Ton van Reen, Zomerbloei

5 okt

De naam zei me niets, tot ik twee jaar geleden van Henk Mali het boek “Ton van Reen, Schrijver, verteller en wereldburger” kreeg. Als dat niet was gebeurd had ik Zomerbloei laten staan in het schap van Terre des Hommes, hoe mooi ook uitgevoerd, ingebonden, en met een gedeelte van een Klimt schilderij op de stofomslag. Er kwam bij dat ik op een cursus Levensverhalen een man had die in zijn eerste verhaal schreef over zijn tocht naar een internaat, een seminarie eigenlijk, zoals hij toevoegde. Niet elke cursist is direct een schrijver die geen tips meer kan gebruiken en delen uit Van Reens novelle leken mij goede voorbeelden. In Zomerbloei gaat een jongen van zestien uit Noord-Limburg naar een vakantiekolonie om aan te sterken van een longontsteking die hij net te boven is. We bevinden ons in de vijftiger jaren. De vakantiekolonie is in een door nonnen geleid instituut dat in de zomer leeg staat omdat de internaatskinderen zomervakantie hebben en thuis zijn. Het verhaal van 83 bladzijden wordt in de ik-vorm verteld door de jongen die ik net noemde. Hij vindt aansluiting bij Folko, die er van droomt naar Canada te emigreren en ervan overtuigd is daar te slagen en na korte tijd in een dikke Amerikaanse slee te zullen rondrijden, en bij het magere meisje Gemma, voor wie hij meer dan een zwak heeft. Gemma leeft te midden van de anderen teruggetrokken. Zij is verdiept in de roman Eenzaam avontuur van Anna Blaman en is gefascineerd door het idee van vrouwen die van vrouwen houden. Iets wat op de hoofdpersoon vooral verwarrend werkt. De ik weet niet goed wat hij met zijn gevoelens aan moet, Gemma is helemaal niet wat hij zich als ideaal had voorgesteld: een meisje met een vrolijk blozend gezicht en vormen die bij meisjes horen. Eigenschappen die eerder te vinden zijn in Shirley de verleidelijke dochter van een cafébaas uit Geleen. Zij ziet juist wel iets in de hoofdpersoon, maar tot zijn eigen verbazing kan hij zich niet losmaken van zijn gevoelens voor de ziekelijke Gemma.

Wat opvalt is de indeling in van het verhaal in korte tekstblokken, gescheiden door witregels. Is het een trucje, vroeg ik me af, maar bij het bekijken van de inhoud: hoe verspringt het verhaal tussen het ene en het volgende tekstblok, blijkt dat er steeds een verandering plaatsvindt, die een witregel rechtvaardigt. Ik heb de eerste drie bladzijden, en uit het midden de pagina’s 48 en 49 gescand voor de cursisten levensverhalen, waarbij ik vooral dacht aan de man die halverwege de vijftiger jaren naar het internaat in de buurt van Nijmegen ging.

Plaats een reactie