, van binnenuit komt haar spel niet, kortom, zo iemand kan je nauwelijks een actrice noemen. Hij krijgt weinig rollen aangeboden en wijst alles af als het niet past bij zijn eigen superieure niveau. Strindberg en Ibsen, die zou hij nog wel willen spelen. Intussen is hij gewoon werkloos. Hij overweegt regelmatig bij Annabel weg te gaan, iets wat bij overwegingen blijft. Waar je je als lezer wel iets bij kan voorstellen. Annabel besluit echter dat het voor haar image beter is om als gelukkig getrouwd paar bekend te blijven staan. De public relations-dame van de filmmaatschappij stuurt dat beeld geraffineerd de wereld in. Om diezelfde reden tolereert ze een vriend van haar echtgenoot, een vreselijke klaploper die van Frederick regelmatig geld krijgt dat dan weer van Annabel afkomstig is. Spark zet met goed gedoseerde humor een beeld neer van schijn en klatergoud. Als je je door de hele voorgeschiedenis zou moeten werken voordat je toekomt aan de gebeurtenis die de kern vormt, zou je als lezer wel eens af kunnen haken. Zo is de roman echter niet geconstrueerd. De roman start in Rome, waar het paar lange tijd in een hotel heeft gewoond. Op de eerste bladzijde is Annabel in de nieuwe flat die ze heeft gekocht. De vloeren en wanden zijn gedaan, de keuken en badkamers zijn ingericht; het wachten is op de meubelen. Dit speelt een paar dagen voor de bijna onvoorstelbare streek die Frederick levert. Het doel is Annabel op een vreselijke manier onderuit te halen – er spreekt dan ook een kolossale haat uit. Na de aanvankelijke verbijstering bedenkt Annabel een strategie om haar imago te redden. Dit is zo knap en fantasievol in elkaar gezet, dat je het boek niet meer kan neerleggen. De straten en de sfeer van Rome vond ik een plezierig extra, en uiteraard wordt de roman bevolkt door heel wat meer personages. Ze komen in het korte bestek van de genoemde 120 bladzijden tot leven. Er zijn geen twee schrijvers die hetzelfde verhaal vertellen en waarbij je dus kan vergelijken hoeveel ruimte op papier de een en de ander nodig heeft. Het zet je wel aan het denken als je een verhaal schrijft. Heb ik al die woorden nodig? Kan het ook met tienduizend woorden minder? Ik geef geen antwoord op de vraag, dat kan ook niet in zijn algemeenheid. De vraag stellen is al interessant. Muriel Spark (1918-2006) kon in ieder geval een complex verhaal schrijven zonder er ‘een dikke pil’ van te maken.

Rascha Peper, Vossenblond

3 dec

Rascha Peper - Vossenblond 185x290Met een variant op bekende spreuken zou je kunnen zeggen: zeg mij wat je leeservaring is en ik zal je zeggen wie je bent. De terechte conclusie is dat je deze roman op verschillende manieren kan ervaren. Te wijdlopig, minder beschrijving graag; te onzeker, de hoofdpersoon twijfelt maar. Dat kun je hier en daar horen, terwijl je aan de andere kant ook juist lof kan horen over – onder andere – deze aspecten. Het ligt er sterk aan wat je onder roman verstaat, waar je denkt dat de grenzen liggen of horen te liggen.

Ik reken mijzelf tot de rekkelijken. Er kan en mag heel veel in de roman. Wil je een hond laten spreken en zijn indrukken over de gebeurtenissen weergeven? Prima. Uiteraard verwacht ik dat dit iets toevoegt aan het geheel, maar om te beginnen ben ik blij verrast. De hoofdpersoon is een gescheiden archeozoöloog. Dat houdt in dat hij bij opgravingen botten determineert en dat hij eenzaam is. Op dit laatste komt ik terug. Het eerste houdt voor de schrijfster in dat zij zich verdiept in dit beroep en hierin herken je de schrijfster: in de roman Rico’s vleugels spelen schelpenkenners een grote rol, in Een Spaans hondje zijn de personages architecten op bijzondere gebieden. Eentje bouwt zandkastelen, een andere folly’s in de Engelse traditie. Telkens verdiept Peper zich grondig en met oprecht plezier in deze beroepen. Natuurlijk is dit buitenkant. Het gaat om het verhaal en het gaat erom of de auteur daar iets mee wil zeggen. Aan deze aspecten komt de lezer zeker aan zijn of haar trekken.
De hoofdpersoon, Walter Tervoort, is eenzaam en lost dit voor een belangrijk deel op door zich fanatiek op zijn werk te richten. En van tijd tot tijd door een mevrouw te bestellen bij een escortbureau. Als het verhaal begint is de vaste mevrouw gestopt en hij krijgt nu een ander. Hij is daar in het begin helemaal niet blij mee, maar dat verandert al gauw. Hij wordt hopeloos en enigszins puberaal verliefd op haar. Tegelijkertijd ziet hij zijn eigen gedrag als pathetisch, krijgt daar de pest over in, en vindt hij het leven dat Vera, zo heet de vossenblonde veel jongere escort, helemaal niks: je lijf voor geld verkopen! En wie weet met wie ze aan de rol is als hij haar niet ziet. Als je graag orde wilt en duidelijke scheidslijnen tussen wit en zwart, heb je een probleem met deze vertelling. Maar ja, het leven is nu eenmaal eerder diffuus dan helder en dat de hoofdpersoon zich onzeker voelt in een mistig gebied, vind ik binnen het verhaal heel aannemelijk. Op een indirecte manier krijg je dat als lezer mee. Wat moet je met het gegeven dat Walter in de etalage van een reisbureau een poster ziet met zichzelf te paard in een Portugees landschap? Paardrijden heeft hij nog nooit gedaan, zou hij via een trucage in beeld zijn gebracht? Hij gaat er achteraan en doet de nodige moeite om de fotograaf te achterhalen, wat hem nog niet is gelukt op het moment dat Peper de laatste punt heeft gezet. De kans dat de schrijfster vergeten was dat ze dit losse eindje moest afsluiten, stel ik op nul. De auteur maakt duidelijk dat de hoofdpersoon in overdrachtelijke zin zijn houvast is kwijtgeraakt. Later zal dat in de meest letterlijke zin het geval zijn.
Intussen hebben zijn naspeuringen in zoverre succes dat hij achter haar werkelijke identiteit komt, Vera is slechts haar werknaam. Hij ontdekt dat het verband tussen hem en haar hechter en misschien wel veel hechter is dan hij kon vermoeden. Dat brengt nieuwe dilemma’s met zich mee. Zijn relatie met Vera wordt intussen wel zo hecht dat zij haar hond meeneemt op haar bezoeken en als alles nog inniger wordt en zij op reis moet, stelt hij voor om de hond niet naar zo’n ongezellig pension te doen; hij zal met alle plezier op het beest passen.
Het verhaal is verteld vanuit Walter. Wat er precies omgaat in Vera’s hoofd weet hij niet en komt de lezer ook niet te weten. Aan het eind is het nog maar zeer de vraag hoe het met Walter zal aflopen, en met Vera. Er komt ten slotte wel zekerheid, maar… Of is de moraal misschien dat onzekerheid de enige zekerheid is?

A. den Doolaard, Ogen op de rug. Terugkijkend naar boeken en tijdgenoten

21 nov

A den Doolaard - Ogen op de rug_181x292Een jaar, misschien al weer twee, geleden zag ik in de bibliotheek van Apeldoorn een tentoonstelling over het leven van de schrijver A. Den Doolaard, pseudoniem van C.J.G. (Bob) Spoelstra. Eerlijk gezegd had ik hem tot dan toe in gedachten als een oudere en intussen op de achtergrond geraakte schrijver. De expositie maakte duidelijk dat Den Doolaard een stuk interessanter was dan ik dacht.

Zojuist heb ik met veel plezier Ogen op de rug gelezen. Vooral omdat het de nadruk legt op het ontstaan van zijn romans en andere boeken. Daarbij komt de autobiografie zijdelings aan bod. Zo schrijft hij hoe hij zijn baan bij een Nederlandse Petroleum Maatschappij en daarmee zijn zekerheden opgeeft om samen met een vriend naar Frankrijk te trekken. Ze verdienen hun geld met het werk dat ze onderweg kunnen vinden. Dat loopt van betonwerker tot druivenplukker. Er zijn in die tijd meer mensen en van verschillende nationaliteiten die op deze manier overleven. Uit de verhalen die hij op deze manier beleeft en oppikt ontstaat in 1931 De druivenplukkers. Dit weetje kun je ook op internet kan vinden, het interessante van Ogen op de rug is dat je hier niet alleen de geschiedenis leest maar ook hoe Den Doolaard deze roman vorm gaf. Hij was ervan overtuigd dat hij een verháál moest vertellen en dat hij daarom niet genoeg had aan de verhalen die hij met bij de nodige wijn had gehoord. Hij scherpte verschillende figuren aan, maakte ze nog wat kleurrijker en verzon er situaties bij. Tegenover zijn arbeider-hoofdpersoon had hij een tegengewicht nodig en dat werd de heer van het kleine kasteel dat op de wijngaard stond. De beschrijving van die overwegingen maakt het boek interessant voor de lezer die ook schrijft, of die erin is geïnteresseerd hoe de schrijver ‘het doet’.

Den Doolaard was van 1901. Tegen de tijd dat hij begint te schrijven, aanvankelijk poëzie die nog alle kanten uitvliegt, is de Eerste Wereldoorlog voorbij. Er bestaan nog flarden van stromingen van rond de eeuwwisseling, het impressionisme, het naturalisme, neoromantiek, sommige schrijvers gebruiken gezwollen taal. Bij Is. Querido leidt dat tot uitwassen die volstrekt onleesbaar worden. Als reactie ontstaan het expressionisme en het vitalisme. Teksten worden soberder en vooral in het vitalisme speelt de lust om te leven een grote rol. Voor Den Doolaard gold zeker: lééf en durf te leven. Tussen de namen uit deze stroming vinden we ook Hemingway, door Den Doolaard soms als voorbeeld genomen. Een ander voorbeeld vond hij in oude Ierse sagen. Aan de hand van Diarmuid en Grania ziet hij – en laat hij in Ogen op de rug zien – hoe je een gebeurtenis kan beschrijven zonder expliciet en wijdlopig te worden. Korter dan kort: Diarmuid schaakt met haar volle instemming de koningsdochter Grania. Op de vlucht overnachten ze in grotten en als teken van zijn correcte gedrag laat hij elke ochtend een ongebroken brood achter. Tot zij hem zijn afstandelijkheid verwijt, een ruzie ontstaat en een verzoening. ‘En toen zij de volgende morgen opbraken was het geen ongebroken brood dat Diarmuid bij de ingang achterliet maar het was verkruimeld brood dat hij achterliet.’ Den Doolaard ziet dat zijn tijdgenoten er een hoofdstuk aan hadden kunnen besteden met als titel ‘Grania’s eerste liefdesnacht’.
Zijn regel was dat er geen vaste regels zijn. Hij las veel en noteerde wat hem in teksten wel of niet beviel. Zijn slotsom is: ‘Ik besefte (…) dat een roman een kleine eigen wereld moest zijn, door de schrijver opgebouwd uit bestanddelen van de bestaande, de grote, de overdonderend rijke en tegelijk chaotische. Om de lezer die wereld binnen te voeren bestaan er X plus 1 methoden.’

Deze week sprak ik een Rotterdamse antiquarin (ik leen het woord uit het Duits omdat er in ons taalgebied kennelijk geen vrouwelijke antiquaren zijn) die me vertelde na lange tijd de boeken van Den Doolaard maar weggedaan te hebben. ‘Net waren ze weg of iemand vroeg ernaar; dat zal je altijd zien.’ Reden te meer om je slag te slaan als je een Doolaard tegenkomt.

Renate Dorrestein, Een nacht om te vliegeren

21 okt

Renate Dorrestein - Een nacht om te vliegeren-283x292Door haar eerste roman, Buitenstaanders, was ik direct gewonnen voor Renate Dorrestein. De twee woorden die me te binnen schieten zijn fantasie en duister. Het eerste voor een rijke fantasie die graag de niet alledaagse kant op gaat, en het tweede voor de duistere kanten die bij sommige personages, gewild of ongewild de overhand krijgen.

Een nacht om te vliegeren moet je met aandacht lezen om niet de draad kwijt te raken. Toch lijkt de opzet heel overzichtelijk, het is een midzomernacht, het verhaal begint om 18:00 uur, het volgende hoofdstuk speelt tussen 19:00 en 20:00 en het laatste hoofdstuk draagt als titel 03:00. Hoeveel meer chronologie kun je wensen? Maar zoals niemand een dag leeft zonder dat het verleden daarop invloed heeft, zo hebben ook de verschillende personages een verleden dat hun daden tijdens de langste nacht mede bepaalt. In flashbacks krijgt de lezer iets mee van dat verleden. Het zijn vaak korte herinneringen, gedachteflitsen, waardoor het lang duurt voor je daaruit een samenhangend verhaal kan maken, en zelfs dan blijf je als lezer zitten met blinde vlekken.
Zonder de roman kort na te vertellen en daarmee het leesplezier weg te nemen voor wie eraan wil beginnen, toch iets over het verhaal. Op de eerste bladzijde komt negentienjarige Linde surfend over een flink meer aan bij een danig uit de kluiten gewassen huis. ‘Wie het huis voor het eerst zag, moest onwillekeurig denken aan een prehistorisch wezen dat zich tegen de flank van de heuvel te slapen had gelegd. Als men het naderde schubden er op onvoorspelbare plaatsen draconische torens tevoorschijn en werden lage uitbouwen zichtbaar, die als ontspannen ledematen langs de helling hingen.’ Dit zijn de eerste twee zinnen. Het huis is pas twintig jaar oud, gebouwd met het geld van een ondernemer die rijk geworden was met een soort superklutser voor in de keuken. Het ontwerp was van zijn echtgenote en net als zij, wild, hartstochtelijk en onstuimig.
Linde is te logeren gestuurd naar deze oom en tante., Ze heeft een schandelijk akkefietje achter de rug, haar ouders denken dat ze er eens uit moet en dat ze leuk zou kunnen opschieten met haar nichtje Asa, hoewel die vier jaar jonger is, wat op die leeftijd een flink verschil is. Al gauw verschuift het perspectief naar Asa die verschillende drama’s achter de rug heeft, het verlies van haar broer Alex en een stel verminkingen die het einde betekenden van haar rol als lief, bevallig meisje. Ze heeft zich in het hoofd gezet dat de vader de schuld van alles is. Alex is niet dood denkt ze, maar door de eisen van haar vader was hij gedwongen het huis te verlaten. Dat is nu vijf jaar geleden, maar hij zal zeker terugkomen. Wat er precies is gebeurd is niet helemaal duidelijk, omdat de herinneringen van Asa verre van betrouwbaar zijn. Ze waren aan het vliegeren en het huis had en heeft een balkon waarvandaan je heel goed vliegers kan oplaten. Het vliegeren kun je heel goed als een metafoor opvatten. Asa laat verschillende keren vallen dat deze midzomernacht heel geschikt is om te vliegeren.
De moeder is na het verlies van Alex nooit meer de oude geworden, al kan je bij wat dan wel ‘de oude’ was ook kanttekeningen zetten. De vader probeert alles, zijn gezin en zijn talloze relaties, bij elkaar te houden. Wat bepaald niet meevalt met de wraakzuchtige Asa die vast besloten is het jaarlijkse midzomernachtfeest drastisch te verstoren. Onder andere door de verzameling reptielen en slangen los te laten. En om Linde onschadelijk te maken. Terwijl Linde probeert op vriendschappelijke manier met Asa om te gaan, zich ook zorgen maakt over de moeder, haar tante, ziet Asa haar alleen als iemand die tussen haar vader en moeder tracht te komen. En haar vader die zich gedraagt als de beesten valt daar als een blok voor. Hier moet Asa optreden. Hoe dat ten slotte afloopt voor Linde is niet echt duidelijk. Goed, zou ik hopen, want zij leek mij een goede ziel te hebben. Inzicht in de vader kreeg ik niet en de twee andere hoofdpersonages hebben een verstoord beeld van de werkelijkheid. Bij de moeder leidt dit tot inertie en bij Asa tot een dadendrang die je op zijn allerzachtst ‘fout’ zou kunnen noemen.
Dan is er het personeel, een paar dozijn mensen, waarvan het hoofd van de keuken diezelfde avond bevalt van een zoontje, en waarvan de rest zeer ontevreden is over de werkomstandigheden. Wat ze ook laten merken.

Slangen en kaaimannen die dankzij Asa in de tuin terechtgekomen zijn, zorgen voor een chaos die behoorlijk uit de hand loopt. Voor de zekerheid keek ik nog op de achterflap, maar nee, ik heb niet meer prijsgegeven dan wat er in de flaptekst staat. Om te weten wat er gebeurt en vooral om je een beeld te vormen van de verschillende personages moet je het boek lezen en eigenlijk gelijk ook maar herlezen. Dan vallen allerlei kleine hints op hun plaats omdat je ze in verband kan brengen met wat je al weet van de eerste keer lezen. De tweede lezing is daarom niet een herhaling, maar een mooie aanvulling.

Theo Thijssen, Het grijze kind

25 jul

Theo Thijssen - Het grijze kind_183x292Een intrigerende titel, wat kan een grijs kind betekenen? De schrijver Theo Thijssen heeft die gedachte kennelijk voorzien en hij begint daarom met een verklarende inleiding. Gelukkig is hij in de roman meer schrijver dan schoolmeester, wat zijn beroep was. Hij begint de lezer mee te nemen: Wie kent niet dat eigenaardige herinneringsgevoel… Vervolgens komt hij met voorbeelden van het déjà vu. De ik-verteller heeft dat in sterke mate en soms is hij er niet zeker van of het om een herinnering gaat uit dit leven, een vorig of zelfs een voor-vorig leven. Al die herinneringen zorgen ervoor dat hij vroegwijs is, een kind en een grijsaard tegelijkertijd. En het gooit de geest van de ik, het grijze kind, door de war.

Op bladzijde twintig komt de ik op de gedachte dat hij nu eens met het eigenlijke verhaal moest beginnen. Iets wat ook bij mij opkwam, want de aanloop begon naar mijn smaak een Negentiende-eeuwse traagheid te krijgen. Net voor hij begint brengt Thijsse een vormvariant. Een verhaal met een ik-verteller is een bekende mogelijkheid. Soms is er nog een verteller die voor algemene informatie zorgt, de voorbij rijdende trams, de ruisende bomen, het stilstaande water. Maar hier introduceert de ik de schrijver als een personage op de achtergrond: “Het schrijvertje dat mijn verhaal overbrengt, boft niet erg, natuurlijk. Hij zal er niet erg veel genoegen van beleven. Maar hij trooste zich: hij zal wel es geboft hebben ook, of anders een volgende keer boffen.”
Nu ik het toch over de vorm heb, regelmatig spreekt de ik de lezer rechtstreeks aan: “Natuurlijk, ge begrijpt me nóg niet. Ge denkt…” Op dat moment, het citaat staat op bladzijde 39, is het verhaal begonnen en zijn we op school met de jonge ik. Hier blijkt wel dat het geen gewoon kind is, maar een wijs grijs kind. Hij doorziet de leermethoden en wat er allemaal mis kan gaan. Over de mensen die denken dat het vroeger met een flinke aanpak allemaal zoveel beter ging, zegt hij dat het zeer te betwijfelen valt of die mensen vroeger wel zo hard werden aangepakt en daarvan leerden. Die gezonde hardheid is een zielkundige stommiteit en de gedachte dat je kennis in de kinderen kan stampen, ook al zoiets. Als je ervoor zorgt dat het werk bij het kind past zal het een stuk harder werken dan volgens de dressuurmethode. Het is duidelijk dat hier geen kinderlijk of zelfs maar gewoon kind aan het woord is.
Het verhaal speelt zich niet alleen op school af. De ik vertelt over de omstandigheden thuis, over wat zijn moeder onder opvoeding verstaat en hoe hij bijvoorbeeld als er visite is, een beetje bedremmeld in de deuropening blijft staan om zijn moeder de kans te geven een staaltje opvoedkunde ten beste te geven voor het bezoek. Het is een mix van een kind dat veel te veel weet, en een die precies weet wat je moet doen om het schattige kind te zijn. Uiteindelijk wordt hij zelf wel de dupe van deze merkwaardige spagaat.
De ik groeit op in een gezin. Vader is accountant en firmant in de zaak. Hij is zo langzamerhand well-to-do geworden. Een stuk meer dan zijn vrouw vermoedt. Hij geeft haar jaarlijks wat meer geld te besteden, zodat ze zich heel wat voelt, maar houdt geheim dat hij haar ook wel twee- of viermaal zoveel zou kunnen geven. Dan is er de oudere zus. Een stuk ouder, ze is in de leeftijd om zich te verloven en dat doet ze ook. Die verloofde zien we, zoals alles door het perspectief van de ik. Er valt wel wat op hem aan te merken. Uiteindelijk belandt hij bij pa in de zaak, hij neemt de gewoonten van het bedrijf over, en zij die van haar moeder.
Uiteindelijk verveelt de ik zich enorm, niet onlogisch als je voortdurend het idee hebt dat je alles al eens hebt meegemaakt. Op een dag houdt hij op verder nog iets te willen, tot wanhoop van de ouders. Totdat ook daar De Zaak een uitkomst is. Het laat zich aan de kennissenkring mooi vertellen: het was wat hij altijd al had gewild, hij blijkt ook echt een geweldige aanwinst. Het gedeelte over deze zet is een van de prachtige stukken in de roman. In wezen is Het grijze kind een zedenschets over de Amsterdamse middenstand in het eerste kwart van de vorige eeuw, en een van de manier waarop scholen werkten. Daarnaast zit er nog een plot in, maar daarover zal ik het niet hebben.
Het grijze kind verscheen in 1937. Ik las de tiende druk, Van Oorschot, 1987.

Thomas Hürlimann, Veertig rozen

16 mei

Thomas Hürlimann - Veertig rozen 291`x185Het eerste boek dat ik van Hürlimann las, Het tuinhuis, maakte dat ik de Zwitserse schrijver toevoegde aan mijn persoonlijke toplijstje. In dit blog schreef ik eerder over Juffrouw Stark en over De grote kater (Der große Kater). Net als in die laatste roman speelt de politiek in Veertig rozen een flinke rol; het feit dat de schrijver de zoon is van een politicus zal ongetwijfeld meespelen.

De roman gaat echter over veel meer. Hoofdpersoon is Marie Katz, kleindochter van een Joodse immigrant die als couturier een succesvol atelier begon. In de buurt van een van de Zwitserse meren bouwde hij een huis, omgeven door een park, met in de kelder een atelier vol snorrende naaimachines. Zijn creaties waren vooral in Midden- en Oost-Europa erg gewild. Onder het bewind van haar vader begint het minder te gaan, het modebeeld verandert, Italië en Duitsland raken in de ban van het fascisme, maar niet alleen die twee landen. Intussen is de familie half geassimileerd, Maries moeder is katholiek en haar oudere broer priester en zo mogelijk wat roomser dan de paus. Dit leren we uit de flashbacks. Het verhaal begint op de zoveelste veertigste verjaardag van Marie. Zoals altijd worden die ochtend veertig rozen bezorgd, zoals altijd zal ze naar de hoofdstad rijden waar haar echtgenoot een belangrijke politieke functie heeft. En zoals steeds zal ze eerst nog snel langs Percy, de kapper en vriend gaan. Het is een flinke tocht, er zijn files en opstoppingen en in die tijd heeft ze alle ruimte om haar leven te overdenken.
In essentie is het een leven waarin zij nooit zichzelf was. Als Marie Katz verwezenlijkt ze de droom van haar vader. Hij heeft haar pianoles gegeven en ze wordt aangenomen op het conservatorium. Daar komt ze in contact met vrijgevochten kunstzinnige geesten, in de trein naar huis schakelt ze naar de ingetogen dochter die haar vader verwacht te zien. Later komt ze Max Meier tegen die haar vooral waardeert als de First Lady aan zijn zijde die hem vooruit zal helpen in zijn politieke ambities. Ze speelt de rol en ze weet dat ze hem speelt. Steeds meer komt ze los van haar eigen persoonlijkheid om te voldoen aan het beeld dat politiek opportuun is.
De lezer krijgt inkijkjes in de Zwitserse houding tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Antisemitisme kwam daar ook voor, veel Zwitsers verwachtten, of sloten in ieder geval niet uit, dat er een Anschluß met Duitsland zou komen. Vader Katz werd dringend aangeraden zijn naam in neonletters van het dak te halen. De politici in het dorp aan het meer, die daarnaast middenstanders zijn, groeten niet meer, de slager levert alleen nog het taaiste vlees, het beeld dat Hürlimann van Zwitserland schetst,  is een stuk minder fraai dan de meeste inwoners graag etaleren.

Er zijn meer schrijvers die correct en goed leesbare zinnen op papier zetten, maar er is ook proza als muziek, proza dat je met extra plezier leest. Er zijn boeken vol tips voor een goed geschreven verhaal, hoe je dialogen schrijft, personages tot leven wekt, hoe je met de tijd omgaat. Dat kan je allemaal doen en met een beetje goeie wil schrijf je dan een behoorlijk boek, een roman die aan de eisen voldoet. En dan is er de schrijver die dit allemaal weet, misschien wel intuïtief toepast, maar op zoek gaat naar meer, naar nieuwere vormen. Er is wel een lijst te maken van vernieuwende en verrassende schrijvers, ik ga mezelf niet onderbreken om dát nu eerst te doen, maar Thomas Hürlimann hoort op die lijst te staan. In deze roman gaat hij ook met de tijd op een oorspronkelijke manier om. Tegen het eind van het verhaal is Marie bij het hotel aangekomen. We lezen hoe er als elk jaar een diner is, waarbij de eigenaar, de eigenaresse en de staf naar hun tafel komen voor felicitaties, tegelijkertijd zit Marie op het toilet en in haar gedachten herhaalt de scène zich, de eeuwige wederkeer, ze is moe. “Marie begon met het herstel van haar façade en was blij dat ze haar vale huid onder een dikke laag schmink kon verbergen. Max verwácht het, zei ze. Hij heeft het nódig. (…) Hoe werkt een opgebruikte man zijn rimpels weg? Juist, met een jonge vrouw! Daarom die veertig rozen…” Wat zich zo dadelijk zal afspelen hebben we al gezien, maar nu pas gaat Marie met de lift naar de vierde verdieping. “Het was als altijd, als in al de jaren ervoor: Max, al omgekleed, zijn rechterhand in zijn broekzak, stond als een schaduw voor het langzaam dovende avondlicht. Marie, zei hij, ben je daar eindelijk!”
Er zijn op dat punt nog tien bladzijden te gaan, met een laatste dramatische ontwikkeling.

Ian McEwan, Het kind in de tijd

9 jan

Ian McEwan - Het kind in de tijd-181x292Van Ian McEwan had ik al een paar titels met plezier gelezen. Ik was dus blij verrast toen ik op een boekenkraam een oudere, mij nog onbekende titel vond. Het boek bleef bovenaan staan op het lijstje Te lezen en is intussen aan de beurt geweest. ‘Ergens op internet’ las ik de uitspraak van iemand die constateerde dat er voor elk gelezen boek weer vijf nieuwe op het telezenlijstje terecht kwamen. Tja, die lijst komt nooit af.

Je zou erover kunnen filosoferen of het een voor- of een nadeel is om een roman te beginnen met hoge verwachtingen. Ik ben er niet uit, het enige is dat je niet de verrassing kunt hebben onverwacht een parel te vinden. Maar ter zake.
In deze roman maakte ik kennis met de hoofdpersoon Stephen die door Londen op weg is naar een vergadering in Whitehall. Hier en op andere momenten krijgen we, de lezers, in beelden, geluiden en sfeer heel goed de couleur locale mee. Hij loopt en is sneller dan de automobilisten die drie rijen dik in de dagelijkse file staan. Hij heeft meer oog voor kinderen dan anderen en rond bladzijde twintig zien we hoe dat komt. In een flashback laat McEwan de hoofdpersoon boodschappen doen. Terwijl hij afrekent, het is een rustig moment in de supermarkt – er is één iemand voor hem en niemand achter hem – verdwijnt zijn circa driejarige dochter Kate.  Het ene moment kijkt hij om, wisselt een knipoog met haar, het volgende moment kijkt hij van de boodschappen en de caissière weer naar Kate en vindt hij haar niet meer. Letterlijk.
Vanaf dat moment blijft hij naar haar uitkijken. In het begin geobsedeerd, later als een vast gegeven in zijn leven. Het is hem onvoorstelbaar dat Kate niet meer zou leven; daarom groeit ze ook, fysiek maar ook geestelijk en qua woordenschat. Ze moet ongeveer vijf jaar zijn op het moment dat Stephen in de buurt van Vauxhall Bridge loopt. Onwillekeurig dacht ik aan de verdwijning van Madeleine McCann uit een vakantieplaats in Portugal. Het kan niet de inspiratie zijn geweest voor McEwan, zijn roman verscheen in 1987, twintig jaar voor de kidnap van Madeleine. (Overigens, ik checkte het jaartal op internet, blijkt dat juist deze dagen – 4-8 januari 2014 – weer nieuwe verdachten in beeld zijn gekomen.)

Het zou goed mogelijk geweest zijn een roman te schrijven waarin hoofdthema en concentratiepunt uitsluitend de pogingen zijn om het kind terug te vinden, aangevuld met wat dit doet met de ouders. McEwan trekt het breder. Inderdaad blijkt dat Stephen vooral daden stelt – zolang hij Kate actief zoekt is de verdwijning niet definitief – terwijl bij zijn vrouw Julie het verdriet overheerst. Ik zeg inderdaad, want ik heb bij bevriende echtparen gezien dat ingrijpende gebeurtenissen de partners dichter bij elkaar kunnen brengen, maar ook uit elkaar kunnen spelen. Julie vertrekt.
Via een vriend belandt Stephen in een regeringscommissie die een rapport moet uitbrengen over kinderopvoeding. De vriend, Charles en diens vrouw Thelma blijven een bijzondere rol spelen. Allengs wordt duidelijk dat Stephen geen idee heeft van wat zijn vriend Charles werkelijk beweegt.
Er is nog iets wat Stephen niet weet. In een flard vroege herinnering ziet hij zijn ouders en twee gloednieuwe fietsen. Degelijk, zoals ze toen hoorden te zijn, met sierlijke gouden letters op het zwarte frame. Hij heeft er wel eens naar gevraagd, maar kennelijk kleeft er een geheim aan. Zijn vader wil er helemaal niets over zeggen, zijn moeder ontwijkt het onderwerp, tot hij haar een keer alleen treft en ze het verhaal besluit te vertellen. Het blijkt dat hij er sterk bij was betrokken. Later, veel later in de roman blijkt dat er spiegelingen zijn tussen dat wat hij van zijn moeder hoort en zijn eigen leven met (en zonder) Julie.

Er waren een paar momenten waarop ik twijfelde of ik het verhaal nog kon geloven, sommige gebeurtenissen kunnen onwaarschijnlijk voorkomen. Daar staat tegenover dat de werkelijkheid vaak nog wonderlijker is, te bizar soms voor een boek. Aan het eind raken de dingen in een stroomversnelling. Wie hier nog laat aan het lezen is dreigt nachtrust tekort te zullen komen. Mij overkwam dat tenminste.