Tag Archives: schrijven

Jan Hanlo, Zonder geluk valt niemand van het dak

13 feb

Jan Hanlo - Zonder geluk valt niemand van het dak-183x292In 1972 verscheen dit boek als een postume uitgave; Jan Hanlo overleed in 1969 als gevolg van een ongeluk met zijn motor. Het is een autobiografische roman die hij ruim twintig jaar eerder schreef. Dat hier het woord roman gebruikt wordt, bewijst wel hoe rekbaar dit begrip is. Je zou het evengoed een intiem verslag kunnen noemen.

Hanlo is het meest bekend van zijn gedichten, zoals De mus, Oote en Zo meen ik ook dat jij bent. De titel van dit boek was voor mij nieuw. Om het in de tijd te plaatsen ga ik even rekenen: Hanlo werd in 1912 geboren, als hij (zoals Adriaan Morriën zegt) het boek twintig jaar voor 1972 schreef, oftewel 1952, dan was hij toen ongeveer 40. Uit Zonder geluk… blijkt dat hij in die tijd als leraar werkte en zich vooral ongelukkig voelde met zijn eigen houding ten opzichte van zichzelf, van zijn leerlingen, en überhaupt met zijn medemensen. Hij had homofiele en ook wel pedofiele gevoelens en hij wist zich weinig houding te geven. Ik krijg de indruk dat hij het liefste onzichtbaar had willen zijn. Om dat te doorbreken gaat hij zich bekwamen in het voortdurend kijken, voortdurend iemand in de ogen kijken. Hij merkt dat hij daarmee een reactie uitlokt en hij begint te merken, of bang te worden dat hij langzaam gek wordt. Inderdaad wordt hij op een bepaald moment opgenomen in de Valeriuskliniek vanwege een psychose.
Het grootste deel van dit boek is een verslag van wat de schrijver meemaakt in deze en in een andere psychiatrische instelling. Het ging om een gedwongen opname en gedurende enige tijd was hij ook vastgebonden omdat hij een gevaar voor zichzelf vormde. Hij beschrijft een moment waarop hij op een stoel zit in een marmeren gang en eens wil proberen wat er gebeurt als je je ongeremd vanuit je stoel op de grond laat vallen. De eerste keer loopt dat nog vrij goed af, te goed naar zijn idee – zo maak je de echte effecten niet mee – waarop hij het nog een keer probeert en dan inderdaad zijn neus en kin tot bloedens toe beschadigt.

Ik ken geen andere voorbeelden van schrijvers die een gedetailleerd verslag geven van een verblijf in een psychiatrische inrichting. Ik vermoed ook dat bijna iedereen een periode binnen de muren zo gauw mogelijk wil vergeten of er in ieder geval weinig publiciteit aan wil geven, behalve misschien onder een paar heel goede vrienden of vriendinnen. Wat dat aangaat is dit boek heel bijzonder, niet alleen geeft het een beeld van wat de schrijver opgesloten in een gesticht meemaakt, maar het geeft ook een indringend beeld van de gedachtewereld van Jan Hanlo.
Het is bekend dat iedereen die schrijft zichzelf blootgeeft, of hij of zij dat nu wil of niet. Vaak is dat iets wat onder de oppervlakte gebeurt, tussen de regels door, onbewust. Zelfs de schrijvers die bereid zijn zichzelf op de ontleedtafel te leggen, houden als regel toch een gedeelte van hun eigen persoon buiten beeld. Een openhartigheid zoals hier bij Jan-Hanlo kom je maar heel zelden tegen. Of je het boek een roman wil noemen of niet is een kwestie van indeling, overtuiging, maar is niet van het grootste belang. Ik zou me wel kunnen voorstellen dat dit boek gepubliceerd zou zijn binnen een serie als Privé-domein, waarin typisch egodocumenten verschijnen. Dit is een uitgave van Van Oorschot, ik las de vierde en volgens mij laatste druk uit 1989. Wie het ook wil lezen zal op zoek moeten in antiquariaten, op (www) boekwinkeltje, marktplaats of dergelijke vindplaatsen.

Muriel Spark, De vrijgezellen

26 jan

Muriel Spark - De vrijgezellen -180x294Ik vond het in linnen gebonden boek op de Rotterdamse markt. De papieren stofomslag had de tijdreis tussen 1960 en nu vrijwel ongeschonden doorleefd. Grappig ook hoe ook bandontwerpen aan tijd gebonden zijn. Deze is van Ursula den Tex, werd waarschijnlijk ooit ouderwets en is nu een mooi tijdsdocument. Zou het boek alleen nog antiquarisch te koop zijn, hoe zit het überhaupt met de verkrijgbaarheid van Muriel Spark? Ik klikte de website van Rotterdams grootste boekhandel, Donner, aan. Niet één ‘Spark’ in het Nederlands. Dat de terecht hoog geprezen Schotse schrijfster wel herdrukt wordt in het Verenigd Koninkrijk ligt voor de hand, ze behoort tot het cultureel erfgoed. In de lijst met verkrijgbare titels zag ik heel wat Duitse vertalingen. Voor een Nederlander niet erg praktisch, je wilt ofwel het oorspronkelijke werk lezen, of een Nederlandse vertaling. De Duitse titels laten intussen zien dat onze buren over een iets beter literair oog beschikken, voor zover je op basis van zo’n klein onderzoek conclusies mag trekken.

Muriel Spark houdt ervan een gesloten wereld te schetsen. Het kan een school zijn of een nonnenconvent, dit keer is het de wereld van vrijgezelle Londenaars. De wereld is goed bevolkt, er zijn genoeg personages om er voor te zorgen dat je als lezer moet opletten, wie is wie en hoe stond hij of zij in verbinding tot de anderen. Naarmate je meer tijd hebt om het boek in een of in een paar keer uit te lezen, wordt het probleem kleiner dan wanneer je, zoals ik, kleine stukjes per keer leest. Iets minder personages had voor mij wel gemogen.
Er zijn in grote lijnen drie dingen aan de hand. Er is een beeld van de vrijgezellen in Londen, hoe ze leven – op de eerste bladzijde komen Ronald en Martin elkaar tegen en hebben het over argarine en diepvries tuinerwten – en hoe ze vrouwen zien. Er zijn, vooral dames, die een spiritistisch clubje vormen. De leidster hiervan is de tante van een van de vrijgezellen. Er is een medium, Patrick Seton, die contacten legt met de wereld van de overledenen. De man blijkt een zwendelaar die al verschillende dames van hun spaargeld heeft afgeholpen. Laatstelijk een van de dames uit het clubje. De verdere binding is dat twee van de vrijgezellen iets te maken hebben met de rechtszaak die in het heden van het verhaal tegen Patrick Seton loopt. Het bedrog van een spiritueel bevlogen weduwe uit het clubje is wat Patrick betreft al verleden tijd. Hij heeft een jongere vrouw het hof gemaakt, waarbij de laatste door een kleine onvoorzichtigheid zwanger is geraakt. Daar heeft Patrick een gruwelijk plan mee. Ten slotte, zo grijpt alles weer in elkaar, is er een van de vrijgezellen die het verblinde meisje uit de handen van de schurk wil redden.
Spark geeft niet alleen een sfeertekening van het vrijgezellenbestaan, maar ook van de verschillende vrouwen en het reilen, zeilen en gekonkel binnen het spiritistisch genootschap. Tegelijkertijd komt de rechtszaak eraan. Een veroordeling lijkt de enige kans dat het voor het zwangere meisje goed zal aflopen. De lezer die meer weet dan het meisje vreest het ergste als Patrick zal worden vrijgesproken, iets wat goed mogelijk lijkt. Zo is deze roman, meer dan de andere die ik van Spark las, ook een spannend verhaal dat je naarmate de ontknoping nadert, sneller gaat lezen.
Misschien is dit niet haar allerbeste roman, wat zoals gezegd ook sterk persoonlijk kan zijn, maar het is nog altijd zeer de moeite waard en voor mij een bewijs dat Muriel Spark ertoe doet. Het enige is dat je ervoor bij antiquariaten of op (e-)boekenmarktjes moet zoeken. Of Engelse exemplaren kopen. Hoe het met de bibliotheken zit weet ik niet. Die bewaren ook niet alles. Helaas.

Peter Høeg, Nachtvertellingen

26 jan

Peter Hoeg - Nachtvertellingen 292x182Vijf verhalen, één motief en één datum, de liefde en de nacht van 19 op 20 maart 1929. Mocht je denken daarmee en voorspelbaar of zelfs alledaags boek in handen te hebben, dan kom je bedrogen uit. Bedrogen in de goede zin van het woord, want de verhalen zijn heel verschillend, net als de plaatsen, de omstandigheden en de personages. Eigenlijk kun je alleen bij oppervlakkig denken veronderstellen dat het ene verhaal met de liefde als thema zou lijken op het andere. Misschien als de verhalen zich allemaal in de stad afspelen, tussen studenten, of tussen dertigers in een Vinex-wijk… Maar genoeg algemene speculaties, terug naar het boek.

Het zou zonde zijn om de vijf verhalen in het kort na te vertellen, als dat al zou gaan zonder die verhalen ernstig tekort te doen. Wáár ze spelen, dat kan wel denk ik. Het eerste verhaal speelt in Afrika, de Katanga spoorlijn is zojuist ceremonieel geopend en de hoofdpersoon bevindt zich onder de genodigden tijdens de eerste rit. Die spoorlijn bestaat, verschillende elementen ook, maar het verhaal is fictie, en zo hoort het ook als je luistert naar een nachtvertelling.
In het volgende verhaal treffen we twee jonge en heel verschillende mannen die met een klein zeilbootje in de haven van Lissabon zijn beland. Het derde verhaal heet Experimenten met de duur van de liefde.
Hier is een hoofdpersonage erop uit om via experimenten te zien of de liefde die een mens heeft, constant is of langzaam afneemt. Kan de mens alleen de eerste keer met volle kracht liefhebben? Interessante gedachtegang en boeiend om te zien waar dit op uitloopt.
Op de avond van de negentiende maart 1929 zweefde de jonge schrijver Jason Toft door de binnenstad van Kopenhagen. Dit is de eerste zin van het vierde verhaal: Vertelling over een huwelijk. Weer heel anders en niet te vergelijken tot de vorige verhalen. Over het laatste en veruit kortste verhaal zeg ik niet meer dan dat een spiegel een belangrijke rol speelt.

Na het lezen van de laatste bladzijde, op het moment dat ik overdacht wat ik nu eigenlijk had gelezen, plaatste ik een kanttekening bij dat ene motief dat op de achterflap wordt genoemd. Inderdaad, de liefde is steeds belangrijk, maar er is meer. Steeds zijn de personages op plaatsen waar zij niet thuis zijn, in letterlijke of overdrachtelijke zin. De Europeanen in het hart van Afrika, de twee mannen die verzeild, buiten hun plan, in Lissabon terechtkomen. Steeds gaat het om een kritiek moment, een crisis soms. Wie denkt dat ik om de hete brei heen draai, vaag blijf, die heeft gelijk. De hete brei moet je zelf eten, lezen in dit geval. De verhalen nemen je stuk voor stuk mee in onverwachte werelden en worden door Peter Høeg verteld op een sprankelende manier die je vastpakt en niet meer loslaat.

Milan Kundera, Onwetendheid

1 jan

Milan Kundera - Onwetendheid-185x292Niet elke roman van een gevestigd schrijver zal even goed zijn. Misschien heb je ook als lezer met het ene werk meer op dan het andere, met andere woorden: misschien ligt het aan mij. Deze roman van Kundera gaat over Irena die ooit is gevlucht uit Tsjecho-Slowakije. Aan het begin van het verhaal zijn het haar partner en een vriendin die haar vertellen dat ze nu, na de val van het communistische regime, terug kan. Hoewel ze ongeveer twintig jaar in Parijs woont en daar haar leven heeft opgebouwd, is haar omgeving ervan overtuigd dat ze diep in haar hart terug wil.

Kundera verdeelt de 127 pagina’s van deze roman in 53 hoofdstukken. Het tweede gebruikt hij om de herkomst van de woorden die in verschillende Europese talen voor heimwee staan uit de doeken te doen. Op basis van het Spaanse añoranza heeft hij de titel gekozen. Het woord is afgeleid van het Catalaans en betekent daar onwetendheid. Als eerste vertaling voor heimwee geeft Van Dale overigens nostalgia. Afgezien van de zwakte van deze hele verklaring, maak je de lezer in het algemeen niet blij door uit het verhaal te stappen om een hoofdstukje algemene kennis over te dragen. Hoofdstuk drie gaat over de grote jaartallen in de Europese geschiedenis. Het communisme komt aan bod en het twaalftoonssysteem van Arnold Schönberg. De volhouders onder de lezers mogen in hoofdstuk vier weer terug naar het verhaal. Heel in het kort komt dat verhaal overeen met wat Jeroen Brouwers in VPRO Boeken zei: Mijn gelukkigste tijd was in het toenmalige Nederlandsch-Indië. Ik ben nooit meer teruggegaan, wat je daar achterliet is er toch niet meer. (Uit het hoofd geciteerd.) Iedereen kan wel voorbeelden aanhalen van plaatsen waaraan je hele goeie herinneringen hebt, maar als je er terug zou gaan, zou je merken dat de mensen van toen zijn weggetrokken, een winkelcentrum is gebouwd op de plaats van dat leuke parkje; ik bedenk maar een paar voorbeelden. Basis voor een groot nieuw inzicht is dit niet.
Uiteraard zit er meer in het verhaal. Irena’s moeder komt op bezoek in Parijs, wat nogal een fiasco is. De moeder-dochterrelatie komt aan bod, het gedrag van haar partner Gustaf, een stukje van haar persoonlijke geschiedenis. Ze gaat inderdaad een keer terug. Niet om er te blijven, eerder om er in het verhaal aan de lijve te ondervinden wat de lezer al had kunnen bedenken. Er is nog wel iets extra’s. We volgen ook een Josef die naar Denemarken is geëmigreerd en kort terug in Tsjechië is. Zij meent in hem haar eerste liefde te herkennen, hij vindt het vervelend om toe te geven dat hij niet weet wie ze is. Pas heel laat beseft ze zijn bedrog, want hij plukt wel de vruchten van dit misverstand.
De geschiedenis blijft gelardeerd met hoofdstukjes gevuld met algemene kennis. Een vergelijking met de terugkomst van Odysseus op Ithacus, iets over de patriottische dichters uit de negentiende eeuw. Ik ben er bepaald niet voor om een verhaal – een roman is immers ook een verhaal – te onderbreken door dit soort uitweidingen. Het zou nog iets anders zijn als een personage bevlogen zou zijn door de twaalftoonsmuziek van Schönberg en het daarover heeft, al dan niet tot vreugde van de andere personages. Ik heb veel te maken met mensen die voor hun plezier schrijven. Mijn advies is om als verteller niet teveel op de voorgrond te treden, en zeker niet aan de verleiding toe te geven om de lezer te laten merken hoe groot je algemene kennis is, hoe erudiet je bent.
Zoals vaak is ook een minder geslaagd boek leerzaam. In dit geval als illustratie van een paar valkuilen die zich juist op het pad bevinden van de schrijver die heel wat in zijn mars heeft.

 

Jan Wolkers, Een roos van vlees

24 dec

Jan Wolkers - Een roos van vlees_183x292Ik kan niet zeggen dat het ‘heet van de naald’ gelezen is. De eerste druk kwam in november 1963 uit; ruim vijftig jaar geleden. Zo vertraagd lezen is wel een soort test: was het een roman die het alleen in de zestiger jaren goed deed omdat het verhaal aansloot bij de tijdgeest of doorstond het al die jaren?

Gelukkig voor mijn leesplezier is dat laatste het geval. Dat ligt vooral aan de onontkoombaar-heid van het verhaal. Toch kan ik me goed voorstellen dat sommige mensen het boek met een zucht wegleggen. De hoofdpersoon is een raspessimist, hij torst een zwaar verdriet mee, de omgeving is nat, koud, mistig, hij is erg astmatisch: het is een en al ellende. In zijn dromen wordt alles nog eens versterkt. De roman beschrijft ongeveer een dag uit het leven van de hoofdpersoon.
‘Daniël heeft vanmorgen weer de zenuwen. Rillend van de kou zit hij op de rand van zijn bed.’ Hij overweegt dat hij zijn oefeningen zou kunnen doen en daarna een flinke dag over kan hebben. Hij aait de kat, bedenkt dat het enige wezen is dat van hem houdt. Wat later stapt hij de deur uit, er ligt sneeuw, het heeft flink gevroren, hij neemt het pad langs het kerkhof. Daar ligt zijn twee jaar oude dochtertje, gestorven door een ongeluk met heet water. Hij was in die tijd nog met Sonja. Die twee hadden veel ruzie, in de loop van het verhaal begon ik wel te vermoeden dat dat waarschijnlijk aan hem lag.
Het is goed mogelijk dat een gezamenlijk groot verdriet de partners dichter bij elkaar brengt, maar het hoeft niet. Ook buiten de wereld van de roman heb ik stellen gekend die na het verlies van een kind uit elkaar groeiden, partners die zo’n verschil hadden in de manier waarop ze rouwden dat ze bij elkaar geen enkele steun konden vinden. Dat is hier in extreme mate aan de hand. Daniël kan heel slecht met mensen omgaan, het lukt hem gewoon niet. Met dieren gaat het beter, zo snijdt hij onderweg met een zakmes een vastgevroren waterhoen voorzichtig los. Hij voelt wel dat het dier te zwak is om een werkelijke kans te hebben. Hij stopt het onder zijn trui, maar na een tijdje blijkt de vogel toch gestorven. Hij delft dan ergens een grafje en begraaft het dier. Het is herkenbaar Wolkers, begaan met het lot der dieren, maar ook nuchter over de hardheid van de natuur. Thuis in zijn rommelige woning vindt hij een nestje jonge, nog kale muizen tussen de zakdoeken. Hij legt de zakdoeken weer terug en zorgt ervoor dat de kat niet in de kast kan komen. Daar volgt Daniël zijn gevoelens, maar contact en zeker het aanraken van mensen ondervindt hij als onmogelijk.
Hij heeft een vriendin waarover niet veel wordt verteld. Met haar had hij afgesproken om naar De ingebeelde zieke van Molière te gaan. Ze belt dat ze niet kan maar stelt voor dat een vriendin haar plaats inneemt. En zo komt Emmy naar zijn huis. Door de sneeuw is het openbaar vervoer door de war, de onbekende jonge vrouw komt binnen met natte schoenen en kousen die ze uittrekt om bij de kachel te drogen. Ze is verpleegster in een geriatrisch ziekenhuis en staat zodoende dicht bij de dood. Ze wordt er vrijwel dagelijks mee geconfronteerd, net als met het menselijk verval. De dood is trouwens bijna steeds aanwezig in dit verhaal. Daniël krijgt van tijd tot tijd vrijwel geen lucht meer. Hij heeft daar medicijnen voor, een drankje waarvan hij driemaal daags een eetlepel moet innemen. Hij neemt het gedurende de dag soms met slokken tegelijk. In die situatie neemt Emmy de zorgende rol op zich. Het lijkt haar niets om in zijn toestand over straat te gaan om naar een toneelstuk te kijken. Dan gaan we toch niet, suggereert ze.
Ze is niet een mooi meisje, vindt Daniël, maar ze is op een simpele manier goed, ook een beetje naïef. Om de kou te verdrijven drinken ze stevig en onder invloed van de alcohol vertelt Emmy over haar leven. Zij en haar zus zijn door haar tirannieke vader misbruikt. Dat hield pas op toen hij na een ongeluk invalide raakte en in een tehuis terecht kwam, waar zussen hem nooit meer opzochten. Daniël constateert, met enige verbazing, dat dit onbekende meisje hem veel vertelt en dat hij daar niets tegenover stelt. Later in de avond is het vanwege het weer en de tijd het beste als zij blijft slapen. Dat stelt Emmy voor, niet hij. Hij garandeert dat hij haar met rust zal laten. Als ze ziet dat hij geen pyjama heeft, zegt ze hem zijn onderbroek aan te houden. Maar hij raakt haar überhaupt niet aan. Wel hangt zijn arm een keer buiten bed. Hij voelt dan de bovenkant van haar schoen waar een stukje vacht op verwerkt is. Hij aait dat vachtje. Hij realiseert zich dat hij dichterbij niet kan komen. Het menselijk onvermogen tot werkelijk contact is hier heel sterk uitvergroot. Dat je blijft lezen komt door de stijl waarin Wolkers schrijft. Zeker bij een roman in de tinten zwart en donkergrijs is de stijl van groot belang om het verhaal te dragen.

Muriel Spark, The Public Image

3 dec

Muriel Spark - The Public Image 179x292Ten onrechte is de Schotse schrijfster Muriel Spark in Nederland niet bij iedereen bekend. Zo gaat dat soms. In Engeland wordt zij tot de beste naoorlogse auteurs gerekend; zij kreeg veel prijzen en werd in de negentiger jaren in de adelstand verheven. Een aantal romans is vertaald, maar op een gegeven moment hield haar uitgever ermee op. Ik ben bang dat ook The Public Image alleen in het Engels te vinden is.

Het laatste boek dat ik hiervoor las, was Vossenblond van Rascha Peper. Wat opvalt is hoe je als schrijver kan besluiten in te zoomen. Ik bedoel ermee dat je een kortere geschiedenis dicht op de huid kan vertellen, of een verhaal dat meer omvat in veel grotere lijnen kan vertellen. Dat laatste doet Spark die in 120 bladzijden laat zien hoe het de actrice Annabel Christopher vergaat en hoe deze een bedreigend probleem aanpakt. Om te vertellen hoe zij en haar echtgenoot Frederick van de Engelse toneelschool in Rome zijn beland, hoe zij carrière maakte in Italiaanse films en hij daarbij achterbleef, gebruikt ze een epische stijl. Op momenten dat het er werkelijk om spant, en zeker het laatste deel van de geschiedenis, neemt Spark de lezer mee naar de gedachten en gevoelens van Annabel. Zij vertraagt op die momenten en zoomt sterk in op de situatie.
In het begin is Annabel geen opvallende verschijning, tenger, wat verlegen, ze heeft haar dat ergens ‘muizig’ wordt genoemd. Toch ziet ze kans een paar kleine, daarbij passende rollen te krijgen in Engelse films. Tot een Italiaanse regisseur meer in haar ziet. Hij weet met de juiste belichting haar ogen veel beter te laten uitkomen, en geeft haar het imago van de English Lady-Tiger. Met het groeiende succes ziet ze het belang van haar imago in, en waar ze vroeger voor zo goed als alles op allerlei andere mensen steunde, neemt ze nu meer en meer haar eigen beslissingen. Steeds welbewust van haar imago dat ze coûte que coûte in stand wil houden.
Met haar echtgenoot gaat het een stuk minder. Hij is ervan overtuigd dat zij een zeldzaam oppervlakkig en dommig wezen is. Haar succes heeft ze te danken aan het toeval, ze weet een aantal poses aan te nemen, van binnenuit komt haar spel niet, kortom, zo iemand kan je nauwelijks een actrice noemen. Hij krijgt weinig rollen aangeboden en wijst alles af als het niet past bij zijn eigen superieure niveau. Strindberg en Ibsen, die zou hij nog wel willen spelen. Intussen is hij gewoon werkloos. Hij overweegt regelmatig bij Annabel weg te gaan, iets wat bij overwegingen blijft. Waar je je als lezer wel iets bij kan voorstellen. Annabel besluit echter dat het voor haar image beter is om als gelukkig getrouwd paar bekend te blijven staan. De public relations-dame van de filmmaatschappij stuurt dat beeld geraffineerd de wereld in. Om diezelfde reden tolereert ze een vriend van haar echtgenoot, een vreselijke klaploper die van Frederick regelmatig geld krijgt dat dan weer van Annabel afkomstig is. Spark zet met goed gedoseerde humor een beeld neer van schijn en klatergoud. Als je je door de hele voorgeschiedenis zou moeten werken voordat je toekomt aan de gebeurtenis die de kern vormt, zou je als lezer wel eens af kunnen haken. Zo is de roman echter niet geconstrueerd. De roman start in Rome, waar het paar lange tijd in een hotel heeft gewoond. Op de eerste bladzijde is Annabel in de nieuwe flat die ze heeft gekocht. De vloeren en wanden zijn gedaan, de keuken en badkamers zijn ingericht; het wachten is op de meubelen. Dit speelt een paar dagen voor de bijna onvoorstelbare streek die Frederick levert. Het doel is Annabel op een vreselijke manier onderuit te halen – er spreekt dan ook een kolossale haat uit. Na de aanvankelijke verbijstering bedenkt Annabel een strategie om haar imago te redden. Dit is zo knap en fantasievol in elkaar gezet, dat je het boek niet meer kan neerleggen. De straten en de sfeer van Rome vond ik een plezierig extra, en uiteraard wordt de roman bevolkt door heel wat meer personages. Ze komen in het korte bestek van de genoemde 120 bladzijden tot leven. Er zijn geen twee schrijvers die hetzelfde verhaal vertellen en waarbij je dus kan vergelijken hoeveel ruimte op papier de een en de ander nodig heeft. Het zet je wel aan het denken als je een verhaal schrijft. Heb ik al die woorden nodig? Kan het ook met tienduizend woorden minder? Ik geef geen antwoord op de vraag, dat kan ook niet in zijn algemeenheid. De vraag stellen is al interessant. Muriel Spark (1918-2006) kon in ieder geval een complex verhaal schrijven zonder er ‘een dikke pil’ van te maken.

Rascha Peper, Vossenblond

3 dec

Rascha Peper - Vossenblond 185x290Met een variant op bekende spreuken zou je kunnen zeggen: zeg mij wat je leeservaring is en ik zal je zeggen wie je bent. De terechte conclusie is dat je deze roman op verschillende manieren kan ervaren. Te wijdlopig, minder beschrijving graag; te onzeker, de hoofdpersoon twijfelt maar. Dat kun je hier en daar horen, terwijl je aan de andere kant ook juist lof kan horen over – onder andere – deze aspecten. Het ligt er sterk aan wat je onder roman verstaat, waar je denkt dat de grenzen liggen of horen te liggen.

Ik reken mijzelf tot de rekkelijken. Er kan en mag heel veel in de roman. Wil je een hond laten spreken en zijn indrukken over de gebeurtenissen weergeven? Prima. Uiteraard verwacht ik dat dit iets toevoegt aan het geheel, maar om te beginnen ben ik blij verrast. De hoofdpersoon is een gescheiden archeozoöloog. Dat houdt in dat hij bij opgravingen botten determineert en dat hij eenzaam is. Op dit laatste komt ik terug. Het eerste houdt voor de schrijfster in dat zij zich verdiept in dit beroep en hierin herken je de schrijfster: in de roman Rico’s vleugels spelen schelpenkenners een grote rol, in Een Spaans hondje zijn de personages architecten op bijzondere gebieden. Eentje bouwt zandkastelen, een andere folly’s in de Engelse traditie. Telkens verdiept Peper zich grondig en met oprecht plezier in deze beroepen. Natuurlijk is dit buitenkant. Het gaat om het verhaal en het gaat erom of de auteur daar iets mee wil zeggen. Aan deze aspecten komt de lezer zeker aan zijn of haar trekken.
De hoofdpersoon, Walter Tervoort, is eenzaam en lost dit voor een belangrijk deel op door zich fanatiek op zijn werk te richten. En van tijd tot tijd door een mevrouw te bestellen bij een escortbureau. Als het verhaal begint is de vaste mevrouw gestopt en hij krijgt nu een ander. Hij is daar in het begin helemaal niet blij mee, maar dat verandert al gauw. Hij wordt hopeloos en enigszins puberaal verliefd op haar. Tegelijkertijd ziet hij zijn eigen gedrag als pathetisch, krijgt daar de pest over in, en vindt hij het leven dat Vera, zo heet de vossenblonde veel jongere escort, helemaal niks: je lijf voor geld verkopen! En wie weet met wie ze aan de rol is als hij haar niet ziet. Als je graag orde wilt en duidelijke scheidslijnen tussen wit en zwart, heb je een probleem met deze vertelling. Maar ja, het leven is nu eenmaal eerder diffuus dan helder en dat de hoofdpersoon zich onzeker voelt in een mistig gebied, vind ik binnen het verhaal heel aannemelijk. Op een indirecte manier krijg je dat als lezer mee. Wat moet je met het gegeven dat Walter in de etalage van een reisbureau een poster ziet met zichzelf te paard in een Portugees landschap? Paardrijden heeft hij nog nooit gedaan, zou hij via een trucage in beeld zijn gebracht? Hij gaat er achteraan en doet de nodige moeite om de fotograaf te achterhalen, wat hem nog niet is gelukt op het moment dat Peper de laatste punt heeft gezet. De kans dat de schrijfster vergeten was dat ze dit losse eindje moest afsluiten, stel ik op nul. De auteur maakt duidelijk dat de hoofdpersoon in overdrachtelijke zin zijn houvast is kwijtgeraakt. Later zal dat in de meest letterlijke zin het geval zijn.
Intussen hebben zijn naspeuringen in zoverre succes dat hij achter haar werkelijke identiteit komt, Vera is slechts haar werknaam. Hij ontdekt dat het verband tussen hem en haar hechter en misschien wel veel hechter is dan hij kon vermoeden. Dat brengt nieuwe dilemma’s met zich mee. Zijn relatie met Vera wordt intussen wel zo hecht dat zij haar hond meeneemt op haar bezoeken en als alles nog inniger wordt en zij op reis moet, stelt hij voor om de hond niet naar zo’n ongezellig pension te doen; hij zal met alle plezier op het beest passen.
Het verhaal is verteld vanuit Walter. Wat er precies omgaat in Vera’s hoofd weet hij niet en komt de lezer ook niet te weten. Aan het eind is het nog maar zeer de vraag hoe het met Walter zal aflopen, en met Vera. Er komt ten slotte wel zekerheid, maar… Of is de moraal misschien dat onzekerheid de enige zekerheid is?

A. den Doolaard, Ogen op de rug. Terugkijkend naar boeken en tijdgenoten

21 nov

A den Doolaard - Ogen op de rug_181x292Een jaar, misschien al weer twee, geleden zag ik in de bibliotheek van Apeldoorn een tentoonstelling over het leven van de schrijver A. Den Doolaard, pseudoniem van C.J.G. (Bob) Spoelstra. Eerlijk gezegd had ik hem tot dan toe in gedachten als een oudere en intussen op de achtergrond geraakte schrijver. De expositie maakte duidelijk dat Den Doolaard een stuk interessanter was dan ik dacht.

Zojuist heb ik met veel plezier Ogen op de rug gelezen. Vooral omdat het de nadruk legt op het ontstaan van zijn romans en andere boeken. Daarbij komt de autobiografie zijdelings aan bod. Zo schrijft hij hoe hij zijn baan bij een Nederlandse Petroleum Maatschappij en daarmee zijn zekerheden opgeeft om samen met een vriend naar Frankrijk te trekken. Ze verdienen hun geld met het werk dat ze onderweg kunnen vinden. Dat loopt van betonwerker tot druivenplukker. Er zijn in die tijd meer mensen en van verschillende nationaliteiten die op deze manier overleven. Uit de verhalen die hij op deze manier beleeft en oppikt ontstaat in 1931 De druivenplukkers. Dit weetje kun je ook op internet kan vinden, het interessante van Ogen op de rug is dat je hier niet alleen de geschiedenis leest maar ook hoe Den Doolaard deze roman vorm gaf. Hij was ervan overtuigd dat hij een verháál moest vertellen en dat hij daarom niet genoeg had aan de verhalen die hij met bij de nodige wijn had gehoord. Hij scherpte verschillende figuren aan, maakte ze nog wat kleurrijker en verzon er situaties bij. Tegenover zijn arbeider-hoofdpersoon had hij een tegengewicht nodig en dat werd de heer van het kleine kasteel dat op de wijngaard stond. De beschrijving van die overwegingen maakt het boek interessant voor de lezer die ook schrijft, of die erin is geïnteresseerd hoe de schrijver ‘het doet’.

Den Doolaard was van 1901. Tegen de tijd dat hij begint te schrijven, aanvankelijk poëzie die nog alle kanten uitvliegt, is de Eerste Wereldoorlog voorbij. Er bestaan nog flarden van stromingen van rond de eeuwwisseling, het impressionisme, het naturalisme, neoromantiek, sommige schrijvers gebruiken gezwollen taal. Bij Is. Querido leidt dat tot uitwassen die volstrekt onleesbaar worden. Als reactie ontstaan het expressionisme en het vitalisme. Teksten worden soberder en vooral in het vitalisme speelt de lust om te leven een grote rol. Voor Den Doolaard gold zeker: lééf en durf te leven. Tussen de namen uit deze stroming vinden we ook Hemingway, door Den Doolaard soms als voorbeeld genomen. Een ander voorbeeld vond hij in oude Ierse sagen. Aan de hand van Diarmuid en Grania ziet hij – en laat hij in Ogen op de rug zien – hoe je een gebeurtenis kan beschrijven zonder expliciet en wijdlopig te worden. Korter dan kort: Diarmuid schaakt met haar volle instemming de koningsdochter Grania. Op de vlucht overnachten ze in grotten en als teken van zijn correcte gedrag laat hij elke ochtend een ongebroken brood achter. Tot zij hem zijn afstandelijkheid verwijt, een ruzie ontstaat en een verzoening. ‘En toen zij de volgende morgen opbraken was het geen ongebroken brood dat Diarmuid bij de ingang achterliet maar het was verkruimeld brood dat hij achterliet.’ Den Doolaard ziet dat zijn tijdgenoten er een hoofdstuk aan hadden kunnen besteden met als titel ‘Grania’s eerste liefdesnacht’.
Zijn regel was dat er geen vaste regels zijn. Hij las veel en noteerde wat hem in teksten wel of niet beviel. Zijn slotsom is: ‘Ik besefte (…) dat een roman een kleine eigen wereld moest zijn, door de schrijver opgebouwd uit bestanddelen van de bestaande, de grote, de overdonderend rijke en tegelijk chaotische. Om de lezer die wereld binnen te voeren bestaan er X plus 1 methoden.’

Deze week sprak ik een Rotterdamse antiquarin (ik leen het woord uit het Duits omdat er in ons taalgebied kennelijk geen vrouwelijke antiquaren zijn) die me vertelde na lange tijd de boeken van Den Doolaard maar weggedaan te hebben. ‘Net waren ze weg of iemand vroeg ernaar; dat zal je altijd zien.’ Reden te meer om je slag te slaan als je een Doolaard tegenkomt.

Havank – De N.V. Mateor

5 nov

HAVANK - NV Mateor - 188x292Onlangs vond ik een fraai uitgegeven herdruk in paperback uitvoering (1996, Walvaboek) van Hans van der Kallens zesde boek. De eerste druk stamt uit 1938 , de tekening van ‘De Schaduw’ van Dick Bruna verwijst naar de talloze Zwarte Beertjes waarin de Havank misdaadromans werden uitgegeven. Ik was benieuwd hoe dit verhaal ruim driekwart eeuw had overleefd. Het sobere taalgebruik van bijvoorbeeld Nescio en Elsschot hield de boeken van die schrijvers goed leesbaar. Havank gebruikte een duidelijk blommiger taal met rijke beschrijvingen. Hij begint met een proloog en eindigt met een epiloog. Chique, zeer chique, je komt dat niet vaak meer tegen. Van de bloemrijke beschrijvingen neem ik de allereerste zin over. Door de beschrijving te beschrijven bereik ik nooit hetzelfde resultaat.

‘De antieke Bretonse klok, naast de haard waarin een zorgvuldig gestapeld vuur van beukenblokken te gloeien lag dat de klamme kilte van de late novembermiddag verdreef, vervulde de rust en de stilte van de ruime bibliotheek, die door de groenoverkapte lamp op het gebeeldhouwde schrijfbureau in het midden van het vertrek slechts schemerig verlicht werd, met het gerucht van haar vijf bronzen slagen.’

Daarna volgen volzinnen over Lord Crainford zodat de lezer, met een beetje begaafdheid op dat vlak, de man en de kamer kan uittekenen. Dit is duidelijk níet de methode die ik tijdens schrijfcursussen propageer, namelijk: met een zo pakkend mogelijke zin met de deur in huis vallen, vanaf de eerste zin de lezer het verhaal in trekken. Qua stijl blijft het verhaal in lijn met de eerste zin, zij het dat er een wat spottende toon bij komt. Ik sla het boek op een willekeurige plek open en zie een scène waarin de politievrouw Manon in een nachttent is. ‘De dikke buitenlandse provinciaal naast haar spande zich zonder dralen ernstig in zich daverend belachelijk te maken. Manon vond het best, zolang hij het maar niet in zijn hoofd haalde aan haar tafel te komen zitten.’
De Schaduw gaat het een paar bladzijden verder minder goed: ‘Bewaakt door zes schietgrage pistolen bereikte hij de grond en stak veiligheidshalve zijn armen in de lucht – gelijk hem overigens bevolen werd.’
Al lezend vroeg ik me af of dit de stijl was die in 1938 leuk werd gevonden. Het moet wel, want de politieromans van Havank verkochten goed en nog lang daarna. Toch zou ik deze stijl vandaag de dag niemand aanraden. Ik heb het boek wel uitgelezen, deels omdat ik niet gauw opgeef waaraan ik begon, maar toch ook omdat het plot je voldoende nieuwsgierig houdt naar de uiteindelijke afloop. Havank bouwt een wereld op rond een klein misdaadsyndicaat dat zich bezighoudt met afpersing door met ontvoeringen en liquidaties te dreigen. Het speelt allemaal in Parijs, waar de schrijver uitstekend de weg lijkt te kennen. Er zijn verschillende personages die ‘fout’ zouden kunnen zijn, sommigen zijn het inderdaad, andere spelen een onverwachte rol. Zoals het, ik zou bijna zeggen ‘standaard’, recept voorschrijft is er een conflict tussen de situatie zoals die zou moeten zijn – zonder boeven – en de werkelijkheid. De held boekt aanvankelijk successen, dan valt de grafieklijn van het succes, de held en zijn kompanen winnen weer, nieuwe tegenslag, maar uiteindelijk winnen de goeden. Zo zitten James Bond films in elkaar, zelfs de verderfelijke Dick Bos-boekjes volgden dit principe.
Wat niet of nauwelijks aan de orde komt is de psychologische factor. Waarom doen de personages wat ze doen? Daardoor blijven ze flat characters. Naast de hoofdpersoon, De Schaduw, zijn er belangrijke rollen voor Silvère en voor de aantrekkelijke typiste Manon die, voornamelijk vanwege haar uiterlijk en haar vlot gebekt zijn, tot assistente van het opsporingsteam wordt bevorderd. Ze wordt getekend zoals middelbare scholieren mooie meiden in hun agenda tekenden, als een soort etalagepoppen. Is daarmee het lezen van zo’n oude detective verloren tijd? Ik denk het niet. Ook een uitstapje naar wat niet als Literatuur geldt kan interessant zijn, zeker een zo populaire titel als dit. Daarbij kun je zien wat je als schrijver anno 2014 niet meer zou doen. Wat brengt het bloemrijke taalgebruik teweeg en de goedmoedige ironie? Zorgt het voor glimlachend lezen, leidt het af van het verhaal of geeft het er een nieuwe dimensie aan?

Renate Dorrestein, Een nacht om te vliegeren

21 okt

Renate Dorrestein - Een nacht om te vliegeren-283x292Door haar eerste roman, Buitenstaanders, was ik direct gewonnen voor Renate Dorrestein. De twee woorden die me te binnen schieten zijn fantasie en duister. Het eerste voor een rijke fantasie die graag de niet alledaagse kant op gaat, en het tweede voor de duistere kanten die bij sommige personages, gewild of ongewild de overhand krijgen.

Een nacht om te vliegeren moet je met aandacht lezen om niet de draad kwijt te raken. Toch lijkt de opzet heel overzichtelijk, het is een midzomernacht, het verhaal begint om 18:00 uur, het volgende hoofdstuk speelt tussen 19:00 en 20:00 en het laatste hoofdstuk draagt als titel 03:00. Hoeveel meer chronologie kun je wensen? Maar zoals niemand een dag leeft zonder dat het verleden daarop invloed heeft, zo hebben ook de verschillende personages een verleden dat hun daden tijdens de langste nacht mede bepaalt. In flashbacks krijgt de lezer iets mee van dat verleden. Het zijn vaak korte herinneringen, gedachteflitsen, waardoor het lang duurt voor je daaruit een samenhangend verhaal kan maken, en zelfs dan blijf je als lezer zitten met blinde vlekken.
Zonder de roman kort na te vertellen en daarmee het leesplezier weg te nemen voor wie eraan wil beginnen, toch iets over het verhaal. Op de eerste bladzijde komt negentienjarige Linde surfend over een flink meer aan bij een danig uit de kluiten gewassen huis. ‘Wie het huis voor het eerst zag, moest onwillekeurig denken aan een prehistorisch wezen dat zich tegen de flank van de heuvel te slapen had gelegd. Als men het naderde schubden er op onvoorspelbare plaatsen draconische torens tevoorschijn en werden lage uitbouwen zichtbaar, die als ontspannen ledematen langs de helling hingen.’ Dit zijn de eerste twee zinnen. Het huis is pas twintig jaar oud, gebouwd met het geld van een ondernemer die rijk geworden was met een soort superklutser voor in de keuken. Het ontwerp was van zijn echtgenote en net als zij, wild, hartstochtelijk en onstuimig.
Linde is te logeren gestuurd naar deze oom en tante., Ze heeft een schandelijk akkefietje achter de rug, haar ouders denken dat ze er eens uit moet en dat ze leuk zou kunnen opschieten met haar nichtje Asa, hoewel die vier jaar jonger is, wat op die leeftijd een flink verschil is. Al gauw verschuift het perspectief naar Asa die verschillende drama’s achter de rug heeft, het verlies van haar broer Alex en een stel verminkingen die het einde betekenden van haar rol als lief, bevallig meisje. Ze heeft zich in het hoofd gezet dat de vader de schuld van alles is. Alex is niet dood denkt ze, maar door de eisen van haar vader was hij gedwongen het huis te verlaten. Dat is nu vijf jaar geleden, maar hij zal zeker terugkomen. Wat er precies is gebeurd is niet helemaal duidelijk, omdat de herinneringen van Asa verre van betrouwbaar zijn. Ze waren aan het vliegeren en het huis had en heeft een balkon waarvandaan je heel goed vliegers kan oplaten. Het vliegeren kun je heel goed als een metafoor opvatten. Asa laat verschillende keren vallen dat deze midzomernacht heel geschikt is om te vliegeren.
De moeder is na het verlies van Alex nooit meer de oude geworden, al kan je bij wat dan wel ‘de oude’ was ook kanttekeningen zetten. De vader probeert alles, zijn gezin en zijn talloze relaties, bij elkaar te houden. Wat bepaald niet meevalt met de wraakzuchtige Asa die vast besloten is het jaarlijkse midzomernachtfeest drastisch te verstoren. Onder andere door de verzameling reptielen en slangen los te laten. En om Linde onschadelijk te maken. Terwijl Linde probeert op vriendschappelijke manier met Asa om te gaan, zich ook zorgen maakt over de moeder, haar tante, ziet Asa haar alleen als iemand die tussen haar vader en moeder tracht te komen. En haar vader die zich gedraagt als de beesten valt daar als een blok voor. Hier moet Asa optreden. Hoe dat ten slotte afloopt voor Linde is niet echt duidelijk. Goed, zou ik hopen, want zij leek mij een goede ziel te hebben. Inzicht in de vader kreeg ik niet en de twee andere hoofdpersonages hebben een verstoord beeld van de werkelijkheid. Bij de moeder leidt dit tot inertie en bij Asa tot een dadendrang die je op zijn allerzachtst ‘fout’ zou kunnen noemen.
Dan is er het personeel, een paar dozijn mensen, waarvan het hoofd van de keuken diezelfde avond bevalt van een zoontje, en waarvan de rest zeer ontevreden is over de werkomstandigheden. Wat ze ook laten merken.

Slangen en kaaimannen die dankzij Asa in de tuin terechtgekomen zijn, zorgen voor een chaos die behoorlijk uit de hand loopt. Voor de zekerheid keek ik nog op de achterflap, maar nee, ik heb niet meer prijsgegeven dan wat er in de flaptekst staat. Om te weten wat er gebeurt en vooral om je een beeld te vormen van de verschillende personages moet je het boek lezen en eigenlijk gelijk ook maar herlezen. Dan vallen allerlei kleine hints op hun plaats omdat je ze in verband kan brengen met wat je al weet van de eerste keer lezen. De tweede lezing is daarom niet een herhaling, maar een mooie aanvulling.