Tag Archives: Julian Barnes

Julian Barnes, Flauberts papegaai

2 sep

Julian Barnes - Flauberts papegaai-185x292Wat lees ik nu eigenlijk, vroeg ik me bij dit boek af en toe af. De achterflap was het wel eens met die twijfel. Moeilijk te classificeren, las ik daar, het is zowel een roman, een biografie, een literaire kritiek en een commentaar op deze drie vormen. Zelf had ik ook het idee van een omvangrijk essay over Flaubert, maar dan weer voor een belangrijk deel in de vorm van een roman. Er is namelijk een hoofdpersoon, Geoffrey Braithwaite. Hij is arts in ruste en heeft zich zijn leven lang verdiept in Flaubert. Nu hij weduwnaar is bezoekt hij de plaatsen waar Flaubert ooit kwam of leefde. Wat hij er vindt vergelijkt Braithwaite met wat hij in het werk van Flaubert heeft gelezen. En gelezen heeft hij. Van voor naar achter, van links naar rechts, lettend op de dieren die bij Flaubert belangrijk zijn, de reizen die hij maakte, zijn liefdes; nadat je alle romans van een auteur hebt gelezen en herlezen, kan je veel meer dan de traditionele commentaren schrijven. De dokter leest ook kritieken en biografieën. Zo komt hij terecht bij Enid Starkie die er uitgebreid bij stilstaat dat in Madame Bovary de ogen van de hoofdrolspeelster van kleur verschillen, op de ene bladzijde zijn ze bruin, op een andere diep zwart en weer ergens anders blauw. Het wordt een grappig hoofdstuk, waaruit blijkt dat Braithwaite aan dit soort wetenschappers een flinke hekel heeft en dat hij zelf niet op zulke details let onder het lezen.

De titel van het boekt komt rechtstreeks van een papegaai die in een museum staat en die op het bureau van Flaubert zou hebben gestaan. Het toont de speelsheid van Julian Barnes’ roman (om het boek toch maar even zo te noemen) dat de zoektocht naar de papegaai (stond hij werkelijk op de werktafel van Flaubert?) tot een centraal thema wordt gemaakt. Met een dikke knipoog, maar misschien wil het wel laten zien dat de concentratie op de papegaai je niet bij de kern van Flaubert brengt, net zoals allerlei diepgravende studies veel kunnen opleveren, zonder het hart van de schrijver bloot te leggen.

Intussen levert de zoektocht van Braithwaite een schat aan vrolijke informatie op. In een hoofdstuk Flaubert voor treinspotters zien we hoe deze over treinen dacht (hij haatte ze), ze gebruikte en hoe anders zijn leven verlopen zou zijn als er geen treinen waren geweest. In het hoofdstuk daarna, De Flaubert-apocriefen, gaat het o.a. over de mogelijke andere levens van Flaubert: wat als…? Een overdenking van Braithwait die begint bij de plannen die Flaubert in brieven beschreef, plannen en dromen uit de tijd voor ‘het echte leven’ begon. Ik herken het wel. Voor mijn twintigste nam een oudere man, mijn herinnering aan hem is vervaagd, me mee naar het gebouw aan de Witte de Withstraat, waar de NRC werd gemaakt en gedrukt. Ja, journalist worden, dat leek me toen wel wat. Het is een van de levens die ik niet heb geleefd. Dit is de basis van de gedachten van Braithwait over de mogelijke andere levens van Flaubert. Het zijn gedachten die ver weg staan van de aanpak van een biografie door de experts die academische studies van hun onderwerp hebben gemaakt. Met de ernst waarmee deze hun onderwerp opensnijden speelt Julian Barnes, via zijn personage dokter Braithwait een spelletje. Enid Starkie bestond trouwens echt en via Wikipedia vond ik een indrukwekkende pagina over haar leven en werk.

Wat je in de klassieke biografieën niet tegen zal komen is een hoofdpersoon met een gestorven vrouw, Ellen in dit geval, die overeenkomsten vertoont met Emma Bovary, die overigens ook met een dokter was getrouwd. De vraag blijft of je door de serieuze en degelijke biografie dichter bij de schrijver komt dan door een speels en geestrijk boek als Flauberts papegaai. Misschien is het ultieme inzicht in iemands leven wel even moeilijk te vangen als de papegaai die door Braithwait wordt nagezeten. Intussen staat wel vast dat Julian Barnes dit boek nooit had kunnen schrijven zonder een grondige studie van Flauberts leven. Wat het oeuvre aangaat, naast Madame Bovary komen o.a. aan bod: Salammbô, L’Éducation sentimentale, Bouvard et Pécuchet en de Dictionnaire des idées reçues.

Julian Barnes, Een geschiedenis van de wereld in 10 ½ hoofdstuk

20 sep

De wereldgeschiedenis van Julian Barnes is niet een alomvattende geschiedenis vanaf de eerste mensachtigen tot het jaar van de eerste druk, 1991. Barnes begin met de geschiedenis van de ark van Noach, verteld door een clandestien meegekomen houtworm. Dit schepsel heeft een kritische kijk op de Operatie Ark en geeft interessante aanvullingen op het verhaal. U dacht toch niet dat al die dieren in één ark pasten? In werkelijkheid ging het om een aantal schepen met diverse familieleden van Noach aan het roer. De houtworm geeft ook antwoord op vragen die ik me nog niet had gesteld: wat at de familie Noach eigenlijk? De houtworm en daarachter zijn bedenker, blijkt een originele bijbelkritische kijk op dit verhaal te hebben, waardoor ik regelmatig glimlachend aan het lezen was. Volgens de versie van onze houtworm liep Noach rond op goferhouten sandalen en hier en daar duiken meer goferhouten voorwerpen op. Goferhout? Het duurde een tijdje voor ik het opzocht. Het blijkt eenmaal voor te komen in Genesis als God Noach opdraagt een ark te bouwen van goferhout. Op de meeste internetvindplaatsen vind je dat het een onbekende houtsoort is, er blijkt een nieuwere bijbelvertaling te zijn, waar gekozen is voor pijnboomhout, en er is iemand die meent te weten dat het erg zacht hout was. De worm mengt zich niet in de discussie maar ziet overal dingen van goferhout.
Per hoofdstuk wisselt het perspectief, het continent soms; je valt in een totaal nieuw verhaal, maar al lezend ontdek je een rode draad. Opvallend veel zijn mensen onderweg per schip, niet steeds de beste schepen. Soms moeten ze zich zien te redden op een vlot omringd door hoge golven en allerhande gevaren. De mens eenzaam op de woeste wateren.
Sommige verhalen zijn op ware gebeurtenissen gebaseerd, zoals de tocht van het cruiseschip St. Louis dat met ruim negenhonderd joden aan boord in 1939 uit Duitsland vertrok. Ze zouden via Cuba naar de VS gaan, maar de toenmalige regering onder leiding van
Federico Laredo Brú kwam met nieuwe financiële eisen, de VS liet hen niet rechtstreeks toe en uiteindelijk voer het schip terug en loste, kort voor het uitbreken van WOII, een contingent vluchtelingen in Engeland, een aantal in Frankrijk en België en ongeveer 180 mensen in Nederland. Een deel van hen belandde toch in de vernietigingskampen. De lichte spot van het verhaal van Noach vind je hier niet meer terug.
In twee andere verhalen besluiten mensen (een fanatiek gelovige vrouw rond 1840 en een man die op de maan had gestaan en dacht daar een boodschap van God te hebben ontvangen) op weg te gaan naar de berg Ararat, waar de ark weer vaste grond onder de kiel gekregen zou hebben. Er zit een goede honderddertig jaar tussen die twee gebeurtenissen, maar in beide verhalen krijg je een aardige kijk op de hypergelovigen.
Lichtvoetig is weer het verhaal van Jona in de walvis. Hier is een ik-figuur aan het woord die het verhaal op waarschijnlijkheid uitrafelt, waardoor er niet veel van overblijft. Trouwens ook niet van “de god van het oostelijk deel van het Middellandse Zeegebied” die een reputatie had opgebouwd als vernietiger van zondige steden.

Ook de hoofdstukken die ik nog niet noemde passen thematisch in het geheel: de mens afgesloten van de anderen in een beperkte ruimte omgeven door gevaar. Er is een schip dat wordt overvallen door Arabische bezoekers met een eisenpakket; een verhaal dat sterk doet denken aan de gijzeling op de vroegere Willem Ruys, het cruiseschip dat als Achille Lauro in de buurt van Cyprus voer. En er is een verhaal over de schipbreuk van de Medusa, begin 1800, dat de schilder Géricault inspireerde tot een doek van ruim 35 vierkante meter over de overlevenden op een vlot.

Het totaal levert een kritisch, soms ironisch, soms ernstig beeld op van de mens in zijn lichtgelovigheid, zijn goed- en slechtheid, en zijn gekte. Dat laatste blijkt uit een oud proces tegen insecten en met name houtwormen en boktorren die zich aan een kerkgebouw hebben vergrepen.

Het halve hoofdstuk is een intermezzo, een essay over de liefde. Het tiende hoofdstuk bevat een droom van een ik die wakker wordt en zich in een democratische hemel blijkt te bevinden. Op een nieuwe en andere manier weet Barnes een totaal nieuw beeld te schetsen van het eeuwige leven.
Met zoveel verschillende invalshoeken is het een boek je met heel verschillende emoties leest.
Lang niet iedereen zal zo willen schrijven en lang niet iedereen kán zo schrijven. Julian Barnes die op 1 september 2012 de Europese Literatuurprijs kreeg voor zijn roman Alsof het voorbij is, is een uitstekend voorbeeld voor iedereen die zijn schrijven wil verbeteren.

Julian Barnes, Alsof het voorbij is

27 jul

Er is geen bepaalde volgorde in de boeken die ik lees. Niet na A de schrijver B die naar men zegt sterk door A is beïnvloed, of een reeks boeken met een zelfde thema. Het is wel zo dat ik zelf werd beïnvloed in mijn lezen door het laatste gelezen boek, Bekentenissen van Zeno, door Italo Svevo.
In beide gevallen is een oudere man aan het woord, een man die terugkijkt op zijn leven en probeert zijn eigen rol daarin te begrijpen, te verklaren, of beide. Daarmee houdt de vergelijking op. Terwijl Zeno schrijft als start van een psychoanalyse, is Julian Barnes’ hoofdpersoon geconfronteerd met een keten van gebeurtenissen die tijdens zijn middelbare schooltijd is begonnen. Ongeveer veertig jaar nadat hij zijn studie afrondde, krijgt hij een brief van een notaris, die er op indirecte manier de oorzaak van is dat hij contact opneemt met een jeugdliefde uit die periode. Intussen probeert hij, Anthony – voor de meesten Tony – Webster, een onderzoek te doen naar de geschiedenis en zijn eigen rol. Een onderzoek vanuit zijn eigen geheugen. Hij is zich wel bewust van de onbetrouwbaarheid daarvan, hoe iedereen zijn eigen geschiedenis onthoudt en verfraait tot hij op het laatst niet beter meer weet dan zo was het. Hier speelt het feit dat hij geschiedenis heeft gestudeerd een rol, plus sommige uitspraken van zijn toenmalige leraar. Webster is veel meer een denkend dan een voelend mens, daarbij is hij voorzichtig en risico mijdend, wat maakt dat hij op afstand van de meeste mensen blijft. En bleef, want het grootste deel van het verhaal zien we in retroperspectief.
Ik wil niet de plot van het verhaal weggeven. Toch wil ik iets zeggen over wat de werkwijze van de schrijver lijkt. Hij heeft een verhaallijn die misschien niet wereldschokkend is, maar toch zeker voor Tony een onverwacht einde heeft, om niet te zeggen een schokkend einde. Zelfs voor hij dit ten volle weet, wordt hij teruggevoerd naar de tijd tussen zijn zestiende en circa tweeëntwintigste en naar zijn hele houding in het leven. Het leidt tot grote twijfels. Aan de hand van Anthony laat Julian Barnes de relevante episoden herbeleven. Relevante gebeurtenissen, gedachten en overwegingen, want wat niet aan het verhaal bijdraagt, is er ook niet in terecht gekomen. Geen uitweiding te veel, en op zinsniveau geen woord te veel. Met 158 pagina’s is ook het geheel compact. Mij deed het na afloop onmiddellijk teruggaan naar de eerste pagina. Herlezend kwam ik een aantal vooruitwijzingen tegen, maar steeds zo subtiel dat ze bijdragen aan de knappe constructie, zonder iets te verraden over de afloop van het verhaal.
Er zijn talloze romans die voorbeelden zijn van hoe je een roman moet schrijven. Daarmee zeg ik de schrijvers die dit blog volgen niet, dat je dit of enig ander voorbeeld klakkeloos moet volgen. Het is wel de moeite waard om voor jezelf na te gaan, wat je in deze aanpak aanspreekt en inspireert. Julian Barnes werd voor deze roman in 2011 bekroond met de Man Booker Prize.